ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ4316

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/825334-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden bevolen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot verkrachting, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de intentie had om het lichaam van het slachtoffer binnen te dringen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel ernstig, niet voldoende bewijs boden voor de poging tot verkrachting. De verdachte had het slachtoffer met geweld in haar auto geduwd en had haar vervolgens betast, wat leidde tot een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis en middelenafhankelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen een terbeschikkingstelling met voorwaarden vereiste, waarbij de verdachte zich moet laten opnemen in een forensisch psychiatrische instelling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825334-12
Parketnummers vorderingen: 01/822203-08 en 01/820579-10
Datum uitspraak: 18 maart 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 03 oktober 2012, 10 december 2012 en 04 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 05 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2012 te Helmond, ter uitvoering van het door hem
voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te
dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
te weten door meermalen, althans eenmaal:
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of te duwen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, bovenop die [slachtoffer 1] te gaan liggen
en/of
- (vervolgens) te trachten het shirt en/of de trui van die [slachtoffer 1] kapot te
trekken en/of uit te trekken en/of
- met zijn hand(en) de borst(en) en/of de buik, althans het lichaam van die
[slachtoffer 1] te betasten en/of vast te houden en/of
- de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of vast te houden en/of dicht te
knijpen en/of
- die [slachtoffer 1] trachten de bosjes in te trekken,
Artikel 242 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2012 te Helmond, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en),
te weten het meermalen, althans eenmaal:
- bovenop die [slachtoffer 1] te gaan liggen en/of
- (vervolgens) tetrachten het shirt en/of de trui van die [slachtoffer 1] kapot te
trekken en/of uit te trekken en/of
- met zijn hand(en) de borst(en) en/of de buik, althans het lichaam van die
[slachtoffer 1] te betasten en/of vast te houden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
meermalen, althans eenmaal (onverhoeds)
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of te duwen en/of
- de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of vast te houden en/of dicht te
knijpen en/of
- te trachten die [slachtoffer 1] de bosjes in te trekken;
Artikel 246 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/822203-08 is aangebracht bij vordering van 08 november 2012. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch d.d. 15 mei 2009. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De zaak met parketnummer 01/820579-10 is aangebracht bij vordering van 08 november 2012. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te
's-Hertogenbosch d.d. 27 september 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De raadsvrouwe heeft vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde bepleit.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de gedragingen van verdachte zoals primair ten laste is gelegd, zijn te kwalificeren als een poging tot verkrachting.
De rechtbank stelt op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte bij de politie en bij de rechter-commissaris vast dat verdachte aangeefster haar auto ingeduwd heeft en vervolgens bovenop haar is gaan liggen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar truitje probeerde kapot te scheuren en/of uit te trekken. Later zag aangeefster dat zij krassen op haar buik had. Ook heeft zij daadwerkelijk de handen van verdachte op haar blote borsten gevoeld. Op het moment dat zij aan verdachte wilde ontkomen, heeft verdachte haar bij haar keel gegrepen. Ook heeft verdachte aangeefster uit haar auto getrokken en getracht om haar mee de bosjes in te trekken.
Aangeefster heeft zich continu fysiek verzet tegen deze handelingen van verdachte en zij heeft ook op hem ingepraat met de bedoeling om hem te stoppen. Plotseling is verdachte gestopt met zijn gedragingen jegens aangeefster en is hij weggerend.
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor omschreven gedragingen van verdachte, hoewel deze als zeer ernstig, vergaand en traumatisch voor aangeefster zijn aan te merken, niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geprobeerd het lichaam van aangeefster binnen te dringen.
Noch uit de verklaring van aangeefster noch uit andere bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte heeft getracht om de broek van aangeefster uit te trekken of open te maken. Evenmin heeft aangeefster verklaard dat verdachte met zijn geslachtsdeel, vingers of tong heeft getracht haar lichaam binnen te dringen.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij aangeefster in haar auto bij haar borsten heeft gepakt. Verdachte dacht naar zijn zeggen plotseling: "waar ben ik mee bezig" en is toen gestopt en weggerend.
De rechtbank kan een intentie van verdachte om verder te gaan dan betasten, niet uit zijn gedragingen afleiden. Ook de poging om aangeefster in de bosjes te trekken, wijst niet eenduidig op het voornemen tot verkrachting, nu even goed denkbaar is dat verdachte dat deed om aangeefster ongestoord te kunnen betasten.
