vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/243533 / HA ZA 12-181
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KREKON B.V.,
gevestigd te Heeze (gemeente Heeze-Leende),
gedaagde,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en Krekon genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 11 januari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 [eiser] heeft vanaf 2007 een bouwproject betreffende de realisatie van het zogeheten Sioux bedrijfsgebouw C op industrieterrein Esp te Eindhoven overgenomen van [A] te [vestigingsplaats]. Voordien was Krekon reeds als hoofdconstructeur bij dit project betrokken in opdracht van [A] Ook na voornoemde overname is Krekon bij het bouwproject betrokken gebleven. Bij de verdere uitvoering van dit bouwproject heeft [eiser] zich laten bijstaan door zijn adviseur [B] (hierna: [B]).
2.2 Aanvankelijk was het de bedoeling dat het bedrijfsgebouw zou worden gerealiseerd met behulp van zogeheten stapelbouw. Uitgaande van deze bouwplannen heeft Krekon in 2007 onder meer de constructieberekeningen en -tekeningen gemaakt ten behoeve van de fundering van het Sioux gebouw. Nadien zijn de bouwplannen gewijzigd en heeft [eiser] gekozen voor een zogeheten prefab bouw. Bij brief van 19 mei 2008 heeft Krekon een “offerte constructieve werkzaamheden Prefab kern” uitgebracht. Daarin staat onder meer:
“Op uw verzoek zenden wij u hierbij de vrijblijvende offerte voor de constructieve advieswerkzaamheden ten behoeve van de prefab kern van de nieuwbouw. (…) Indien u akkoord kunt gaan met onderstaande offerte, verzoeken wij u één exemplaar geaccordeerd te retourneren. (…)”
In de bijbehorende offerte worden de door Krekon uit te voeren werkzaamheden onderscheiden in A. Voorontwerp (waaronder het maken van vormtekeningen), B. Definitief ontwerp, C. Detaillering en D. Vrijgeven voor productie.
2.3 Vervolgens heeft Krekon op 13 juni 2008 de volgende e-mail gezonden aan [C] en [B]:
“Geachte bouwteamleden,
Bijgaand autocad bestand van de prefab wanden tbv kern. Naar ons inziens is dit de goeie opzet. Wij hebben aan de hand van de tekeningen en schetsen van partijen en sparingen en de opbouw van de elementen in kaart gebracht en tevens ook de optimalisatie daarvan.
Enkele sparingen gaan door consoles. Graag een gezamenlijke oplossing.
Wij denken o.a. het verplaatsen van leiding invoeren dan wel het verkleinen van leidingen.
Graag hebben wij controle:
x op maatvoering
x uitvoerbaarheid inclusief de stapelbaarheid van de elementen.
x door architect, prefab leverancier en installatie technisch adviseur.
Graag ontvangen wij uiterlijk 20 juni 2008 uw reacties, zodat wij aan onze herberekening kunnen beginnen.”
2.4 Bij e-mail van 31 maart 2009 is namens de gemeente Eindhoven (Afdeling Toezicht en Handhaving) het volgende bericht aan Krekon:
“Hierbij de bevestiging van ons telefoongesprek deze morgen. Onze buiteninspecteur [D] deelt het onderstaande mee aan de aannemer.
Aangezien er tot op heden nog geen gegevens bekend zijn van de prefab wanden en kolommen en dus ook niet van de stekken die opgenomen moeten worden in de fundering kan de fundering dus niet gestort worden. Zodra de gegevens door Krekon en de Gemeente zijn goedgekeurd, kunnen de desbetreffende onderdelen gestort worden. (…)”
2.5 In opdracht van de leverancier van de prefab elementen heeft Vericon Ingenieurs B.V. (hierna: Vericon) – evenals Krekon een constructieadviesbureau – een stabiliteitsberekening gemaakt. Vericon heeft in een e-mail van 2 april 2009 aan [C] het volgende geschreven:
“Bijgaand de stabiliteitsberekening van Sioux.
