ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3899
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.A.M. Penders
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot machtiging inzake uitvaartregeling bij onbekende nabestaanden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging inzake meerderjarigenbewind. Het verzoek was ingediend door Bewindvoerderskantoor Kroezen, die als bewindvoerder optreedt voor de rechthebbende. De bewindvoerder vroeg toestemming om de uitvaart van de rechthebbende te regelen en te betalen, in het geval de familie niet vóór haar overlijden getraceerd kon worden.
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechter oordeelde dat het bewind eindigt met het overlijden van de rechthebbende, waardoor er geen beslissing genomen kan worden over de uitvaart na beëindiging van het bewind. De kantonrechter benadrukte dat, wanneer de nabestaanden niet bekend zijn, de burgemeester verantwoordelijk is voor de opdracht tot begrafenis of crematie, zoals bepaald in artikel 21 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging.
De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch door de verzoeker en rechthebbende binnen drie maanden na de uitspraak. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk rondom meerderjarigenbewind en de verantwoordelijkheden van bewindvoerders in situaties waarin nabestaanden onbekend zijn.