ECLI:NL:RBOBR:2013:6813
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.M. Tadic
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sluiting van een horecagelegenheid op basis van de Opiumwet na aantreffen van harddrugs
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecagelegenheid, vertegenwoordigd door eiser en zijn gemachtigde mr. I.P. Sigmond, en de burgemeester van de gemeente Heusden, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. B.J.P.G. Roozendaal en mr. A. Saakjan. De zaak betreft de sluiting van de Tequila Dancing Bar, gelegen aan [adres 1], op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De burgemeester heeft de onderneming gesloten voor de duur van een jaar, omdat bij een bezoeker een handelshoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting, maar het bezwaar is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat het Handhavingsbeleid van de gemeente Heusden niet kennelijk onredelijk is. De rechtbank overweegt dat de sluiting van de onderneming een reparatoire maatregel is, gericht op het herstel van de openbare orde, en dat de sluitingstermijn van een jaar niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de maatregel. Eiser heeft aangevoerd dat de sluiting disproportioneel is, omdat slechts één bezoeker cocaïne bij zich had en er geen klachten van omwonenden zijn. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en benadrukt dat de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant niet relevant is voor de vraag of sluiting noodzakelijk is.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.