ECLI:NL:RBOBR:2013:6862

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
01/839512-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen in zwembad met meerdere slachtoffers, waaronder kinderen, en belediging van verbalisanten

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met tien personen, waaronder drie kinderen onder de zestien jaar, in het zwembad Sportiom te 's-Hertogenbosch op 21 april 2013. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het betasten van de slachtoffers, wat door de rechtbank als ontuchtige handelingen werd gekwalificeerd. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk beledigen van verbalisanten tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol en GHB, zich ongepast heeft gedragen en heeft meerdere slachtoffers onzedelijk betast. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarbij de rechtbank geen TBS met dwangverpleging oplegde, ondanks de vordering van de officier van justitie. De rechtbank overwoog dat de feiten van relatief geringe ernst waren en dat de verdachte, hoewel hij een gevaar voor de maatschappij vormde, niet eerder was veroordeeld voor een zedendelict. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van 100 euro voor immateriële schade. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en de bescherming van de slachtoffers, terwijl ook de rehabilitatie van de verdachte in overweging werd genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/839512-13
Datum uitspraak: 17 december 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 juni 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer 1]
(geboren op [2001]) en/of[slachtoffer 2] (geboren op [2003])
en/of [slachtoffer 3] (geboren op [1999]), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het knijpen in en/of betasten van
de billen en/of het kruis en/of de geslachtsdelen, in elk geval het lichaam
van een of meer van voornoemde personen;
hij op of omstreeks 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), bestaande uit het knijpen in en/of betasten van de
billen en/of het kruis en/of de geslachtdelen, in elk geval het lichaam van
een of meer van voornoemde perso(o)n(en) en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds verrichten van voornoemde ontuchtige
handeling(en);
hij op of omstreeks 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 11] (geboren op [2005])), in het
gezicht, in elk geval tegen het hoofd, heeft geslagen, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk beledigend
(een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 12] (brigadier van politie) en/of [slachtoffer 13]
(hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening en/of in diens/dier tegenwoordigheid
mondeling heeft toegevoegd de woorden "krijg de kanker, kankerwouten", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Bronnen.
I. Een dossier van de politieregio Brabant-Noord, registratienummer PL21T4 2013053946, afgesloten d.d. 18 juni 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 170. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van de politieregio Brabant-Noord, nummer PL21T4 2013040522-25, d.d. 1 juli 2013, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
III. Een verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris in het kader van de inbewaring-
stelling d.d. 24 april 2013.
IV. De verklaring van verdachte ter zitting van 9 december 2013.
V. Een akte van geboorte van [slachtoffer 1].
VI. Een akte van geboorte van[slachtoffer 2].
VII. Een akte van geboorte van [slachtoffer 3].
VIII. Een akte van geboorte van [slachtoffer 11].
De verdenking.
Verdachte wordt beschuldigd van - kort gezegd - het plegen van ontuchtige handelingen bij tien personen, waarvan drie kinderen onder de leeftijd van zestien jaren. De ontuchtige handelingen bestonden uit het betasten van de billen en/of de geslachtsdelen van de diverse slachtoffers. Voorts zou verdachte een jongen van 7 jaar hebben geslagen en verbalisanten hebben beledigd. Een en ander heeft plaatsgevonden op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom te ’s-Hertogenbosch.
Het standpunt van de officier van justitie.
Alle feiten kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Feiten 1 en 2 zijn middels schakelbewijs te bewijzen.
Feit 3 kan worden bewezen, met uitzondering van het bekomen van letsel.
Feit 4. Er is in strijd met de ambtsinstructie overgegaan tot de inzet van pepperspray. Het
is niet volstrekt helder of de tenlastegelegde belediging vóór of na de aanhouding of de inzet van pepperspray is geuit. Het is dan ook betwistbaar dat de verbalisanten ten tijde van de belediging in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Een en ander zou tot vrijspraak dienen te leiden dan wel tot strafvermindering.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang
.
Aanhouding verdachte en belediging verbalisanten.
1.
Verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zijn op 21 april 2013 omstreeks 14:00 uur ter plaatse in Sportiom te ’s-Hertogenbosch in verband met een man die onder invloed van alcohol en drugs verkeert en weigert het zwembad te verlaten. Zij vernemen van [persoon 1] (manager van het zwembad) dat twee mannen een woorden- wisseling hadden en dat hij hen had aangesproken. Tijdens dit gesprek bemerkte hij dat een van de mannen behoorlijk naar alcohol rook. [persoon 1] deelde de mannen mede dat zij het zwembad moesten verlaten. Het bleken twee broers te zijn, [persoon 2] en [verdachte]. [persoon 2] voldeed aan het verzoek, doch [verdachte] niet. [verdachte] gedroeg zich geïrriteerd en liep terug naar het zwembad. [verdachte] rook naar het inwendig gebruik van alcohol. [persoon 1] deelde [verdachte] mede dat hij de politie zou bellen als hij terug het zwembad in zou gaan. [persoon 1] zag [verdachte] het zwembad inlopen en belde daarop de politie. [persoon 1] werd kort hierop door meerdere badgasten aangesproken, dat ze onzedelijk waren betast en hierbij wezen ze in de richting van [verdachte]. Verbalisanten lopen na het aanhoren van het verhaal van [persoon 1] in de richting van het zwembad. In het zwembad vernemen zij van [persoon 1] dat de man zich in de zwemgrot bevindt. Hij zou een fors postuur hebben en een blauwkleurige ‘Barcelona’ zwembroek dragen. Aangekomen bij de grot ziet verbalisant [verbalisant 5] een man die aan dit signalement voldoet. Tevens ziet hij dat deze man door medewerkers van het zwembad wordt aangewezen. Als verbalisant [verbalisant 5] tegen hem zegt dat hij is aangehouden, begint de man (hierna: telkens verdachte) te lachen en zwemt hij de grot in. Tijdens de zoekactie naar de verdachte worden verbalisanten door meerdere bezoekers aangesproken met de mededeling dat een man met een fors postuur en blauwe zwembroek hen onzedelijk heeft betast. Al deze personen wijzen daarbij naar verdachte in de zwemgrot. Verbalisanten roepen verdachte meerdere keren aan dat hij uit het water moet komen. Hij voldoet hier niet aan. Nadat een extra eenheid ter plaatse is gekomen, wordt de zwemgrot door verbalisanten omsingeld. Verdachte wordt uiteindelijk aangehouden. Na de aanhouding worden alle vermeende slachtoffers van aanranding verzocht zich bij verbalisanten te melden. In dit verband melden zich onder meer: [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 11], [slachtoffer 5]. [slachtoffer 6], [slachtoffer 8], [slachtoffer 7]. [slachtoffer 9], [slachtoffer 4].
(bron 1, blz. 30-33)
2.
De in uniform geklede en met surveillance belast zijnde verbalisanten [slachtoffer 12] (brigadier van politieregio Brabant-Noord) en [slachtoffer 13] (hoofdagent van politieregio Brabant-Noord) reageren op 21 april 2013 om 14:05 uur op een melding om naar het Sportiom te ’s-Hertogenbosch te gaan. Zij relateren vervolgens het volgende.
‘Aldaar waren collega’s bezig om een aanhouding te verrichten van een man welke niet uit het zwembad wilde komen. Ter plaatse hoorden wij vanuit het grotgedeelte van het zwembad een hoop geschreeuw. Wij hoorden een man roepen: ‘Kankerwouten kom mij maar halen’. Wij stonden aan de linkerzijde van zwembad en hadden goed zicht op de grotten. Wij hoorden dat de man roepen: ‘Krijg de kanker, kankerwouten.’ De man riep dit met zeer luide stem en het was zeer druk met badgasten die dit hoorden. Wij voelden ons in onze eer en goede naam aangetast.’
(bron 1, blz. 28).Genoemde verbalisanten hebben de man om 14:14 uur aangehouden. De man gaf op te zijn genaamd [verdachte].
(bron 1, blz. 20)
2.1
Verdachte verklaart bij de politie dat hij ‘Kankerlijers, wat komen jullie nou doen, ik heb niets gedaan’ tegen de agenten heeft gezegd.
(bron I, blz. 152)
Ten overstaan van de rechter-commissaris verklaart verdachte dat hij zoiets als ‘kanker-wouten’ tegen de verbalisanten heeft gezegd.
(bron III).
Onzedelijke handelingen.
3.
[getuige 1] is op 21 april 2013 met een vriendin in het zwembad van Sportiom.
Zij verklaart dat zij omstreeks 12:30 uur door een jongen werden aangesproken met de opmerking: ‘Hé lekkere of mooie meiden.’ De jongen liep ook nog achter hen aan en maakte daarbij opmerkingen. De jongen droeg een blauwe, losse zwembroek met pijpen.
Hij was groot, een beetje fors en hij had een bruin kleurtje. De jongen bleef rondcirkelen in de grot. De badmeesters kregen hem er niet uit. Toen hij uiteindelijk uit het water was, zag
[getuige 1] dat het de jongen was die hen eerder had aangesproken. [getuige 1] verneemt kort daarop van een vrouw dat die jongen met zijn handen over haar lichaam naar beneden was gegaan en haar bij de kont had gepakt. Volgens die vrouw had de jongen daarbij: ‘mmm, lekker’ gezegd.
(bron 1, blz. 132-133)
4.
De hiervoor onder 1. genoemde [persoon 1] (manager zwembad) omschrijft [verdachte] als een grote, forse kerel, zonnebankbruin, mollig sportief. Hij droeg voorts een voetbal- broekje van FC Barcelona. [persoon 1] legt een USB stick over met beelden van een onderwatercamera in de zwemgrot van 21 april 2013 van 13:44 uur en 13:47 uur. Volgens [persoon 1] is hierop te zien dat [verdachte] twee meisjes in de billen knijpt.
