ECLI:NL:RBOBR:2013:7299

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
2174177 / 13-8596
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan personenauto, gedaagde stelt katvanger te zijn geweest

In deze zaak vorderde Unigarant N.V. betaling van € 1.036,58 van de gedaagde, die als kentekenhouder van een personenauto aansprakelijk werd gesteld voor schade veroorzaakt door deze auto. De schade vond plaats op of omstreeks 31 december 2009, waarbij de bestuurder van de auto van de gedaagde schade toebracht aan een andere auto. Unigarant, die de schade had vergoed aan de benadeelde, stelde de gedaagde aansprakelijk omdat de auto op het moment van de schade niet verzekerd was. De gedaagde voerde aan dat hij slechts katvanger was en niet zelf de schade had veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, als kentekenhouder, aansprakelijk was op basis van de Wegenverkeerswet, die bepaalt dat de kentekenhouder wordt beschouwd als eigenaar of houder van het voertuig. De rechter concludeerde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade, ondanks zijn verweer, en wees de vordering van Unigarant toe. De gedaagde werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak vond plaats op 10 oktober 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven
Zaaknummer : 2174177
Rolnummer : 13-8596
Uitspraak : 10 oktober 2013
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Unigarant N.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Hoogeveen,
eiseres,
gemachtigde: de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te Eindhoven,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna worden genoemd “Unigarant” en [gedaagde]”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding d.d. 4 juli 2013;
b. het mondeling antwoord;
c. de aantekeningen van de comparitie na antwoord d.d. 6 september 2013.

2. Het geschil

2.1.
Unigarant vordert betaling van € 1.036,58, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
Unigarant legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Op of omstreeks 31 december 2009 heeft de bestuurder van de aan [gedaagde] toebehorende personenauto met kenteken [kenteken 1] schade veroorzaakt aan de personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2]. De schade bedraagt een bedrag ad € 770,66. De personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2] had een cascoverzekering bij Unigarant afgesloten. Unigarant heeft de verzekeringnemer schadeloos gesteld. Na betaling van dit bedrag is Unigarant gesubrogeerd in de rechten van haar verzekeringnemer. Aangezien de schadeveroorzakende personenauto op het moment van de schadedatum niet verzekerd was, heeft Unigarant [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk gesteld voor het schadebedrag. [gedaagde] is echter niet tot betaling overgegaan. Unigarant heeft zich genoodzaakt gezien de vordering uit handen te geven en heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken. Deze kosten alsmede de wettelijke rente dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
2.2.
[gedaagde] voert het volgende verweer.
Het klopt dat [gedaagde] de betreffende auto op zijn naam heeft gehad. [gedaagde] is katvanger geweest. De boetes die destijds op zijn naam zijn gekomen, zijn door de rechter kwijtgescholden. [gedaagde] heeft de schade niet zelf veroorzaakt en is niet schadeplichtig.

3. De beoordeling

3.1.
Vast staat dat de schade is veroorzaakt door een personenauto met het kenteken [kenteken 1]. [gedaagde] erkent dat hij kentekenhouder was van deze auto op het moment dat de schade is veroorzaakt.
3.2.
Ingevolge artikel 1 lid 3 van de Wegenverkeerswet geldt dat:
degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen wordt, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.
[gedaagde] dient als kentekenhouder te worden beschouwd als eigenaar of houder van de auto.
3.3.
Ten aanzien van het verweer van [gedaagde] dat hij niet zelf in de auto reed, maar katvanger was, geldt artikel 185 lid 2 van de Wegenverkeerswet:
De eigenaar of houder die het motorrijtuig niet zelf bestuurt is aansprakelijk voor de gedragingen van degene door wie hij dat motorrijtuig doet of laat rijden.[gedaagde] dient derhalve aansprakelijk te worden geacht voor de gedragingen van de bestuurder(s) van zijn auto op het moment dat de schade werd veroorzaakt.
3.4.
Door [gedaagde] is niet weersproken dat de auto ten tijde van het ongeval niet was verzekerd, zodat dit als vaststaand feit kan worden aangenomen. Voorts is vast komen te staan dat Unigarant de schade van de benadeelde heeft vergoed en zij middels subrogatie in de rechten van de verzekeringsnemer is getreden. Ingevolge artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en artikel 7:962 BW stond het Unigarant daarom vrij om de schade op [gedaagde] te verhalen:
Artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:
De verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, ofschoon de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten verzekering was gedekt, heeft voor het bedrag der schadevergoeding verhaal op de aansprakelijke persoon, die niet is de verzekeringnemers, tenzij hij niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.
Artikel 7:962 van het Burgerlijk wetboek:
Indien de verzekerde ter zake van door hem geleden schade anders dan uit verzekering vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, gaan de vorderingen bij wijze van subrogatie op de verzekeraar over voor zover deze, al dan niet verplicht, die schade vergoedt. (…)
3.5.
Gezien het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] aansprakelijk dient te worden gehouden voor de schade zoals die door Unigarant is gevorderd. De vordering ter zake de hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente zal derhalve worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde] dat de strafrechter hem zijn boetes uit de periode dat hij als katvanger heeft gefungeerd heeft kwijtgescholden, kan daarbij niet tot een andere conclusie leiden. [gedaagde] heeft zijn verweer op dit punt niet onderbouwd. Zo heeft de kantonrechter geen vonnis of ander stuk in het dossier aangetroffen waaruit het een en ander kan blijken, nog daargelaten de vraag of dit überhaupt tot een ander oordeel had kunnen leiden gezien het feit dat het hier een civiele zaak betreft, en geen strafzaak.
3.6.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dient aansluiting te worden gezocht bij Rapport Voorwerk II. Wil er sprake zijn van afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten, dan zal het moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een –niet aanvaard- schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Een combinatie van (een) aanmaning(en) en het doen van (een) schikkingsvoorstel(len) of het daadwerkelijk voeren van schikkingsonderhandelingen kan wel tot toewijzing van buitengerechtelijke kosten leiden. Hiervan is niet gebleken. De vordering zal op dit punt worden afgewezen.
3.7.
[gedaagde] wordt als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Unigarant te betalen de som van € 858,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 770,66 vanaf 11 juni 2013 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Unigarant tot heden begroot op € 94,79 aan explootkosten, € 448,-- aan griffierecht en € 200,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013.