ECLI:NL:RBOBR:2013:BY8712

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825207-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op juwelier met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een juwelier in Eindhoven op 16 maart 2012. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij hij samen met anderen een grote hoeveelheid sieraden ter waarde van € 100.608,-- had weggenomen. De overval vond plaats in de juwelierszaak [slachtoffer 1], waar de verdachte en zijn mededaders de aanwezige personeelsleden en klanten met een vuurwapen bedreigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door drie getuigen, waaronder ex-vriendinnen, als een van de daders is herkend na uitzending van bewakingsbeelden in de programma's 'Opsporing Verzocht' en 'Bureau Brabant'. De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen door de getuigen gedetailleerd en betrouwbaar waren, en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers. De rechtbank benadrukte dat de overval niet alleen een financieel verlies voor de juwelier betekende, maar ook psychologische gevolgen had voor de slachtoffers, die angst en onveiligheid ervoeren door het gewelddadige karakter van de overval.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825207-12
Datum uitspraak: 18 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in p.i. Breda, locatie "De Boschpoort" te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juli 2012, 12 oktober 2012 en 4 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 september 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 januari 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) aantal sieraden (ter waarde van ongeveer 100608 euro), geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een (groot) aantal sieraden (ter waarde van ongeveer 100.608 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen heeft/hebben getoond en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] met dit vuurwapen, althans met een hard voorwerp op het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] bij haar arm heeft/ hebben gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) naar achteren heeft/hebben getrokken (tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is gevallen tegen/op voornoemde [slachtoffer 3]) en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd: "Binnen blijven, binnen blijven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een hamer vitrines in de juwelierszaak kapot heeft/hebben geslagen;
(artikel 312/317 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Op 16 maart 2012 omstreeks 19.12 uur werd juwelierszaak [slachtoffer 1], gelegen aan het [adres] te Eindhoven door drie personen overvallen. Een van de overvallers was in het bezit van een pistool. Met dat pistool heeft hij de aanwezige personeelsleden en klanten bedreigd en hij heeft een van de personeelsleden met dat vuurwapen op het hoofd geslagen. De overvallers hebben een grote hoeveelheid sieraden, ter waarde van € 100.608,-- weggenomen.2 Met de beveiligingscamera van de juwelierszaak zijn opnamen van de overval gemaakt.3, 4 Deze beelden zijn bij de televisieprogramma's "Opsporing Verzocht" en "Bureau Brabant" uitgezonden.5 Naar aanleiding van deze televisieprogramma's hebben twee ex-vriendinnen van verdachte onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij verdachte als een van de daders van de overval hebben herkend.6, 7 Ook de buurtbrigadier heeft verklaard dat hij verdachte op de beelden als een van de daders heeft herkend.8 Verdachte heeft ontkend dat hij een van de overvallers is geweest.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van de verklaringen van de personeelsleden die op het moment van de overval in de juwelierszaak werkzaam waren, in combinatie met de herkenning van verdachte als een van de daders van die overval, door twee ex-vriendinnen van verdachte en door de buurtbrigadier, acht de officier van justitie het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging aangevoerd dat de herkenning van verdachte als een van de daders van de overval door twee van zijn ex-vriendinnen en door de buurtbrigadier, onvoldoende betrouwbaar is om daarop te baseren dat verdachte een van de daders van de overval is geweest. Volgens de verdediging dient verdachte dan ook van het ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een van de daders van de ten laste gelegde overval is geweest. Bij de beantwoording van die vraag heeft de rechtbank het navolgende meegewogen.
