ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ5396

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/849082-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en wapenbezit in vereniging met een ander

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1961 en wonende in [gemeente], werd beschuldigd van het plegen van witwassen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 18 september 2012, waarbij hij samen met anderen een groot aantal voorwerpen en geldbedragen had verworven, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij op 18 september 2012 in vereniging met anderen wapens en munitie voorhanden had.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte had gemaakt. De verdachte had geen verifieerbare verklaring gegeven voor het aanzienlijke verschil tussen zijn legale inkomsten en de uitgaven, wat leidde tot de conclusie dat hij de herkomst van de goederen had verhuld. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de informatie onrechtmatig was verkregen en dat er geen redelijke verdenking was voor de doorzoeking van zijn woning.

De rechtbank achtte het bewijs voor het witwassen en het voorhanden hebben van wapens en munitie voldoende en legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen bevolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat dit in zijn voordeel meeweegt in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/849082-12
Datum uitspraak: 25 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 december 2012 en 11 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 november 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 maart 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 18 september 2012 (telkens) te [gemeente] en/of (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) (van) een groot aantal voorwerpen (onder meer een personenauto (Mercedes-Benz; [kenteken 1]) en/of een buitenkeuken (merk: Boretti) en/of een scooter (Piaggio; [kenteken 2]) en/of een aantal gitaren en/of een kleurentelevisie (SONY flatscreen) en/of eetkamerset (een tafel en zes stoelen) en/of twee banken en/of een geldbedrag van 24.941,83 euro, althans een groot geldbedrag)
- de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans (een) voorwerp(en) en/of (een) geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdacht en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat (de) bovengenoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
- heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en) en/of (een) geldbedrag(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van witwassen
een gewoonte gemaakt;
Artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 18 september 2012 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2080 gram hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Artikel 3 Opiumwet
3.
hij
op of omstreeks 18 september 2012 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een handvuurwapen (Smith & Wesson, model 64-4, kaliber .38) en/of een vuurwapen (uiterlijk gelijkend op een ander voorwerp te weten een sleutelhanger), voorhanden heeft gehad en/of munitie van categorie II en/of III te weten:
- 8 kogelpatronen (Sellier & Bellot, kaliber .38) en/of
- 157 kogelpatronen (kaliber .22) en/of
- 31 kogelpatronen (kaliber .38 special),
voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 26 juncto 55 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie en het verzoek tot het alsnog toevoegen van de mutaties van de politie aan het dossier.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging.
De verdediging heeft verzocht alle informatie te ontvangen die ten grondslag ligt aan de start van het onderzoek. De officier van justitie heeft op de zitting van 18 december 2012 toegezegd dat de verdediging alle onderliggende stukken zou ontvangen. De officier van justitie heeft daarna te kennen gegeven dat hij niet bereid is de mutaties aan het dossier toe te voegen. De verdediging herhaalt haar verzoek om de uitgewerkte onderzoeksgegevens die de basis vormen van de start van deze zaak aan het dossier toe te voegen.
De zaak lijkt niet zijn aanvang te hebben in een reële verdenking van enig strafbaar feit volgens de criteria van artikel 27 Sv., maar voornamelijk in afgunst van buren die het niet kunnen hebben dat het goed gaat met cliënt en die kennelijk van mening zijn dat verdachte een leven leidt dat niet past bij zijn (vermeende) inkomsten.
De opsomming voor de aanleiding van het onderzoek is louter gebaseerd op niet verifieerbare geruchten. Het bewijs is onrechtmatig verkregen.
Dit levert een inbreuk op van de beginselen van een behoorlijke procesorde met als gevolg niet-ontvankelijkheid dan wel bewijsuitsluiting.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat het verweer tot niet-ontvankelijkheid dient te worden verworpen. De officier van justitie herkent zich niet in de in het proces-verbaal van de zitting van 18 december 2012 opgenomen passage dat 'alles wat er is aan onderliggende stukken zal worden toegevoegd in het dossier'. De verzochte mutaties zijn bedoeld voor intern gebruik. Volstaan kan worden met het aanvullend proces-verbaal d.d. 7 maart 2013 en een proces-verbaal van de wijkagent van [gemeente] d.d. 28 februari 2013.
De informatie in het dossier is voldoende voor de start van het onderzoek.
Gesteld voorts dat de anonieme informatie weg zou vallen, dan nog kan op basis van de voorhanden zijnde informatie een redelijke verdenking in de zin van artikel 27 Sv. worden afgeleid.