(bron 1, blz. 129)
5.
[slachtoffer 1]vertelt tegen verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] dat zij 11 jaar is en dat de man met zijn hand aan haar bil had gezeten. Verbalisanten zien dat [slachtoffer 1] hierbij met haar hand naar haar bil gaat, haar hand ter hoogte van de bilnaad legt en vervolgens op en neer gaat met haar hand bij de bilnaad.
(bron 1, blz. 36)
5.1
[persoon 3] is de moeder van [slachtoffer 1] en doet op 22 mei 2013 namens haar dochter aangifte. Zij verklaart hierbij onder meer dat zij van [slachtoffer 1] heeft gehoord dat zij op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom in ’s-Hertogenbosch door een rare man bij haar billen was gepakt terwijl zij met haar vriendinnetje in zwembad was. Er was gelijk een badjuffrouw naar haar toe gekomen en die zei tegen haar: ‘Zag ik dat nu goed?’, hetgeen door [slachtoffer 1] werd beaamd. [slachtoffer 1] zwom ten tijde van dit incident bij de grot. [persoon 3] verklaart dat [slachtoffer 1] onder meer een geruite bikini heeft. [persoon 3] herkent op een print van een foto die onder water is gemaakt
(bron 1, blz. 137)het bikinibroekje
van [slachtoffer 1]. [persoon 3] ziet voorts daarop dat het meisje qua lichaamsbouw haar dochter [slachtoffer 1] kan zijn.
(bron 1, blz. 39-41)
5.2
Verbalisant [verbalisant 8] heeft de onderwaterbeelden van de zwemgrot bekeken.
Hij ziet hierop het onderlichaam (tot de nek) van twee meisjes met een geschatte leeftijd
van 9 á 13 jaar. Verbalisant heeft van deze beelden slapshots gemaakt, dit zijn foto’s van fragmenten filmbeeld. Verbalisant ziet dat het ene meisje een geruit boxershort en het bovenstuk van een bikini draagt. Het andere meisje draagt een lichtblauwe bikini
.Op enig moment is de achterkant van een volwassen mannenlichaam zichtbaar. De man draagt een donkerblauw kort broekje. Op het moment dat de man in beeld komt, is op de beelden (niet op de foto’s) de datum 21/04/2013 en de tijd 13:45:21 uur te zien. Vervolgens is te zien dat de man zijn rechterhand op de billen van het meisje met de geruite boxershort legt, over de kleding. Hierna is te zien dat de man zijn hand van het meisje afhaalt
.Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 23 april 2013 twee foto’s gemaakt van de broek van verdachte en vergelijkt deze broek met de broek van de man in het water. Verbalisant ziet meerdere opvallende overeenkomsten tussen de broek van de man in het water en de broek op genoemde foto’s.
(bron I, blz. 137-142)
5.3
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de foto’s bekeken die behoren bij de hiervoor onder 5.2 uitgeschreven bevindingen van verbalisant [verbalisant 8]. Verbalisant ziet hierop dat één meisje een donker geruite zwembroek (soort boxershort) draagt en dat een man van achter aan de billen van dat meisje zit. Verbalisant herkent na het zien van de foto’s de zwembroek van een meisje dat hij op 21 april 2013 te woord heeft gestaan naar aanleiding van een aantal incidenten in het Sportiom. Het meisje had daarbij opgegeven te zijn genaamd [slachtoffer 1], geboren op [2001].
(bron 1, blz. 143)
5.4
[slachtoffer 1] is geboren op [2001].
(bron V)
5.5
Als verdachte met de onder 5.2 genoemde en beschreven foto’s wordt geconfronteerd, verklaart hij: ‘Ik heb de foto’s in het dossier gezien en daar schrok ik wel van. Dat ik met mijn handen aan billen zit.’ Op de vraag hoe een en ander er uit ziet, bewust of onbewust, antwoordt verdachte: ‘Ja weet ik niet, niet goed. Ja, bewust denk ik. Ja, ik heb dat gedaan, dus dat zal wel. Ik kan moeilijk bewijzen van niet.’ (bron II, blz. 2). Ter zitting verklaart verdachte in dit verband dat het zwart op wit staat en dat hij dat dan ook wel zal hebben gedaan.
(bron IV)
6.
[persoon 4] doet op 24 april 2013 aangifte namens haar 10-jarige zoontje
[slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] had op 21 april 2013 een kinderfeestje in Sportiom in ’s-Hertogenbosch. [slachtoffer 2] vertelde zijn moeder dat hij in de grot van het zwembad door een rare man in zijn kruis
was gegrepen en van diezelfde man een elleboogstoot had gekregen. De man had een bruine huid.