De verklaring van [slachtoffer 2]
Op 16 maart 2012 was de heer [slachtoffer 2] werkzaam in juwelierszaak [slachtoffer 1], gevestigd in het [adres] te Eindhoven. Op dat moment bevonden zich tevens twee klanten in de winkel. Zij werden geholpen door de personeelsleden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Op dat moment kwamen er drie mannen de winkel binnen. [slachtoffer 2] herkende een van hen van de overval die twee weken eerder had plaatsgevonden. [slachtoffer 2] ziet dat een van de mannen naar [slachtoffer 3] gaat en hij probeert hem tegen te houden. Daarop keert deze man zich tegen [slachtoffer 2]. Hierop is [slachtoffer 2] de winkel in gevlucht. Terwijl hij gehurkt op de grond zat met zijn handen ter bescherming op zijn hoofd, voelt [slachtoffer 2] dat hij met een hard, zwaar voorwerp op zijn hoofd werd geslagen. Door die klap begon zijn rechterringvinger te bloeden. Terwijl [slachtoffer 2] nog steeds met mijn handen op zijn hoofd op zijn hurken achter in de winkel zit hoort hij enkele klappen en glasgerinkel. Later blijkt dat er in de winkel twee vitrines kapot waren geslagen en dat de daders een aantal sieraden hadden meegenomen. Kort nadat [slachtoffer 2] op zijn hoofd werd geslagen, zijn zijn collega's naar een ruimte achter in de winkel gevlucht. De overvaller die [slachtoffer 2] op het hoofd had geslagen, is hen gevolgd. Toen [slachtoffer 2] merkte dat de man weg was, is hij samen met de twee klanten de winkel uitgerend. Heel kort daarna zag hij twee van de overvallers weer naar buiten komen en hij ziet ze wegrennen.9
De verklaring van [slachtoffer 3]
De getuige [slachtoffer 3] heeft de verklaring van [slachtoffer 2] bevestigd. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 16 maart 2012 omstreeks 19.00 uur in de juwelierszaak een klant aan het helpen was. Pas op het moment dat [slachtoffer 2] geslagen werd kreeg hij in de gaten dat er een overval aan de gang was. Hij is toen samen met zijn collega [slachtoffer 4] naar het achterste deel van de zaak gerend en daar heeft hij de alarmknop ingeduwd. Toen hij om zich heen keek, zag hij dat zijn collega [slachtoffer 4] naar achteren, de werkruimte in vluchtte. Hij is toen ook naar achteren gerend. In de werkruimte zag hij een van de overvallers binnenkomen. Deze overvaller belette collega [slachtoffer 4] door de achterdeur naar buiten te lopen, waarbij de overvaller "Binnen blijven, binnen blijven" tegen haar riep. Hierna zag [slachtoffer 3] dat de overvaller [slachtoffer 4] vastpakte en haar heel hard naar achter trok waardoor [slachtoffer 1] tegen [slachtoffer 3] viel en ook [slachtoffer 3] kwam te vallen. Daardoor heeft [slachtoffer 3] zijn rug bezeerd en een paar kleine wondjes op zijn elleboog opgelopen. Tevens heeft [slachtoffer 3] gezien dat de overvaller een zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand had. [slachtoffer 3] zag dat de overvaller dit wapen op hem richtte. Daardoor voelde hij zich ernstig bedreigd.10
De verklaring van [slachtoffer 4]
Ook de getuige [slachtoffer 4] was werkzaam in juwelierszaak op het moment van de overval. Zij heeft verklaard dat op 16 maart 2012 omstreeks 19.09 uur een lange man met een grote zonnebril op de winkel in kwam lopen. Zij zag dat deze man een zilverkleurig, op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand had. Daarna is zij naar achter gevlucht, de werkplaats in. Even later kwam ook collega [slachtoffer 3] de werkplaats in. Op het moment dat [slachtoffer 4] via de achterdeur naar buiten wilde vluchten, voelde zij dat zij bij haar arm werd gepakt en weer naar binnen werd gegooid. Daardoor viel zij hard tegen [slachtoffer 3] aan. Zij hoorde dat de overvaller die achter haar stond tegen haar zei: "Binnen blijven, binnen blijven." Dit was de man die zij als eerste de winkel binnen had zien komen. Terwijl [slachtoffer 4] nog aan het opkrabbelen was, zag zij de overvaller weggaan en hoorde zij [slachtoffer 2] zeggen dat het over was.11
De herkenning van verdachte als een van de daders
Tijdens de uitzendingen van de televisieprogramma's "Bureau Brabant" op 2 april 2012 en "Opsporing Verzocht" op 3 april 2012 werden bewakingsbeelden van de overval op juwelier [slachtoffer 1] op 16 maart 2012, getoond en werd de herkenning van deze overvallers gevraagd.12