Er is gekozen voor een van de lichtste vormen van onderzoek voor verdachten. In eerste instantie zijn namelijk de financiën bekeken. Daarna heeft er pas een doorzoeking plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt het verweer tot niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal van de zitting van 18 december 2012 leidend is. In dit proces-verbaal is vermeld dat de officier van justitie heeft gezegd dat de onderliggende stukken die de raadsvrouwe heeft gevraagd in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] ook in deze zaak worden gevoegd (pag. 4 p.v.). De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de officier van justitie deze toezegging ter zitting heeft gedaan.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal d.d. 7 maart 2013 over de aanleiding van het onderzoek en een proces-verbaal van de wijkagent van [gemeente] d.d. 28 februari 2013 aan het dossier doen toevoegen. De officier van justitie heeft de onderliggende mutaties niet aan het dossier doen toevoegen met als argument dat deze mutaties voor intern gebruik van de politie zijn. De officier van justitie heeft aangegeven dat ook op de zitting van 18 december 2012 dit zijn bedoeling is geweest.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het niet per se ongebruikelijk is dat mutaties van politie aan een dossier worden toegevoegd.
De rechtbank constateert dat de rechtbank op de zitting van 18 december 2012 niet heeft beslist dat de mutaties aan het dossier dienen te worden toegevoegd.
In de open verwijzing van de zaak naar de rechter-commissaris zijn de mutaties kennelijk niet meer bij de rechter-commissaris aan de orde gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging op basis van de voorhanden zijnde stukken, waaronder het CIE-proces-verbaal (pag. 104) en het daarop volgende financieel onderzoek vóór de doorzoeking, voldoende informatie heeft voor een toetsing van het redelijk vermoeden van schuld, zelfs al zou de anonieme informatie van één bron komen.
De rechtbank wijst, gelet op het vorenstaande, het verzoek tot toevoeging van de mutaties aan het dossier af. De rechtbank is van oordeel dat de mutaties niet aan het dossier hoeven te worden toegevoegd en dat de verdachte door deze afwijzing niet in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad.
Niet is gebleken dat de officier van justitie heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De rechtmatigheid van het bewijs.
Om dezelfde reden als hiervoor door de verdediging is aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, is ook aangevoerd dat het verkregen bewijs onrechtmatig is verkregen, hetgeen naar de mening van de verdediging tot bewijsuitsluiting dient te leiden.
De officier van justitie is van oordeel dat het bewijs rechtmatig is verkregen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Vanaf 2008 is diverse malen informatie bij de politie binnen gekomen dat verdachte betrokken zou zijn bij -kort gezegd- hennepactiviteiten.
In maart 2012 wordt een CIE-proces-verbaal opgemaakt, waarbij wordt gerelateerd dat er in februari 2012 informatie is binnengekomen dat verdachte [verdachte] ver boven zijn stand leeft; dat hij veel geld uitgeeft terwijl hij van een uitkering moet leven en dat hij veel geld verdient met hennephandel. Deze informatie wordt als betrouwbaar aangemerkt.
Op grond van voornoemde informatie is een onderzoek gedaan naar de legale inkomsten van het gezin. Uit dit onderzoek bleek dat meer contant geld werd uitgegeven dan men had opgenomen bij de bank. Er was sprake van niet verklaarbare uitgaven gelet op de minimale inkomsten. Naar aanleiding van deze feiten en omstandigheden heeft op 18 september 2012 een doorzoeking plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden voldoende aanleiding was voor een verdenking van enig strafbaar feit in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Zelfs al zou de anonieme informatie van één en dezelfde bron zijn, dan nog is er voldoende voor een redelijke verdenking.
De doorzoeking heeft rechtmatig plaatsgevonden en het bewijs is op rechtmatige wijze verkregen.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de 116 gram hennep in de garage. De officier van justitie acht het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van deze 116 gram hennep wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte kon weten van de aanwezigheid van de aangetroffen hennep in de slaapkamer van de oudste zoon van verdachte. De officier van justitie heeft dan ook vrijspraak van dit deel van de tenlastelegging geëist.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de hennep in de slaapkamer van de oudste zoon en in de garage.
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De oudste zoon van verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen hennep op zijn slaapkamer van hem was en dat zijn ouders hier niet van op de hoogte waren.
De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van deze hennep op de slaapkamer van de oudste zoon en zal verdachte vrijspreken van het aanwezig hebben daarvan. Ditzelfde geldt voor de in de garage aangetroffen hennep. Niet is gebleken dat deze hennep op een zodanige wijze in de garage lag, dat het niet anders kan zijn dat verdachte op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van deze hennep daar.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Bewijs
Inleiding.1
Op 18 september 2012 zijn in de woning in de [adres 1] te [gemeente] in een kast in de ouderslaapkamer van de woning de navolgende wapens en munitie aangetroffen.