(bron I, blz. 72)
6.1
[slachtoffer 2] verklaart dat hij die dag met meerdere vriendjes, waaronder [slachtoffer 11], in het zwembad aan het zwemmen was. [slachtoffer 2] droeg een zwembroek. [slachtoffer 2] zag dat een man vanaf de kant van de rotsen in het water sprong en naar hem toe zwom. De man raakte [slachtoffer 2] daarbij met zijn elleboog tegen de neus. Toen [slachtoffer 2] uit de grot kwam zwemmen, zag hij die man weer. De man stond met de rug naar [slachtoffer 2] toegekeerd en deed zijn arm naar achteren. [slachtoffer 2] voelde vervolgens dat de man zijn piemel en ballen vastpakte. De man maakte hierbij een knijpende beweging. [slachtoffer 2] heeft gezien dat [slachtoffer 11] van dezelfde man een klap in het gezicht heeft gekregen
(zie hierna verder onder 16.2).Op enig moment moest iedereen uit het water. De bewuste man werd door de politie opgepakt.
(bron I, blz. 77-78)
6.2
[slachtoffer 11] vertelt tegen verbalisant [verbalisant 9] dat hij op 21 april 2013 omstreeks 13:30 uur in de grotten van het zwembad van Sportiom aan het zwemmen was. Hij had daar een kinderfeestje. [slachtoffer 2] was er ook. [slachtoffer 11] kreeg bij de grotten onenigheid met een man. Deze man gaf hem een klap
(zie hierna verder onder 16.1).Kort daarop zwom [slachtoffer 11] met zijn vriendjes bij de grotten. Hij zag daar diezelfde man. Hij zag dat de man langs [slachtoffer 2] liep en met zijn rechterarm richting het kruis van [slachtoffer 2] greep. [slachtoffer 11] hoorde later van [slachtoffer 2] dat de man in zijn kruis had gegrepen
.De man was een beetje dik en had een lichtbruine huidskleur, aldus [slachtoffer 11].
(bron I, blz. 57-58)
6.3
[slachtoffer 5] (38 jaar) was aanwezig op een kinderfeestje in het zwembad. Op enig moment vernam zij van [slachtoffer 2] dat een meneer aan zijn kruis had gezeten
. (bron I, blz. 64 bovenaan, en blz 65 midden)
6.4
[slachtoffer 2] is geboren op [2003].
(bron VI)
7.
[persoon 6] doet op 8 mei 2013 aangifte namens haar 13-jarige dochter
[slachtoffer 3]. Het incident heeft plaatsgevonden op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom te
’s-Hertogenbosch. [slachtoffer 3] vertelde dat de man die tijdens het zwemmen aan haar been en muis had gezeten, was gearresteerd. De man had zijn hand op een van haar knieën gelegd
en ging toen met zijn hand, via het bovenbeen, naar haar muis. Aangeefster bedoelt hiermee de vagina. Daarna was de man weggezwommen. Hij had nog geknipoogd naar [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] droeg een voetbalbroekje en een bikinitopje. Volgens [slachtoffer 3] was de man zonnebankbruin en stonden zijn ogen raar, alsof hij aan de drugs zat. [slachtoffer 3] vertelde dat de bewuste man door de politie was gearresteerd.
7.1
[slachtoffer 3] verklaart dat zij op 21 april 2013 in de grot van het Sportiom aan het zwemmen was. Er zwom een jongen langs haar. Deze jongen ging voor haar staan en draaide zich om. De jongen pakte haar een beetje vast. Hij wreef over haar vagina en keek haar daarbij aan. [slachtoffer 3] zag dat de jongen met zijn rechterhand haar vagina aanraakte en dat hij met zijn hand omhoog ging. De jongen knipoogde naar haar en zwom weg. De jongen had een zonnebankkleurtje en hij droeg een gekleurd voetbalbroekje. [slachtoffer 3] heeft gezien dat de jongen niet uit het zwembad wilde komen. Hij wilde niet mee met de politie
. (bron I, blz. 113-114)
7.2
[slachtoffer 3] is geboren op [1999].
(bron VII)
8.
[slachtoffer 7](47 jaar) doet op 22 april 2013 aangifte. Zij was op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom en droeg een badpak. [slachtoffer 7] bevond zich op een tijdstip na 13:00 uur in de grotten. Er kwam een man aan haar rechterzijde aangezwommen. [slachtoffer 7] voelde dat de man haar been streelde. Zij voelde dat hij met zijn hand vanaf haar rechter knieholte naar boven streelde tot over haar rechter bil. Zij hoorde dat hij ‘mmmmm’ zei. De man was zonnebankbruin en had een buikje.
(bron I, blz. 44-45)
9.
[slachtoffer 4](20 jaar) doet op 22 april 2013 aangifte. Zij bevond zich op 21 april 2013 vanaf 11:50 uur in het zwembad Sportiom. Zij droeg een bikini. Toen zij omstreeks 13:00-13:30 uur uit het water wilde lopen, zag zij een man vanuit het zwembad naar haar toe komen. De man kneep haar vervolgens in haar kont. [slachtoffer 4] had dezelfde man eerder die dag tegen kluisjes aan zien schoppen. De man was een beetje breed en zonnebankbruin. De ogen van de man stonden helemaal strak. De politie heeft de bewuste man later aangehouden.
