ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1155

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845070-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Damen
  • A. Bruens
  • J. Hage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling van verdachte in verband met vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 6 februari 2013 in raadkamer uitspraak gedaan over het beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris, die op 28 januari 2013 de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte had afgewezen. De officier van justitie stelde dat de politie rechtmatig had gehandeld bij de controle van de verdachte, die eerder al twee keer een vuurwapen had gehad. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de eerdere vondsten van vuurwapens, voldoende aanleiding gaven voor een onderzoek van het voertuig van de verdachte op basis van artikel 51 van de Wet Wapens en Munitie.

De verdachte was niet verschenen, maar zijn raadsman was wel aanwezig. De raadsman betwistte de rechtmatigheid van de aanhouding en het onderzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatige aanhouding. De rechtbank stelde vast dat er ernstige bezwaren bestonden tegen de verdachte en dat er gewichtige redenen waren voor voorlopige hechtenis, gezien het recidivegevaar en de mogelijke bedreiging van de veiligheid van personen.

De rechtbank verklaarde het hoger beroep van de officier van justitie gegrond, vernietigde de beslissing van de rechter-commissaris en beval de bewaring van de verdachte voor een termijn van veertien dagen. Deze beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Brabant Raadkamer
Parketnummer: 01/845070-13
RC-nummer :
Appelnummer: 13/154
Beschikking tegen afwijzing vordering bevel bewaring
In de strafzaak van
[verdachte]
Geboren op [geboortedatum,geboorteland]
Wonende te [woonplaatss, adres]
Bij beschikking van 28 januari 2013 heeft de rechter- commissaris in deze rechtbank de vordering van de officier van justitie tot de inbewaringstelling van verdachte afgewezen
De rechter-commissaris acht de aanhouding en inverzekeringstelling onrechtmatig.
De officier van justitie heeft op 30 januari 2013 tegen deze beslissing van de rechter- commissaris beroep ingesteld. Tevens heeft de officier op 4 februari 2013 een appelmemorie ingediend.
De zaak is behandeld in raadkamer van deze rechtbank op 6 februari 2013. Verdachte is , hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsman. Van het verhandelde in raadkamer is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt.
De officier van justitie verdenkt verdachte, enigszins samengevat, van het voorhanden hebben van een vuurwapen als bedoeld in de artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
Overwegingen
Het beroep is tijdig ingesteld, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn beroep..
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het appel, voor wat de feiten betreft, uit van het (voorgeleidings)proces-verbaal d.d. 25 januari 2013. Kort samengevat komt dit op het volgende neer.
Op 25 januari 2013 zien verbalisanten [verbalisant] een auto rijden met kenteken [kenteken], waarvan bekend is dat verdachte de gebruiker is. Bij drie eerdere onderzoeken is bij verdachte in de loop van 2012 twee maal eerder een (echt) vuurwapen aangetroffen. De politieambtenaren hebben besloten de betreffende auto en de inzittende(n) te controleren op grond van de bepalingen van de Wet Wapens en Munitie. Zij geven een stopteken, waaraan verdachte heeft voldaan. Nadat de verbalisanten de personalia van verdachte hebben gecontroleerd aan de hand van zijn rijbewijs, maken zij aan verdachte kenbaar wat het doel is van hun optreden: controle op de aanwezigheid van wapens. Nadat zij verdachte hadden gevraagd of hij in het bezit was van een wapen, verklaarde verdachte dat er een wapen in de auto lag. Nadat verdachte was gevorderd de overige wapens uit te leveren, verklaarde verdachte dat het wapen in de auto het enige wapen was waar hij over beschikte. Door verbalisant [verbalisant] wordt op de door verdachte aangewezen plaats een vuurwapen (met munitie) aangetroffen, merk Zastava.
De officier van justitie stelt dat de politie rechtmatig heeft gehandeld. Zij verwijst daarbij naar eerdere strafrechtelijke onderzoeken in februari en maart 2012, waarbij twee maal een vuurwapen is aangetroffen. Op grond van deze bevindingen is zij van oordeel dat de politie gerechtigd was tot het vragen naar de aanwezigheid van een wapen en/of het doen van een onderzoek in de auto.
De raadsman heeft het appel weersproken. Hij verzoekt de bestreden beslissing van de rechter-commissaris te bevestigen. Hij geeft aan dat er redelijkerwijs geen aanleiding was om over te gaan tot staandehouding en onderzoek aan/in het voertuig van verdachte. Hij heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Middelburg zoals deze is weergegeven op pag. 2745 van Cleiren & Verpalen 2012 (T&C Sr, negende druk).
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of er aanleiding is om over te gaan tot toepassing van de bevoegdheden ingevolge artikel 51 van de Wet Wapens en Munitie naar zijn aard zeer verweven is met de feiten en omstandigheden van het geval. Maar in elk geval is niet vereist dat er sprake is van een concrete verdenking op dit punt: dan zou artikel 51 lid 1 aanhef en onder b. geen zelfstandige betekenis toekomen. Tegelijkertijd dient er wel een afdoende concrete aanleiding te zijn, een te ruime uitleg zou tot willekeurig politieoptreden kunnen leiden.
De omstandigheid dat in het voorafgaande jaar tot twee maal toe een echt vuurwapen was aangetroffen is naar het oordeel van de rechtbank een omstandigheid waardoor er redelijkerwijs aanleiding bestond om verdachte en zijn voertuig te onderzoeken, nadat verdachte op grond van artikel 51 lid 4 van de Wet Wapens en Munitie bevoegd een stopteken was gegeven. Verdachte gaf op vragen van de politie toe dat hij beschikte over een wapen, en gaf vervolgens na een bevoegd gegeven bevel uitlevering aan waar dit vuurwapen zich bevond in de auto. Er is geen sprake van een onrechtmatige aanhouding of inverzekeringstelling. De beslissing van de rechter-commissaris kan, gelet op het vorenstaande, niet in stand blijven.
De rechtbank stelt vast dat er ernstige bezwaren bestaan tegen verdachte ter zake zijn betrokkenheid bij het op de vordering omschreven strafbaar feit.
Uit het voorafgaande volgt verder dat er gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid bestaat, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert, voor het geven van een bevel voorlopige hechtenis voorlopige hechtenis, te weten recidivegevaar ter zake een misdrijf waardoor de veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van verdachte is de rechtbank (ambtshalve) van oordeel dat artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering thans niet aan de orde is.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het hoger beroep gegrond.
Vernietigt de beslissing waarvan beroep.
Beveelt de bewaring van voor een termijn van veertien dagen, op grond van artikel 67a lid 2 sub 2.
Aldus gegeven in raadkamer van de rechtbank Oost-Brabant door
mr. Damen, voorzitter, en mrs. Bruens en Hage, leden,
in aanwezigheid van W. Kneepkens als griffier ter zitting van 6 februari 2013.
de griffier, de voorzitter,