Op grond van de gedragingen van verdachte, beoordelend naar hun uiterlijke verschijningsvorm, concludeert de rechtbank dat een poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte wordt mitsdien van het primair ten laste gelegde vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 29 juni 2012 te Helmond, door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- bovenop die [slachtoffer 1] gaan liggen en
- (vervolgens) trachten het shirt en/of de trui van die [slachtoffer 1] kapot trekken en/of uit trekken en
- met zijn handen de borsten en de buik, van die [slachtoffer 1] betasten en vasthouden
en bestaande dat geweld uit (onverhoeds)
- die [slachtoffer 1] met kracht vastpakken en duwen en
- de keel van die [slachtoffer 1] vastpakken en vasthouden en dichtknijpen en
- trachten die [slachtoffer 1] de bosjes in te trekken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologische rapportage van (naam psycholoog), psycholoog, opgemaakt en ondertekend d.d. 08 november 2012.
Dit rapport houdt als conclusie - zakelijk weergegeven - onder meer in:
Bij verdachte is er sprake van afhankelijkheid van meerdere middelen en een psychotische stoornis NAO met een onderliggende antisociale persoonlijkheidsproblematiek en lichte zwakzinnigheid. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waarbij sprake was van alcohol en cocaïne-intoxicatie. De psycholoog adviseert de rechtbank om verdachte voor het ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrische rapportage van (naam psychiater), psychiater, opgemaakt en ondertekend d.d. 05 november 2012.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Hij heeft van kinds af aan gedrags- en leerproblemen en wordt vanaf zijn tienerjaren afhankelijk van meerdere verslavende middelen. Als volwassene heeft hij een antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld. Secundair aan zijn middelenmisbruik is waarschijnlijk een matige nierinsufficiëntie en cognitief verval met lichte zwakzinnigheid ontstaan. Bij overbelasting vertoont betrokkene de laatste jaren kortdurende psychotische episodes met agressieve impulsdoorbraken.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waarbij er evident sprake was van een alcohol- en cocaïne-intoxicatie. De psychiater adviseert de rechtbank om verdachte voor het ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft primair een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest en een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geëist. De officier van justitie heeft verzocht om beide vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
Subsidiair heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest en een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden geëist. De officier van justitie heeft verzocht om beide vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen. De officier van justitie heeft verzocht om de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie verzocht om deze aan de rechthebbende te retourneren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een jonge vrouw met geweld overmeesterd, in haar auto geduwd en vervolgens haar borsten en buik betast. Het slachtoffer raakte daardoor in paniek en trachtte te vluchten maar werd hierop door verdachte bij haar keel gegrepen. Vervolgens heeft verdachte getracht om het slachtoffer mee de bosjes in te trekken. Verdachte heeft door te handelen als voornoemd op grove wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het behoeft geen betoog dat het slachtoffer doodsbang moet zijn geweest op het moment dat zij door verdachte op deze brute manier werd belaagd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort gedragingen vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Verdachte heeft bij zijn handelen daarmee op geen enkele wijze rekening gehouden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast waardeert de rechtbank het als positief dat verdachte ter terechtzitting zijn spijt omtrent zijn handelen heeft betuigd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Motivering maatregel van terbeschikkingstelling.
Beide deskundigen achten het risico van recidive van een agressief (al dan niet seksueel) delict in de toekomst groot, gezien de aard en ernst van de geconstateerde problematiek. Zij achten een langdurige klinische behandeling van verdachte essentieel om dat risico voor de toekomst zoveel mogelijk te beperken.
Nu verdachte een zeer beperkt probleembesef heeft en ook zijn inzicht in en motivatie voor een behandeling gering is, dient de behandeling volgens de deskundigen plaats te vinden in een gedwongen kader en in een setting die is toegerust op de verstandelijke beperking van verdachte.
Gelet op voormelde conclusies ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte zien de gedragsdeskundigen als een van de mogelijkheden dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. De psycholoog adviseert in dit kader een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische setting met speciale deskundigheid in het behandelen van verstandelijk beperkte mensen met gedragsproblemen. Te denken valt aan Trajectum. Deze optie oefent meer druk uit op betrokkene en geeft hulpverleners meer armslag en lijkt daardoor meer kans van slagen te hebben dan
een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, waarvan de psycholoog weinig heil verwacht.
De psychiater acht een langdurig behandeltraject met voldoende beveiliging nodig.