(bron I, blz. 49-51)
10.
[slachtoffer 5](38 jaar) doet op 23 april 2013 aangifte. Zij was aanwezig op een kinderfeest in het zwembad. Zij was aan het zwemmen bij de grotten. Zij droeg een badpak. Dat was ergens tussen 13:00 en 13:15 uur. Toen zij op met de voorkant van haar lichaam tegen een muurtje aanleunde, voelde zij dat er iemand aan haar bil zat. Dit duurde een paar seconden. Het was friemelen. Zij draaide zich om en zag een man van haar wegzwemmen. De man keek haar aan en lachte naar haar. Het was een grijns. De man zwom verder de grotten in. Er was op dat moment niemand anders in haar buurt. De man was best bruin. Kort daarop werd zij aangesproken door [slachtoffer 11] en [slachtoffer 2] over
een man die hen zou hebben geslagen en betast. De man is uit het zwembad gehaald.
(bron I, blz. 63- 65)
11.
[slachtoffer 10](20 jaar) doet op 26 april 2013 aangifte van een incident op 21 april 2013, in de vroege middag, in het zwembad Sportiom te ’s-Hertogen-bosch. Zij was daar samen met haar vriend aan het zwemmen. Zij droeg een bikini. Toen
zij op enig moment aan het zwemmen was bij de grotten, voelde dat zij er iemand aan haar billen zat. Ze voelde een knijp in haar linker bil. Zij keek om en zag een man achter haar zwemmen. De man zwom achteruit op zijn rug weg en keek raar. De man had een getinte huidskleur. Hij werd later door de politie aangehouden. [slachtoffer 10] heeft haar vriend verteld dat zij door iemand in haar billen was geknepen.
(bron I, blz. 80-82)
11.1
[persoon 7]is de vriend van aangeefster [slachtoffer 10]. Hij was op 21 april 2013 samen met zijn vriendin in zwembad Sportiom. Toen zij bij de grotten waren, hoorde hij zijn vriendin vragen of hij haar in de kont had geknepen. [persoon 7] zag op dat moment een man wegzwemmen. [persoon 7] had zijn vriendin niet in de kont geknepen.
(bron I, blz. 85-86)
12.
[slachtoffer 9](19 jaar) doet op 6 mei 2013 aangifte van een incident op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom te ’s-Hertogenbosch. Zij was met haar vriend [persoon 8] aan het zwemmen rond 13:00 uur. Zij droeg een bikini. Zij zag een man raar aan het plonzen. Toen zij rond 14:00 uur bij een trapje stond, kneep deze man haar in de kont. Zij had hem niet zien aankomen. De man zwom hierop verder. De betreffende man was zonnebankbruin en gespierd. Hij droeg een langere zwemshort.
12.1
[persoon 8] verklaart dat hij samen met zijn vriendin [slachtoffer 9] aan het zwemmen was in het Sportiom. Er was een man in de richting van zijn vriendin aan het springen. Dit ging gepaard met een hoop gespetter en gedoe. Toen zij bij het trapje
waren, nabij een grottenstelsel, vernam hij van zijn vriendin dat diezelfde man aan haar
kont had gezeten. [persoon 8] heeft gezien dat deze man aan een jong meisje heeft gezeten. De man zat met zijn hand aan de kont/onderrug van het meisje en maakte daarbij een knijpende beweging. De betreffende man werd uit het bad gehaald en opgepakt door de politie.
(bron I, blz. 93-96)
13.
[slachtoffer 6](16 jaar) doet op 13 mei 2013 aangifte van een voorval op 21 april 2013 in Sportiom te ’s-Hertogenbosch. [slachtoffer 6] was daar aan het zwemmen. Hij droeg een zwemshort. Toen hij rond 14:00 uur in het grotgedeelte was, zwom er iemand achter hem langs. [slachtoffer 6] voelde dat diegene hem in zijn kont kneep. Hij hoorde voorts diegene tegen hem zeggen dat hij een lekkere kont had. Dezelfde man werd later door de politie mee-genomen.
(bron I, blz. 116-117)
14.
[slachtoffer 8](32 jaar) doet op 27 mei 2013 aangifte van een voorval op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom te ’s-Hertogenbosch. Zij was aan het zwemmen in een soort grot. Zij droeg een badpak. Er kwam haar een man tegemoet gezwommen. Deze man kneep haar gericht in haar linker bil. De man stonk naar drank en zwom wild en onhandig in zijn bewegingen. De man was gebruind en had een stevig postuur. Hij had een rare blik in zijn ogen.
(bron I, blz. 124-125)
15.