- een handvuurwapen, Smith & Wesson, model 64-4, kaliber .38;
- een vuurwapen uiterlijk gelijkend op een ander voorwerp, namelijk een sleutelhanger;
- 8 kogelpatronen, Sellier & Bellot, kaliber .38;
- 157 kogelpatronen, kaliber .22;
- 31 kogelpatronen, kaliber .38 special.2 3 4 5 6
Het handvuurwapen betreft een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie.
De sleutelhanger betreft een wapen van categegorie II van de Wet wapens en munitie.
De munitie is van categorie III van de Wet wapens en munitie.7
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn bewoners van voornoemd pand. De slaapkamer waar de wapens en munitie zijn aangetroffen, betreft hun slaapkamer.8
Op verschillende plaatsen in de woning worden grote geldbedragen aangetroffen met een totale waarde van € 23.854,65.9
Bij de fouillering van [verdachte] wordt nog een bedrag van € 1.962,83 aangetroffen.10
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van witwassen bepleit.
Cliënt zou de herkomst van het van misdrijf afkomstige geld hebben verhuld of verborgen. Hier blijkt niet van. Niet ieder onverklaard bezit van geld valt onder de strafbaarstelling van witwassen. Cliënt heeft bronnen van extra, legale inkomsten, namelijk een erfenis van
€ 20.000,-- , de postcodeloterijprijs van € 18.000,-- netto, een lening van [persoon 2] ter hoogte van € 25.000,-- en een lening van [persoon 1] ter hoogte van € 27.000,--. Dat zijn aspecten waar verder géén tot weinig onderzoek naar is gedaan. Het geld is geleend om een goed leven te kunnen hebben.
Omtrent concrete drugsverkopen en partijen verkochte hennep blijkt niets uit het dossier.
Ten aanzien van feit 3.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wapens en munitie in een doos voorhanden heeft gehad.
De raadsman heeft, in tegenstelling tot wat in zijn pleitnotities is vermeld, integrale vrijspraak van dit feit bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1.
Van witwassen is -kort gezegd- onder meer sprake als iemand uit illegale inkomsten uitgaven financiert. Uit feiten en omstandigheden kan blijken dat verdachte bezittingen heeft en uitgaven doet, waarvoor zijn legale inkomsten ontoereikend zijn. Daardoor ontstaat een vermoeden van witwassen. Het is dan aan verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor dit gat tussen inkomsten en uitgaven te geven. Waar mogelijk dient de officier van justitie dan nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Voor een bewezenverklaring van witwassen is niet vereist dat er een rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf. Voldoende is dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld of goed uit enig misdrijf afkomstig is (zie Hoge Raad, 13 juli 2010, LJN: BM0787).
Hieronder zal de rechtbank nader ingaan op de legale inkomsten en de uitgaven van verdachte.
Inkomsten.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode een economische eenheid heeft gevormd met zijn echtenote [medeverdachte] en hun twee inwonende kinderen [persoon 3] (1993) en [persoon 4] (1996).
[verdachte] heeft van 2007 tot 2011 een inkomen uit een WAO/AAW uitkering ontvangen.
[medeverdachte] en de zoon [persoon 4] hebben in die periode geen legaal inkomen ontvangen. [persoon 3] heeft in voornoemde periode een zeer gering netto inkomen ontvangen. 11
In 2012 ontving verdachte eveneens een uitkering.12
Het totaal netto inkomen dat het gezin [gezin] over de jaren 2007 tot en met 2011 heeft genoten is in:
2007 € 14.109,--;
2008 € 14.346,--;
2009 € 15.085,--;
2010 € 14.908,-- en
2011 € 15.337,--.13
De totale ontvangsten op bankrekeningnummer [rekeningnummer] van [verdachte] en [medeverdachte] (uitkeringen/toeslagen en kinderbijslag) bedroegen in:
2008 € 21.456,87;
2009 € 21.957,08;
2010 € 24.911,06;
2011 € 21.113,30 en
2012 (tot en met mei) € 9.343,58. 14
Uit de bankgegevens van verdachte blijkt dat de vaste lasten van huur, gas/water/licht, ziektekosten, overige verzekeringen, belastingen en overige kosten via de bankrekening werden voldaan.
De totale uitgaven via de bank bedroegen in:
2008 € 22.883,29;
2009 € 17.371,65;
2010 € 26.871,84;
2011 € 23.086,00 en
2012 € 5.611,84.
Op grond van deze cijfers stelt de rechtbank vast dat de jaarlijkse ontvangsten uit uitkering/toeslagen en kinderbijslag geheel of nagenoeg geheel opgingen aan de hiervoor genoemde vaste lasten.