Hem lijkt gezien het ten laste gelegde, de bijzondere voorwaarde bij een zwaar voorwaardelijk strafdeel als eerste optie aangewezen, maar geeft aan dat het probleembesef en de motivatie van verdachte kritisch moeten worden beschouwd. Indien verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor de behandeling, acht de psychiater een TBS met voorwaarden mogelijk aangewezen, omdat een dergelijk juridisch kader langdurige behandeling beter mogelijk maakt. Tot slot sluiten beide deskundigen niet uit dat een TBS met dwangverpleging het enige kader is waarbinnen verdachte de aangewezen langdurige behandeling zal kunnen voltooien.
Ter terechtzitting van 10 december 2012 is aan de reclassering de opdracht verstrekt een rapport op te stellen waarbij voorwaarden worden geformuleerd ten behoeve van een eventueel op te leggen terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De reclasseringsmedewerkster (naam medewerkster) heeft een maatregelrapport opgesteld, gedateerd 27 februari 2013, waarin de voorwaarden worden genoemd waaronder de reclassering de begeleiding van verdachte in het kader van de terbeschikkingstelling gestalte zou kunnen geven.
Tevens blijkt uit dit rapport dat het indicatieorgaan NIFP/IFZ op basis van dossierstudie tot de conclusie is gekomen dat de klinische behandeling van verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden plaats zou dienen te vinden in Trajectum, Hoeve Boschoord.
Ter zitting zijn de reclasseringswerkers (namen reclasseringswerkers) als deskundigen gehoord.
(Naam reclasseringswerker) heeft de door haar opgemaakte rapportage nader toegelicht en beargumenteerd aangegeven waarom in deze rapportage is geadviseerd tot een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hierbij heeft zij onder meer gesteld dat er bij verdachte sprake is van een ernstige verslavingsproblematiek, psychische decompensatie, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een zeer beperkte zelfredzaamheid, een geringe motivatie tot de benodigde behandeling en een negatief sociaal netwerk. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Het NIFP/IFZ heeft een indicatiestelling afgegeven om verdachte te laten opnemen in Trajectum, Hoeve Boschoord.
(Naam reclasseringswerker) heeft ter terechtzitting aangegeven dat verdachte inmiddels een intakegesprek heeft gehad bij Trajectum, Hoeve Boschoord. Trajectum, Hoeve Boschoord heeft vervolgens laten weten dat men, op basis van dit intakegesprek, mogelijkheden ziet om verdachte te behandelen.
Van de zijde van de reclassering is meegedeeld dat de reclassering geen mogelijkheden heeft om een plaatsing elders te onderzoeken dan bij de instelling die door het indicatieorgaan NIFP/IFZ is aangewezen. Ook zal het NIFP/IFZ geen andere FPK aanwijzen omdat overige FPK's (zoals bijvoorbeeld FPK de Woenselse Poort) niet de geëigende instelling zijn voor de problematiek van verdachte.
Op grond van de conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte bestond. Tevens is er, zonder behandeling, sprake van een hoog recidivegevaar.
Het door de verdachte begane feit is een misdrijf, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van voorafgaande veroordelingen wegens misdrijf en het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank is voorts van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden op zijn plaats is. In het kader van deze maatregel kan een klinische behandeling van langere duur plaatsvinden in Hoeve Boschoord. Daarbij weegt mee dat de rechtbank in de houding van verdachte ter zitting voldoende aanknopingspunten ziet om deze minder verstrekkende maatregel op te leggen in plaats van het zwaardere gesloten kader van een TBS met dwangverpleging. In het advies van de reclassering wordt gemotiveerd aangegeven op grond waarvan deze maatregel in het geval van verdachte als eerste keus de juiste maatregel is.
Met de officier van justitie en de deskundigen die zijn gehoord ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de bij verdachte vastgestelde problematiek, het ingeschatte (hoge) recidiverisico en de hoge inschatting van het risico op onttrekken aan voorwaarden, een terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigen. Vanuit deze optiek acht de rechtbank de vordering van de officier van justitie dan ook begrijpelijk en verdedigbaar. Aan de andere kant is een terbeschikkingstelling met dwangverpleging een ultimum remedium waartoe niet lichtvaardig dient te worden overgegaan. Nu de reclassering en Trajectum, Hoeve Boschoord nog mogelijkheden zien voor een klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en verdachte met de geformuleerde voorwaarden heeft ingestemd, ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten voor de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank zal dan ook in doorslaggevende mate met de positieve opstelling van de reclassering en Trajectum Hoeve Boschoord rekening houden en verdachte de kans geven om mee te werken aan zijn behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in plaats van de gevorderde terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Gelet op de indicatiestelling door het NIFP/IFZ, dat Trajectum, Hoeve Boschoord aanwijst als de meest aangewezen instelling waar iemand met de problematiek van verdachte terecht kan, zal de rechtbank Trajectum, Hoeve Boschoord aanwijzen als de verpleeginrichting waar verdachte ter behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden dient te worden opgenomen.