Verdachteverklaart bij de politie dat hij samen met zijn broer in Sportiom was en dat hij teveel GHB en alcohol had ingenomen. Hij weet van zichzelf dat alcohol en GHB elkaar versterken. Hij kent dan niet langer zijn grenzen en denkt dat hij alles aan kan. Dat was afgelopen zondag
(21 april 2013; rechtbank)ook zo. Hij heeft zich toen op enig moment ook nog op de wc afgetrokken, omdat hij geil was. Hij is op enig moment de grotten ingezwommen en heeft tijdens het zwemmen mensen aangeraakt. Hij droeg een kort broekje van Barcelona met diverse kleuren. Hij is op enig moment uit het zwembad gesleurd en aangehouden
(bron I, blz. 145, 146, 150, 158, 159, 161, 167). Verdachte bevestigt in een aanvullende verklaring dat hij tijdens het zwemmen meerdere mensen heeft aangeraakt, mannen en vrouwen. Verdachte heeft spijt van alle dingen die hij heeft gedaan. Volgens hem zal er in de meeste gevallen wel iets van waarheid in zitten. Hij wou dat het allemaal niet gebeurd was.
(bron II). Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op ruwe wijze
heeft rondgezwommen en hij heus wel iets gedaan zal hebben wat niet door de beugel kan.
Hij had veel alcohol en GHB ingenomen. (bron IV).
mishandeling [slachtoffer 11]
16.
[persoon 9] doet op 22 april 2013 namens haar 7-jarige zoon
[slachtoffer 11]aangifte van mishandeling. [slachtoffer 11] was op 21 april 2013 in het zwembad Sportiom te
’s-Hertogenbosch en is daar door een man geslagen. (bron I, blz. 55-56)
16.1
[slachtoffer 11] vertelt aan verbalisant [verbalisant 9] dat hij zich op 21 april 2013 in de grotten van het zwembad van Sportiom bevond. Er kwam een man op hem afgelopen en die zei tegen hem: ‘Het zwembad is van mij en als je er niet uitgaat, dan geef ik jou een klap.’ [slachtoffer 11] heeft daarop teruggezegd dat het zwembad van iedereen was. Toen zag [slachtoffer 11] dat de man zijn rechterarm omhoog bewoog en met zijn rechterhand een vuist maakte. Vervolgens zag hij dat de man met die arm naar zijn gezicht uithaalde [slachtoffer 11] voelde dat hij met die hand een klap tegen zijn voorhoofd kreeg. Dit deed pijn. (
bron I,
blz. 57) (zie hiervoor ook onder 6.2)
16.2
[slachtoffer 2] heeft gezien dat zijn vriendje [slachtoffer 11] door de man in het gezicht werd geslagen. Hij hoorde later van [slachtoffer 11] dat die man tegen hem had gezegd: ‘Het zwembad is van mij, ga weg,’ waarop [slachtoffer 11] zei: ‘Het zwembad is van iedereen.' Vervolgens kreeg hij een klap.
(bron I, blz. 77) (zie hiervoor ook onder 6.1)
16.3
[slachtoffer 5] (38 jaar) was aanwezig bij het kinderfeestje in het zwembad. Op enig moment vernam zij van [slachtoffer 11] dat hij op zijn hoofd was geslagen. Er kwam een man naar hem toe, die zei dat [slachtoffer 11] eruit moest, omdat het zijn zwembad was. [slachtoffer 11] zei dat het zwembad van iedereen was en kreeg toen een klap op zijn bol van die man. [slachtoffer 11] wees naar de bovenkant van zijn bol.
(bron I, blz. 65)
16.4.
[slachtoffer 11] is geboren op [2005].
(bron VIII)
16.5
Verdachte kan zich herinneren dat hij in het zwembad een woordenwisseling heeft gehad met een jongen.
(bron I, blz. 162 bovenaan)
Conclusies rechtbank.
t.a.v. feit 1, feit 2 en feit 3.
De rechtbank acht op grond van de voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd-
de hierna bewezenverklaarde ontuchtige handelingen heeft verricht en [slachtoffer 11]
heeft mishandeld.
De rechtbank overweegt voor wat betreft het ontuchtige karakter van het knijpen in de billen het navolgende.
Naar vaste jurisprudentie worden enkel gedragingen van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm aangemerkt als ontuchtige handelingen. Hoewel het knijpen in de billen op zichzelf bezien niet zonder meer de seksuele component van een ontuchtige hande- ling omvat, oordeelt de rechtbank dat daarvan in de gegeven context wel degelijk sprake is. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende omstandigheden:
-verdachte verkeerde ten tijde van zijn handelingen onder invloed van GHB, een naar
algemene ervaringsregels bekend staand lustopwekkend middel, waarvan verdachte
naar eigen zeggen overmoedig en geil wordt, hetgeen wordt onderstreept door het
zichzelf in de wc van het zwembad aftrekken;
-verdachte heeft de slachtoffers in de billen geknepen, terwijl zij zich in het zwembad
bevonden met enkel zwemkleding aan;
-behalve dat verdachte de diverse slachtoffers in de billen heeft geknepen, heeft hij
slachtoffer[slachtoffer 2] in het kruis geknepen en slachtoffer [slachtoffer 3] over de vagina
gewreven, zijnde handelingen die ontegenzeggelijk een seksuele strekking
en daarmee een ontuchtig karakter hebben.