Uit voornoemde bankgegevens van verdachte blijkt dat van die bankrekening geen pinbetalingen worden gedaan bij supermarkten, schoenenzaken, kledingzaken of andere winkels. Uitgaven voor voeding, kleding en schoeisel zijn, op een enkele uitzondering in 2011 en 2012 na, niet via de bank gegaan. Uit de tot de economische eenheid behorende bankrekening met nummer [nummer 1]van [persoon 3] blijkt evenmin van pinbetalingen ten behoeve van dagelijkse kosten van levensonderhoud.
Ook de kosten voor brandstof voor op naam van dit gezin staande auto's en bromfiets
zijn niet te verklaren aan de hand van de betalingen op deze bankrekeningen.16
De echtgenote van verdachte heeft verklaard dat zij geld voor boodschappen van haar man kreeg.17
De rechtbank stelt vast dat deze telkens terugkomende kosten zijn gedaan door betalingen in contanten.
Kasopstelling .18 19
In de herziene kasopstelling, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van 5 februari 2013, zijn de traceerbare contante ontvangsten en contante uitgaven van het gezin [gezin] vermeld.20
De in deze herziene kasopstelling opgenomen uitgaven zijn gebaseerd op de bij de doorzoeking op 18 september 2012 in de woning van verdachte en zijn echtgenote aangetroffen facturen en bewijsstukken.21
Voor kosten van levensonderhoud, kleding en schoenen is uitgegaan van de gegevens van het Nibud.22 Verder zijn berekeningen gemaakt van de kosten voor brandstoffen van de voertuigen die in gebruik waren bij verdachten, voor zover daarover gegevens voorhanden waren.
In de herziene kasopstelling wordt uitgegaan van een eindsaldo 2006/ beginsaldo 2007 van € 6.924,73.
De rechtbank constateert dat dit bedrag is gebaseerd op een in het Rapport Herziene kasopstelling vervaardigde kasopstelling over 2006. (pag. 8). In deze kasopstelling over 2006 wordt uitgegaan van een negatief beginsaldo van € 9.150,--. De rechtbank is niet gebleken dat er onderzoek is gedaan naar de periode voorafgaand aan 2006. De rechtbank stelt voorts vast dat het niet mogelijk is in kas een negatief saldo te hebben. Gelet hierop zal de rechtbank, in het voordeel van verdachte, uitgaan van een beginsaldo per 1 januari 2006 van € 500. Dit heeft tot gevolg dat het beginsaldo van de kasopstelling per 1 januari 2007 bedraagt: € 16.574,73 ( € 500 + € 9.150,-- + € 6.924,73).
Uitgaande van een beginsaldo van € 16.574,73 op 1 januari 2007 wordt het kassaldo op 11 november 2010, met de contante aankoop van de Mercedes [kenteken 1], negatief € 19.377,56 en blijft vervolgens negatief tot de einddatum, 18 september 2012.
Verdachten hebben aangegeven dat met een aantal factoren ten onrechte geen rekening is gehouden. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De postcodeloterijprijs in 2005/2006.
Vaststaat dat verdachte in december 2005 via de postcodeloterij een prijs heeft gewonnen. Dit betrof een totaalbedrag van netto € 15.880,40.
Genoemd bedrag is in januari 2006 aan [verdachte] overgemaakt op zijn bankrekening. Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij dit bedrag daarna van zijn rekening heeft opgenomen en bewaard in contanten. Uit het rekeningoverzicht blijkt dat op 25 maart 2006 een bedrag van € 18.000 is opgenomen. Dit bedrag is meegenomen in de kasopstelling over 2006. De herziene kasopstelling behoeft op dit punt geen aanpassing.
In juli 2009 heeft verdachte een dagpostcode prijs gewonnen van netto € 2.840,-- die in augustus 2009 op de bankrekening van verdachte [verdachte] is uitbetaald. Voor zover die prijs vervolgens in contanten van de rekening werd opgenomen is daarmee rekening gehouden in de kasopstelling. De herziene kasopstelling behoeft op dit punt geen aanpassing.
De Mercedes
De Mercedes, die verdachte [verdachte] op 11 november 2010 heeft gekocht en op naam gesteld voor € 35.000, heeft hij betaald door inruil van een Volkswagen Transporter met bijbetaling van € 29.000 in contanten23.
Volgens verklaringen van verdachte [verdachte] heeft hij dit geld deels van zijn vader gekregen en heeft hij met toestemming van zijn vader hiertoe weken eerder € 9.000 a € 10.000 van diens rekening gehaald.
Blijkens het overzicht van de contante kasopnames van de rekening van de vader van verdachte [verdachte]24 is er in 2010 slechts een opname geweest, van € 4.000, welke opname dateert van na de betaling van de Mercedes.
