In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is eiser, werkzaam bij de gemeente 's-Hertogenbosch, in beroep gegaan tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders om hem eervol ontslag te verlenen. Dit ontslag was het gevolg van de opheffing van zijn functie in het kader van een reorganisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opheffing van de functie louter zakelijke en objectieve redenen had, en dat de gemeente gerechtigd was om over te gaan tot ontslag. Eiser betwistte de noodzaak van de opheffing van zijn functie en voerde aan dat zijn werkzaamheden nog steeds bestonden, zij het uitgevoerd door anderen. De rechtbank oordeelde echter dat de reorganisatie en de bijbehorende bezuinigingen gerechtvaardigd waren en dat de functie van eiser daadwerkelijk was opgeheven. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de beslissing van de gemeente te twijfelen, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 19 december 2013, waarbij de rechtbank benadrukte dat de goede prestaties van eiser niet konden afdoen aan de zakelijke redenen voor de reorganisatie.