De rechtbank acht het zeer wenselijk dat de klinische behandeling in Trajectum, Hoeve Boschoord plaatsvindt direct aansluitend aan de detentie van verdachte.
Verdachte is inmiddels aangemeld bij Hoeve Boschoord en ter terechtzitting is naar voren gebracht dat voor de opname een wachttijd geldt van ongeveer 6 maanden.
Volgens de berekening van de rechtbank zal de detentieperiode, na aftrek van de voorlopige hechtenis en inclusief de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde 90 dagen gevangenisstraf, eindigen rond diezelfde tijd.
Mocht de opname in Trajectum, Hoeve Boschoord echter al op een eerdere datum kunnen plaatsvinden, dan geeft de rechtbank het openbaar ministerie dringend in overweging om verdachte, in het kader van detentiefasering of een andere wijze van tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in de gelegenheid te stellen zich te laten opnemen.
De rechtbank zal tevens met toepassing van artikel 38, zesde lid van het Wetboek van strafrecht de uitvoerbaarheid bij voorraad gelasten, zodat verdachte na ommekomst van zijn detentie direct in Hoeve Boschoord kan worden opgenomen en behandeld en de reclassering direct kan starten met het uitoefenen van toezicht.
Eerdergenoemd standpunt van de NIFP/IFZ is tevens voor de rechtbank aanleiding om het verzoek van verdachte om een beslissing aan te houden teneinde te bezien of hij in een andere FPK terecht zou kunnen, niet te honoreren.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen nader te noemen voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde stellen.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank zal aan de Reclassering Novadic Kentron opdracht geven de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/822203-08.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/820579-10.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat de rechtbank de tenuitvoerlegging niet opportuun acht gelet op de in de hoofdzaak op te leggen maatregel en de verwachte ingangsdatum hiervan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiar ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Vrijspraak
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. subsidiair:
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met voorwaarden.
De rechtbank stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen de volgende voorwaarden:
-de verdachte wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in Trajectum, Hoeve Boschoord of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
-de verdachte wordt verplicht om na zijn klinische opname in een zorginstelling te verblijven, in een 24 uurs RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-de verdachte dient zich te melden bij de verslavingsreclassering. Hierna moet de verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-de verdachte dient zich te houden aan de richtlijnen van de reclassering ten aanzien van druggebruik ook als dit inhoudt volledige abstinentie. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoek en blaasanalyses;
-de verdachte wordt verplicht om zich te houden aan het medicatiebeleid zolang
het behandelteam dit in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
-de verdachte conformeert zich aan bewindvoering of een soortgelijke vorm van
beheren van zijn financiën, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
T.a.v. subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2043,99 subsidiair 30 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2043,99
(zegge: tweeduizend drieënveertig euro en negenennegentig eurocent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1400,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 643,99 materiële schadevergoeding (post reiskosten ad EUR 34,85, shirt en spijkerbroek ad EUR 79,90, fysiotherapie ad EUR 124,30 en psychologische hulp ad EUR 404,94 ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 2043,99 (zegge: tweeduizend drieënveertig euro en negenennegentig eurocent ), te weten EUR 1400,= immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (post reiskosten ad EUR 34,85, shirt en spijkerbroek ad EUR 79,90, fysiotherapie ad EUR 124,30 en psychologische hulp ad EUR 404,94).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Teruggave aan verdachte van in beslag genomen goederen, te weten: 1 blauwe broek, 1 zwart met wit geruit shirt, 1 paar schoeisel (beige) en 1 paar zwarte sokken.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 15 mei 2009, gewezen onder parketnummer 01/822203-08, te weten:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/820579-10 van de officier van justitie d.d. 08 november 2012.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. V.M. Smits, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 18 maart 2013.
Mr. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.