De overige opnames in contanten zijn van veel langer geleden: een bedrag van € 6.500 op 27 februari 2009 (kort voor de remigratie dd 11 maart 2009 van vader en moeder naar Turkije); een bedrag van €1.500 kort daarna op 30 maart 2009; en tot slot een opname van € 3.000 op 24 juli 2009.
Gelet hierop wordt de verklaring van verdachte [verdachte] niet aannemelijk geacht en gaat de rechtbank hieraan voorbij. Derhalve behoort in de kasopstelling met een gestelde verkrijging afkomstig van vader geen rekening te worden gehouden.
De erfenis in 2011/2012.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat de erfenis van zijn op 12 november 2011 overleden vader en op 12 april 2012 moeder tussen de € 15.000 en € 20.000 bedraagt, dat hij het geld heeft opgenomen van de rekening van zijn vader toen zijn ouders overleden, dat hij dit geld in beheer heeft en dat dit het geld is dat bij de huiszoeking op zijn slaapkamer naast het kastje van zijn bed is aangetroffen in briefjes van € 500.
Getuige [getuige 1], de broer van verdachte [verdachte], heeft verklaard dat volgens hem de erfenis in geld ongeveer € 20.000 bedroeg, waarvan ongeveer € 9.000 op een rekening bij de SNS-bank, en dat hij niet wist of de rest ergens contant lag of op een rekening stond.
Getuige [getuige 2], de zus van verdachte [verdachte], heeft verklaard dat er € 10.000 in contanten was en € 10.000 op rekening van de SNS-bank.
Blijkens het overzicht van de contante kasopnames van de rekening van de vader van verdachte [verdachte] is op 2 december 2011, ongeveer drie weken na diens overlijden, een bedrag in contanten opgenomen van € 9.000. Voorts zijn na het overlijden van vader twee bedragen overgeboekt naar moeder, op 26 en 29 maart 2012, van in totaal € 364,90, waarna de rekening is opgeheven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet op voorhand uitgesloten dat de bij de doorzoeking naast het bed van verdachte [verdachte] aangetroffen contanten zijn terug te voeren op de erfenis van zijn ouders. Hoewel verdachte [verdachte] zelf heeft verklaard dat dit gaat om het bedrag dat hij na het overlijden van de rekening van zijn vader had opgenomen, hetwelk een bedrag is van € 9.000, zal de rechtbank mede gelet op de getuigenverklaringen er ten voordele van verdachte [verdachte] er van uitgaan dat het gehele naast het bed aangetroffen bedrag van € 19.255 de erfenis van de ouders betreft. Derhalve behoort in de kasopstelling rekening te worden gehouden met de legale herkomst van dat bedrag. Dit houdt in dat in de kasopstelling naast de opname in contanten op 2 december 2011 van € 9.000,-- tevens rekening dient te worden gehouden met een kastoename van € 10.255,-- rond die datum. Als gevolg hiervan bedraagt het kassaldo per 2 december 2011 negatief €14.012,24 (-/- 33.917,24 + € 9.650 (beginsaldo ad 500 + 9150) + € 10.255).
Ook na deze correcties blijft het saldo tot op de einddatum van 18 september 2012 steeds negatief, en komt dan uit op negatief € 75.133,18 (-/- f € 95.038,18 + € 9.650 + € 10.255).
De lening van [persoon 2] ter hoogte van in totaal € 25.000,-- en de lening van [persoon 1] ter hoogte van € 27.000,-- en het continu krediet van [persoon 6] ter hoogte van € 12.000.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de broer van zijn echtgenote, [persoon 2], hem een bedrag van € 25.000,-- heeft geleend. Van [persoon 1] heeft hij een bedrag van € 27.000,-- geleend. Dit alles was voor onderhoud van zijn gezin.
[persoon 2] is op 5 maart 2013 bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij aan [verdachte] op zijn verzoek een geldbedrag van ongeveer 25.000,-- heeft geleend. Dat was verspreid over een periode 5 jaar. Hij schreef in een boekje welke bedragen voor [ve[verdachte] bestemd waren, waarbij hij geen datum heeft opgeschreven. Er zijn geen afspraken gemaakt over terugbetalen.
Door de verdediging is ter zitting van 18 december 2012 overgelegd een beperkt aantal bankafschriften van [persoon 2], waarop een aantal opnamen in contanten uit geldautomaten zijn omcirkeld:
In 2010 ten laste van de prive-betaalrekening periodieke opnamen in contanten van in verreweg de meeste gevallen € 1.000, maar ook van € 2.000 en € 2.500 ineens. Opvallend hierbij is dat op deze afschriften van [persoon 2] voor zover overgelegd geen uitgaven voor boodschappen/ dagelijkse levensbehoeften voorkomen. Voorts valt op dat op het afschrift met volgnummer 404, bladnummer 2, is omcirkeld een opname van € 1.000 op 23 december 2010;
In 2011: volgnummer 405 is niet bijgevoegd; op volgnummer 406, bladnummer 1 zijn omcirkeld opnamen van € 1.000 op 14 januari 2011 en een week later, op 21 januari 2011.