Op 12 april 2012 heeft verbalisant [verbalisant 1] de hem bekende [persoon 1], een ex-vrien-din van verdachte, gehoord. Zij verklaarde dat zij via "programma gemist" de beelden van het programma "Opsporing Verzocht" had bekeken, waarbij beelden waren uitgezonden van de overval op een juwelier in het [adres] te Eindhoven. Op deze beelden herkende zij meteen verdachte als een van de overvallers. Zij herkende verdachte aan zijn gezicht en zijn kleding. Verder verklaarde zij dat ze verdachte uit duizenden herkende op die beelden en dat de schoenen met de witte stukken en de jas die hij droeg, door haar aan verdachte cadeau waren gedaan in december 2011. Deze kledingstukken droeg verdachte al toen hij nog met de getuige [persoon 1] omging.13
Op 29 augustus 2012 is de getuige [persoon 1] door de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft de hiervoor weergegeven verklaring bevestigd. Bovendien heeft zij toen verklaard dat zij ongeveer een jaar een relatie met verdachte heeft gehad, welke relatie feitelijk in december 2011 is geëindigd.14
Op 19 april 2012 heeft verbalisant [verbalisant 1] de camerabeelden van de overval op 16 maart 2012 op een juwelier in het Winkelcentrum Woensel bekeken. Op de camerabeelden herkende [verbalisant 1] de eerste persoon die de winkel binnen kwam als de hem ambtshalve bekende [verdachte], verdachte. [verbalisant 1] herkende verdachte aan zijn postuur en aan zijn
gezicht. Als wijkagent had [verbalisant 1] in 2011 veel met verdachte te maken, gelet op de problemen in zijn toenmalige gezinsrelatie met de hiervoor genoemde getuige [persoon 1].15
Op 22 augustus 2012 is verbalisant [verbalisant 1] door de rechter-commissaris gehoord. Bij dat verhoor heeft hij volhard bij de inhoud van de processen-verbaal die hij heeft opgemaakt over zijn herkenning van verdachte als een van de overvallers op juwelier [slachtoffer 1] op 16 maart 2012 en over het gesprek dat hij over die overval met de getuige [persoon 1] heeft gehad. [verbalisant 1] heeft nogmaals bevestigd dat hij geen enkele twijfel heeft bij de herkenning van verdachte als een van de overvallers.16
Op 23 mei 2012 heeft verbalisant [verbalisant 2] telefonisch contact opgenomen met [persoon 2], een andere ex-vriendin van verdachte. Tijdens dat gesprek heeft [verbalisant 2] gehoord dat [persoon 2] verklaarde dat zij de uitzending van Bureau Brabant had gezien met daarin het item over de gewapende overvallen op juwelier [slachtoffer 1]. [verbalisant 2] hoort dat Van Daalen zegt dat zij een van de daders herkende als haar ex-vriend [verdachte], verdachte, waarmee ze acht jaar een relatie had gehad. Zij verklaarde dat zij verdachte herkende aan zijn gezicht, zijn postuur en zijn lengte.17
Op 29 augustus 2012 is de getuige [persoon 2] door de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft toen de hiervoor weergegeven verklaring bevestigd. Bovendien heeft zij nog verklaard dat zij verdachte als een van de overvallers heeft herkend aan de zonnebril die hij droeg en aan zijn hele houding, zijn manier van doen en de wijze van lopen.18
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsvrouwe van verdachte geconcludeerd dat aan deze herkenningen van verdachte weinig tot geen waarde kan worden toegekend omdat die herkenningen uitsluitend zijn gebaseerd op algemene beschrijvingen en omdat door de getuigen wordt volstaan met de subjectieve visie dat ze gelijkenissen zien, zonder dat zij daarbij blijk geven van onderscheidende persoonskenmerken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen van verdachte door de hiervoor genoemde getuigen duidelijk en gedetailleerd zijn onderbouwd. Dit zijn in de ogen van de officier van justitie "harde" herkenningen.
Het oordeel van de rechtbank over de waarde van de herkenningen
Alle drie hiervoor genoemde getuigen die verdachte als een van de overvallers op juwelier [slachtoffer 1] op 16 maart 2012 hebben herkend, hebben aan die herkenning duidelijke en gedetailleerde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. Alle drie de getuigen kenden verdachte al langere tijd en zijn redelijk intensief met hem omgegaan.
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat de getuige [persoon 1] wraakzuchtige gevoelens tegen verdachte koestert en dat dit van invloed is geweest op de verklaring die
[persoon 1] heeft afgelegd. De raadsvrouwe baseert dit op e-mailberichten van 13 februari 2012 van [persoon 1] aan verdachte en op twitterberichten van [persoon 1] over verdachte in augustus 2012. Uit deze berichten leidt de rechtbank af dat de verstandhouding tussen getuige [persoon 1] en verdachte nadat de relatie was beëindigd, weliswaar niet goed is geweest, maar in deze berichten ziet de rechtbank geen grond voor de stelling dat de herkenning van verdachte door [persoon 1] louter op wraakzucht is gebaseerd.