Tot slot overweegt de rechtbank dat het op onverhoedse wijze knijpen in de billen volgens bestendige jurisprudentie wordt aangemerkt als een feitelijkheid in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, waardoor sprake is van dwang.
t.a.v. feit 4.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor onder 2 en 2.1 uitgeschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte verbalisanten [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] verbaal heeft beledigd, zoals hierna te melden.
Het verweer van de raadsman dat de betrokken verbalisanten niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren, wordt door de rechtbank verworpen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13]
volgt ondubbelzinnig dat verdachte eerst werd gepeperd nádat hij genoemde verbalisanten reeds verbaal had beledigd. De gestelde overtreding van de geweldsinstructie bij de inzet
van de pepperspray, tast dan ook op geen enkele wijze het bestanddeel ‘in de rechtmatige uitoefening van hun bediening’ aan. Voorts doet in dit verband niet terzake of verdachte
(de geüniformeerde) verbalisanten heeft beledigd vóórdat of nádat hem te verstaan werd gegeven dat hij was aangehouden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer 1] (geboren op [2001]) en
[slachtoffer 2] (geboren op [2003]) en [slachtoffer 3] (geboren op [1999]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het knijpen in en/of betasten van de billen en/of het kruis en/of de geslachtsdelen van voornoemde personen.
op 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch, door een feitelijkheid [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10]
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het knijpen in en/of betasten van de billen van voornoemde personen en bestaande die
feitelijkheid uit het onverhoeds verrichten van voornoemde ontuchtige handelingen.
op 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een
persoon, te weten [slachtoffer 11] (geboren op [2005]), tegen het hoofd
heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
op 21 april 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 12] (brigadier van politie) en [slachtoffer 13] (hoofdagent van politie), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening en in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "krijg de kanker, kankerwouten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.(bijlage)
Er liggen twee gedragsdeskundige rapportages met afwijkende adviezen. De psycholoog adviseert een TBS met dwangverpleging en de psychiater een TBS met voorwaarden. Het in dat verband opgestelde maatregelrapport bevat onder meer als voorwaarde een klinische behandeling bij FPK De Beuken van Hoeve Boschoord. Ter zitting is gebleken
dat er weliswaar een positief intakegesprek heeft plaatsgevonden, doch dat er sprake is van een wachtlijst van ongeveer zes maanden voordat verdachte kan instromen. Gelet op deze onzekerheid en met inachtneming van het door de gedragsdeskundigen geschetste persoon-lijkheids- en verslavingsproblematiek en het als hoog ingeschatte recidivegevaar is de navolgende vordering passend en geboden:
-een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
-TBS met dwangverpleging (gemaximeerd).
Het standpunt van de verdediging.
De relatief geringe ernst van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen rechtvaardigt geen TBS met dwangverpleging. Een TBS met voorwaarden is veeleer op
zijn plaats. Dat wordt ook door psychiater Nijdam geadviseerd en er ligt inmiddels een maatregelrapport. Verdachte is bereid om behandeld te worden en FPK De Beuken
van Hoeve Boschoord wil hem opnemen. Dat er bij genoemde FPK sprake is van een
wachtlijst van zes maanden, brengt niet zonder meer met zich dat het traject van
een TBS met voorwaarden definitief wordt afgesneden. Het onderzoek dient te worden
geschorst in afwachting van een concrete instroomdatum bij FPK De Beuken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een zwembad tien personen, waarvan drie kinderen onder de leeftijd van zestien jaren, onzedelijk betast. Zijn handelingen hebben hierbij bestaan uit het knijpen in
de billen van acht slachtoffers, het wrijven over de vagina van een meisje en het knijpen in het kruis van een jongen. Daarnaast heeft hij een jongen van 7 jaar een klap gegeven. Verdachte heeft door deze handelingen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Zijn handelen heeft onrust veroorzaakt bij alle badgasten. Verdachte heeft zich om dit alles niet bekommerd. Verkerend onder invloed van GHB en alcohol was hij enkel gericht op zijn eigen belevingswereld, dit terwijl hij wist dat het gecombineerde gebruik van genoemde middelen een negatieve en grensoverschrijdende werking op zijn gedrag had. Dit laatste kwam tot slot nog tot uiting door het uitschelden van inmiddels gealarmeerde verbalisanten. De rechtbank stelt in dit verband nog vast dat verdachte in een proeftijd liep van eerdere veroordeling vanwege onder meer een belediging van verbalisanten en een bedreiging.
In matigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de relatief geringe ernst van de door verdachte, telkens over de zwemkleding van de slachtoffers, gepleegde ontuchtige handelingen, waarbij feitelijk sprake is van één aaneengesloten reeks van zeer vluchtige incidenten. Eveneens zal de rechtbank in in matigende zin meewegen dat verdachte nooit eerder vanwege een zedendelict is veroordeeld en dat hij door gedragsdeskundigen drs. M. van Heteren (GZ-psycholoog) en J.R. Nijdam (psychiater) als verminderd toerekenings-vatbaar wordt beschouwd terzake de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst en aard van het bewezen verklaarde en de wijze waarop een en ander heeft plaatsgevonden, voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Zoals hiervoor reeds aangegeven, heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportages van gedragdeskundigen drs. M. van Heteren d.d. 24 september 2013 (GZ-psycholoog) en J.R. Nijdam (psychiater) d.d, 26 september 2013. Beide gedragsdeskundigen stellen - kort gezegd - dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geest-vermogens en een ziekelijke stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheids-
stoornis. Voorts is sprake van ernstig misbruik en afhankelijkheid van alcohol en GHB.
Verdachte dient met betrekking tot de ten laste gelegde feiten als verminderd toerekenings- vatbaar te worden beschouwd. Door de psychiater en de psycholoog wordt de recidivekans als hoog tot zeer hoog ingeschat. Om de recidivekans te verkleinen, is een zeer langdurige behandeling in klinisch verband noodzakelijk, waarbij zowel de beveiliging als de zorg veel vraagt van de instelling. De deskundigen komen echter niet tot een eensluidend advies. Deskundige Nijdam adviseert een TBS met voorwaarden met een klinisch behandeldeel. Deskundige Van Heteren vreest echter dat verdachte in dat kader (TBS met voorwaarden) wordt overvraagd en zich niet zal kunnen houden aan de voorwaarden. Zij pleit dan ook voor een TBS met dwangverpleging.
De rechtbank deelt de zorg die uit de gedragsdeskundige rapportages spreekt en onderkent het belang en de noodzaak van een (klinische) behandeling van de bij verdachte vastgestelde complexe problematiek.
De rechtbank overweegt evenwel dat de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden beschouwd als een ultimum remedium. Het betreft een zeer ingrijpende en niet zelden een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, met name indien deze niet is gemaximeerd in tijd, die dan ook niet lichtvaardig dient te worden opgelegd. Bij de beoordeling hiervan dienen mede de aard en de ernst van de indexfeiten en de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij te worden betrokken.
De rechtbank overweegt dat de indexfeiten van relatief geringe ernst zijn. Immers, feitelijk is er sprake van een aaneengeschakelde reeks van incidenten in een beperkte tijdspanne van hooguit een paar uur, waarbij verdachte zich telkens schuldig heeft gemaakt aan het op vluchtige wijze onzedelijk betasten (van met name de billen) van de slachtoffers over de zwemkleding heen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte nooit eerder is veroordeeld vanwege een zedendelict en dat er bij hem door de deskundigen geen seksuele stoornis is vastgesteld.
Gelet op de relatief geringe ernst van de indexfeiten, de zwaarte van de maatregel, de lange duur die verdachte reeds voor de onderhavige feiten in hechtenis heeft doorgebracht, en na afweging van de belangen van verdachte en die van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling – in welke vorm dan ook: met dwangverpleging dan wel onder voorwaarden – niet proportioneel en derhalve niet passend is. Dat verdachte hulp en behandeling behoeft van zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, moge duidelijk zijn, doch in het kader van de terbeschikkingstelling gaat dat te ver.
De rechtbank heeft nog overwogen om verdachte in het kader van een (korte) voorwaarde-lijke gevangenisstraf te verplichten een klinische behandeling te ondergaan. Ter zitting van 9 december j.l. is duidelijk geworden dat verdachte voor behandeling bij de FPK De Beuken van Hoeve Boschoord - een wat betreft beveiligingsniveau en problematiek van verdachte voor hem geschikte kliniek - terecht kan, maar dat er een wachtlijst geldt van ongeveer zes maanden vanaf december 2013. De betrokken reclasseringswerker, mevr. P. Gubbels, betwijfelde of verdachte daar ook in een ander kader dan dat van de terbeschikkingstelling terecht zou kunnen voor behandeling. Een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling acht de rechtbank, gelet op eerdergenoemde onduidelijkheid alsmede gelet op de instroomdatum, derhalve evenmin aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, hoe onbevredigend het vanuit behandeloogpunt ook is, zijn straf voor de bewezenverklaarde feiten heeft uitgezeten en zal derhalve de voorlopige hechtenis opheffen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De gevorderde materiële schade ad 138,25 euro kan worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient op dit onderdeel niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toege- gebrachte immateriële schade, een bedrag van 100 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade en de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade (entreekosten zwembad) niet is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag
der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9]
De rechtbank laat deze vorderingen buiten beschouwing, aangezien er geen schade wordt gevorderd.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 246, 247, 266, 267 en 300.
DE UITSPRAAK
De rechtbank.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 3:
mishandeling.
t.a.v. feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden.
t.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 100,= (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 100,= immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van EUR 100,= (zegge: honderd euro), zijnde een immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoer-
legging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. H.A. van Gameren, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 17 december 2013.