In 2012: ten laste van de zakenrekening: op 20 juli 2012 € 1.000 en tien minuten later nog eens €3.000.
De rechtbank acht onaannemelijk dat de door de verdediging omcirkelde bedragen, waaronder de voornoemde, aan verdachten zijn ter beschikking gesteld, nu daarvan enig objectief bewijs ontbreekt en veeleer valt aan te nemen dat [persoon 2] deze bedragen heeft opgenomen voor zijn eigen levensonderhoud, terwijl in dit kader naar oordeel van de rechtbank evenmin te begrijpen is dat ten behoeve van verdachten ten laste van de zakelijke rekening van [persoon 2] binnen tien minuten twee aanzienlijke bedragen zouden zijn opgenomen.
[persoon 1] is op 28 februari 2013 bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij in 2009 € 27.000,-- aan [verdachte] heeft geleend. Er is geen datum afgesproken over de terugbetaling. Hij gaat ervan uit dat terug wordt betaald zodra verdachte dat kan. Tot het moment van verhoor is er nog niets terugbetaald. Hij heeft het geld contant en persoonlijk overhandigd aan [verdachte]. Er hoefde geen rente over het geleende bedrag te worden betaald.
[persoon 1] heeft dit bedrag opgenomen van zijn bankrekening op 1 mei 2009.
De rechtbank acht zeer onaannemelijk dat verdachten dit bedrag hebben ontvangen. Volstrekt valt immers niet in te zien dat ter voorziening in hun dagelijkse levensonderhoud een dergelijk bedrag ineens noodzakelijk zou zijn naast hun eigen inkomsten. Zulks nog afgezien van het feit dat hiervan geen enkel objectief bewijs is overgelegd.
De verdediging heeft overgelegd een overeenkomst op naam van [persoon 6] betreffende een door hen op 9 december 2005 gesloten continue-krediet van
€ 12.000, waarvan na verrekening van een openstaand VISA-card krediet een bedrag van
€ 9.066 resteerde.
De rechtbank stelt voorop dat de verdediging niet heeft gesteld noch onderbouwd welk bedrag hiervan aan verdachten ter beschikking is gesteld. De rechtbank acht overigens volstrekt onaannemelijk dat deze overeenkomst werd gesloten ten einde te kunnen bijdragen aan het levensonderhoud van verdachten. Niet alleen valt zonder verder enige toelichting te begrijpen waarom verdachten een dergelijk bedrag nodig hadden naast hun eigen reguliere inkomsten, maar ook is dit onaannemelijk gelet op het feit dat verdachten in die maand zelf een grote prijs in de loterij hadden gewonnen. Nu verder enig objectief andersluidend bewijs ontbreekt acht de rechtbank onaannemelijk dat verdachten dit bedrag of delen hiervan hebben ontvangen.
Bij haar oordeelsvorming omtrent voornoemde leningen heeft de rechtbank ook het navolgende nog in de beschouwing betrokken.
Verdachte heeft op 19 september 2012 om 13.15 uur bij de politie op de vraag of hij wel eens geld heeft geleend, verklaard dat hij bij vrienden heeft geleend. Het ging dan om een paar duizend euro.25
Op 20 september 2012 te 13.30 uur heeft verdachte zich op de vraag van wie hij geld heeft geleend, beroepen op zijn zwijgrecht.
Verdachte heeft pas later verklaard dat de leningen met [persoon 2] en [persoon 1] zijn afgesloten en zijn er bedragen van respectievelijk € 25.000,-- en € 27.000,-- genoemd.
[medeverdachte], de echtgenote van verdachte, heeft op 19 september 2012 11.15 uur bij de politie verklaard dat zij wel eens geld bij familieleden en kennissen heeft geleend. Op de vraag of ze nog schulden hadden openstaan of leningen heeft ze geantwoord dat ze dat niet wist.
De rechtbank vindt het opvallend dat verdachte in eerste instantie over leningen van enkele duizenden euro's verklaart terwijl de leningen uiteindelijk een bedrag van in totaal tenminste € 52.000,-- zouden betreffen. Daarnaast is het opvallend dat verdachte niet meteen de namen van de desbetreffende personen heeft gemeld. Dit geldt ook voor de echtgenote. Zij zegt in eerste instantie niet te weten hoeveel schulden er open staan, terwijl een groot bedrag van haar broer zou zijn geleend.
Er zijn geen schriftelijke stukken van de beweerdelijke leningen.