Uit de verklaringen van de getuigen [persoon 1] en [persoon 2] blijkt dat zij geen goede verstandhouding met verdachte hebben, maar niet is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit aannemelijk zou kunnen worden dat deze getuigen verdachte ten onrechte als dader van de overval op juwelier [slachtoffer 1] op 16 maart 2012 hebben willen aanwijzen.
De rechtbank acht de herkenning van verdachte als een van de overvallers door de getuigen [persoon 1], [persoon 2] en [verbalisant 1] dan ook betrouwbaar. Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van de personeelsleden die in de juwelierswinkel van [slachtoffer 1] werkzaam waren op het moment van de overval op 16 maart 2012 en de herkenning door de getuigen van verdachte als een van de daders, acht de rechtbank het ten laste gelegde bewezen zoals hierna onder "De bewezenverklaring" nader zal worden omschreven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 16 maart 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot aantal sieraden ter waarde van ongeveer 100.608 euro, toebehorende aan Juwelier [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en/of zijn mededaders:
- voornoemde [slachtoffer 3] een vuurwapen heeft/hebben getoond en
- voornoemde [slachtoffer 2] met dit vuurwapen op het hoofd heeft/hebben geslagen en
- voornoemde [slachtoffer 4] bij haar arm heeft/hebben gepakt en vervolgens met kracht naar achteren heeft/hebben getrokken tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is gevallen tegen/op voornoemde [slachtoffer 3] en
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd: "Binnen blijven, binnen blijven" en
- met een hamer vitrines in de juwelierszaak kapot heeft/hebben geslagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid en tweede lid aanhef onder 2o en 3o, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
* Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen straf moet worden opgelegd omdat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte heeft in aanwezigheid van publiek samen met andere personen een juwelierszaak overvallen, waarbij verdachte de in de zaak aanwezige personen met een vuurwapen heeft bedreigd en waarbij verdachte een van de slachtoffers met dat wapen hard op het hoofd heeft geslagen. Het zegt iets over de mentaliteit van verdachte ten tijde van het delict dat hij er niet voor is teruggeschrokken ter voldoening van zijn financiële behoeften over te gaan tot een dergelijk gewelddadig handelen tegen medemensen.
De rechtbank beschouwt het bewezen verklaarde dan ook als een zeer ernstig feit. Voor de slachtoffers moet dit een angstige en schokkende gebeurtenissen zijn geweest, temeer daar deze juwelierszaak enkele weken daarvoor op soortgelijke wijze was overvallen. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Dit beeld wordt bevestigd door de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2]. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
In het voordeel van verdachte weegt mee
Verdachte is niet eerder voor geweldsdelicten veroordeeld. Evenmin is hij in het verleden tot onvoorwaardelijk gevangenisstraffen veroordeeld.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf omdat deze straf meer recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden is.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
* Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.B.M. Bruens, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 18 januari 2013.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, afgesloten op 25 oktober 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 364.
2 het overzicht van de waarde van de bij de overval ontvreemde sieraden, pag. 338
3 het relaas van verbalisant [verbalisant 3], pag. 49
4 het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], pag. 51 en 52
5 het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 6], pag. 20
6 de verklaring van [persoon 1] aan verbalisant [verbalisant 1] afgelegd, pag. 254 en 255
7 de verklaring van [persoon 2] aan verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 7] afgelegd, pag. 257 en 258
8 het relaas van verbalisant [verbalisant 1], pag. 252
9 de verklaring van aangever [slachtoffer 2], pag. 46 en 47
10 de verklaring van [slachtoffer 3], pag. 122 en 124
11 de verlaring van [slachtoffer 4], pag. 111 en 112
12 de verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 6], pag. 20
13 het relaas van verbalisant [verbalisant 1], pag. 254 en 255
14 de verklaring van [persoon 1] aan de rechter-commissaris op 29 augustus 2012 afgelegd.
15 het relaas van verbalisant [verbalisant 1], pag. 252
16 de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] op 22 augustus 2012 aan de rechter-commissaris afgelegd
17 het relaas van verbalisant [verbalisant 2], pag. 257
18 de verklaring van de getuige [persoon 2] op 29 augustus 2012 aan de rechter-commissaris afgelegd
??
??
9
Parketnummer: 01/825207-12
[verdachte]