Dat dergelijk grote bedragen alleen op basis van onderling vertrouwen zijn geleend en dat dit gebruikelijk is binnen de Turkse cultuur, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Alles overwegende acht de rechtbank de verklaring van verdachten omtrent de leningen volstrekt ongeloofwaardig. Eén en ander heeft derhalve geen invloed op het saldo ad
€ 75.133,18 per 18 september 2012 als voormeld..
De ten laste gelegde goederen.
In en nabij de woning van verdachte te [gemeente] zijn op 18 september 2012 tijdens de doorzoeking onder meer de navolgende goederen aangetroffen.
- een personenauto Merceces-Benz, kenteken [kenteken 1];
Deze auto is op 11 november 2010 op naam van verdachte gesteld.
De auto is op 11 november 2010 gekocht voor een bedrag van € 35.000,--;
- een buitenkeuken, merk Boretti.
Deze buitenkeuken vertegenwoordigt tweedehands een waarde van minimaal 300,--.26
[medeverdachte] heeft op 21 september 2012 verklaard dat haar man deze buitenkeuken van de zomer heeft meegebracht.27
- een scooter Piaggio [kenteken 2].
Deze scooter is op 12 maart 2010 op naam van [persoon 3] besteld en is door verdachte, de vader van [persoon 3], op 26 februari 2010 besteld en op 18 april 2010 contant betaald.28 29
- een kleurentelevisie, Sony flatscreen.
Uit informatie van [bedrijf 1] blijkt dat deze Sony Led tv op 4 juni 2012 is gekocht door [verdachte] wonende te [adres 1] [gemeente].30
- twee banken
De twee banken zijn op 2 december 2011 besteld bij [bedrijf 2].31
Ten aanzien van de gitaren en de eetkamerset , zoals ten laste gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de aanschaf heeft plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode, nu informatie hieromtrent ontbreekt in het dossier. Bij de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de in beslag genomen eetkamerset al jaren oud is, en dat de factuur daar niet op ziet.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat niet is gebleken dat de in beslag genomen eetkamerset de meubelen betreffen waarop de factuur betrekking heeft.
Van deze onderdelen van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat het negatieve kassaldo van verdachte en zijn echtgenote op basis van de kasopstelling € 75.133,18 bedraagt.
Verdachte heeft geen redelijke, min of meer verifieerbare verklaring gegeven voor het aanzienlijke verschil tussen de genoten legale inkomsten en de hierboven vastgestelde uitgaven. De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de leningen niet aannemelijk, zoals hiervoor al is overwogen. Gelet op het vorenstaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn echtgenote de werkelijk herkomst van de desbetreffende goederen heeft verhuld, terwijl zij wisten dat deze goederen uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht dan ook het ten laste gelegde medeplegen van witwassen bewezen.
Gezien het aantal bewezen verklaarde transacties en de periode waarin verdachte zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte en medeverdachte van het witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Ten aanzien van feit 3
De wapens en de munitie zijn aangetroffen in een doos in de kast op de slaapkamer in gebruik bij verdachte en zijn echtgenote. De wapens en de munitie lagen in een Nike schoenendoos, rechts onderin tegen de achterwand van de kast. De doos was zichtbaar als de kast geopend werd. In de kast lag aan die zijde vrouwenkleding.32
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de wapens heeft gekocht toen ze de tweede keer bij hem hadden ingebroken. De munitie zat er bij. Ook het geheime wapen, een sleutelhanger, zat er bij. 33
Uit het dossier blijkt dat de tweede inbraak in de woning van verdachte in januari 2009 heeft plaatsgevonden.34
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wapens en de munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt, gelet op het vorenstaande, vast dat de doos met wapens en munitie zichtbaar lag in het gedeelte van de kast waar de vrouwenkleding zich bevond. Het betrof de slaapkamer in gebruik bij verdachte en zijn echtgenote. Deze wapens lagen daar al langere tijd. Gelet hierop moet de echtgenote van verdachte zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid van deze wapens en munitie.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte deze wapens en munitie tezamen en in vereniging met een ander voorhanden had.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 18 september 2012 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander van een groot aantal voorwerpen (ondermeer een personenauto (Mercedes-Benz; [kenteken 1]) en een buitenkeuken (merk: Boretti) en een scooter (Piaggio; [kenteken 2]) en een kleurentelevisie (SONY flatscreen) en twee banken en een groot geldbedrag,
- de werkelijke herkomst heeft verhuld, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat de bovengenoemde voorwerpen en geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf hebbende hij, verdachte en zijn mededader van het plegen van witwassen een gewoonte gemaakt;
3.
op 18 september 2012 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander een of meer wapens van categorie II en III, te weten een handvuurwapen (Smith & Wesson, model 64-4, kaliber .38) en een vuurwapen (uiterlijk gelijkend op een ander voorwerp te weten een sleutelhanger), voorhanden heeft gehad en munitie van categorie III te weten:
- 8 kogelpatronen (Sellier & Bellot, kaliber .38) en
- 157 kogelpatronen (kaliber .22) en
- 31 kogelpatronen (kaliber .38 special),
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
- 9 maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- een werkstraf van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis;
- verbeurdverklaring van de goederen genoemd in de tenlastelegging;
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de voorlopige hechtenis, die al is geschorst, niet op te heffen. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen een teruggave van het paspoort aan verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
De raadsman heeft verzocht het paspoort van verdachte aan verdachte terug te geven en de reeds geschorste voorlopige hechtenis op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van verdachte.
Verdachte heeft met de medeverdachte geruime tijd profijt getrokken van voorwerpen/opbrengsten afkomstig uit enig misdrijf. Verdachte heeft daardoor bijgedragen aan de aantasting van de integriteit van het financiële stelsel en aan verstoring van de economie. Daarbij heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Voorts heeft verdachte in zijn woning, waar ook minderjarigen woonden, wapens en munitie voorhanden gehad, hetgeen zeer gevaarzettend is.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister niet eerder is veroordeeld door een rechter.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht daarnaast geen werkstraf nodig, zoals door de officier van justitie is geëist.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen geldbedragen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke feit 1 is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte en zijn echtgenote toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen paspoort aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit paspoort.
De rechtbank zal geen beslissing nemen met betrekking tot de overige in beslag genomen goederen nu op deze voorwerpen conservatoir beslag rust (pag. 23 en pag. 414-417) en deze goederen ook niet zijn vermeld op de voor de zitting bestemde lijst van in beslag genomen goederen d.d. 4 februari 2013.
De voorlopige hechtenis.
De rechtbank ziet geen aanleiding de voorlopige hechtenis, die reeds is geschorst, niet op te heffen. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis opheffen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 420bis, 420ter
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2:
Vrijspraak.
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
T.a.v. feit 3:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet
wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van
categorie II;
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet
wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III;
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet
wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf
T.a.v. feit 1, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen, te weten:
- € 19.342,77 en buitenlands geld;
- € 1410,--
- € 1449,65
- € 1155,--
- € 1960,85
Teruggave in beslag genomen goed, te weten:
- 1 paspoort betreffende [verdachte], aan verdachte.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 18 december 2012 met ingang
van 19 december 2012 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. M.T. van Vliet en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 25 maart 2013.
Mr. B. Damen is buiten staat dit vonnis te tekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, district Meierij, team [gemeente], genummerd PL21X4 2012008328 (pag. 1 tot en met 986).
2 Bevindingen verbalisant, pag. 119-121
3 Bevindingen verbalisant pag. 232-237
4 Verklaring verdachte ter terechtzitting
5 Kennisgeving van inbeslagneming pag. 162, 184
6 Bevindingen verbalisant pag. 198
7 Bevindingen verbalisant, pag. 232-237
8 Verklaring verdachte ter terechtzitting
9 Bevindingen verbalisant pag. 445
10 Kennisgeving beslag pag. 221
11 Bevindingen verbalisanten, pag. 408-409
12 Verklaring verdachte ter terechtzitting
13 Bevindingen verbalisanten, pag. 409
14 Bevindingen verbalisanten, pag. 410
15 Bevindingen verbalisanten pag 409
16 Bevindingen verbalisanten pag 410-411
17 Verklaring [medeverdachte] pag. 924
18 Rapport Kasopstelling 424-445, exclusief kasopstelling paragraaf 3.3
19 Een proces-verbaal van regiopolitie Oost-Brabant, divisie Regionale Recherche, team Financiële Recherche met proces-verbaal nummer 60-166218, met daarbij gevoegd een herziene kasopstelling inclusief 2006, pag. 1 tot en met 12
20 Herziene kasopstelling pag. 10-12
21 Toelichting kasopstelling pag. 429-445
22 Bevindingen verbalisanten pag. 442
23 proces-verbaal nummer 60-012947, p430 en p433, en proces-verbaal nummer 29-910710, p110.
24 proces-verbaal nummer 60-104502, p419
25 Verklaring verdachte, pag. 891
26 Bevindingen verbalisant pag. 441
27 Bevindingen verbalisant pag. 441
28 Bevindingen verbalisanten pag. 523-524
29 Factuur pag. 525
30 Factuur pag. 574
31 Factuur pag. 639
32 Bevindingen verbalisant pag. 198
33 Verklaring verdachte pag. 905-906
34 Bevindingen verbalisanten pag. 7