Een aantal dagen geleden is door de aannemer gevraagd ([C]) of de druklagen noodzakelijk zijn in kader van mogelijke bezuinigingen. Wij hebben in eerste instantie gezegd dat dit waarschijnlijk het geval is omdat het gebouw in montagestadium toch ook stabiel moet zijn (de druklagen worden pas later aangebracht en fungeren ook als afwerklaag). (…)”
Hierna volgen een aantal opmerkingen of bepaalde onderdelen van het werk al dan niet zonder druklaag kunnen worden uitgevoerd. De e-mail vervolgt dan met:
“Voorts willen wij u op de volgende punten attent maken:
(…)
4. Voorts moet op voorhand de hoofdconstructeur geen overige bezwaren hebben, dus dit tijdig laten beoordelen door Krekon”
2.6 Diezelfde dag (2 april 2009) heeft [C] deze e-mail doorgestuurd aan Krekon, en daarbij aan Krekon het volgende bericht:
”Mij effe contacten hierover”.
2.7 Bij e-mail van 6 april 2009 heeft [E] van de gemeente Eindhoven het volgende bericht aan haar collega [D], waarbij deze e-mail in kopie is gezonden aan Krekon:
“Zojuist heb ik de constructeur [F] van Krekon gesproken. Op dit moment heeft hij een gedeelte van het stekkenplan ontvangen. Zo lang hij echter niet alle gegevens van het prefab binnen heeft, begint hij niet niet met controleren van de gegevens. Hij kan op dit moment dus geen goedkeuring geven op het stekkenplan.
Zolang wij geen goedgekeurde gegevens van de constructeur hebben ontvangen, kan ik niets controleren en kan er buiten dus niets gestort worden. Het niet storten van de fundering levert echter problemen op voor de aannemer omdat de begane grondvloer dan niet gelegd kan worden en de aannemer geen opslagcapaciteit heeft.
Als de aannemer deze week toch wil storten, dan doet hij dat zonder goedkeuring van de Gemeente (en de constructeur). Dit houdt in dat alle eventuele aanpassingen die uit onze controle werkzaamheden volgen zo spoedig mogelijk door de aannemer aangebracht dienen te worden. Hiermee wordt niet voldaan aan de “3 weken termijn” die wij normaal gesproken in acht nemen. In dit geval mag de fundering toch gestort worden omdat de prefab pas in week 37 wordt geplaatst, zodat voldoende tijd is om eventuele wijzigingen met betrekking tot de stekken zo snel mogelijk aan te brengen. (…)”.
2.8 Bij e-mail van 8 april 2009 heeft Krekon voornoemde e-mail van de gemeente Eindhoven doorgezonden aan [C] en [B] met de volgende mededeling:
“Hierbij onze goedkeuring voor de stort + reactie van de gemeente, waar wij ons volledig in kunnen vinden. Voor alle duidelijkheid, er mag worden gestort, maar eventuele aanpassingen aan de stekken / prefab is voor risico van de aannemer. Zie onderstaande brief”.
2.9 Vervolgens is de hoofdaannemer [C] in het voorjaar van 2009 met de uitvoering van de bouwwerkzaamheden begonnen.
2.10 Bij beschikking van 8 september 2009 heeft de gemeente Eindhoven de bouwwerkzaamheden stilgelegd. In een brief van de gemeente Eindhoven van dezelfde datum aan [eiser] staat het volgende:
“Onlangs is tijdens een controle van de ingediende constructieve stukken […] door ons geconstateerd dat de funderingsplaat onder de stabiliteitskern van het kantoorgebouw (tussen as F en G en as 5 en 9) niet voorzien is van voldoende wapening om de belastingen uit de nog te realiseren bovenliggende constructie op te kunnen nemen. Dit blijkt ook uit correspondentie tussen de hoofdconstructeur en de constructeur van onze afdeling.
Tevens zijn er door ons vragen gesteld over de funderingsbalken en paalbelastingen onder de stabiliteitswanden bij de assen 2 en 12. Op de gestelde vragen is nog geen passend antwoord gegeven. De genoemde constructieonderdelen zijn reeds gestort.
De funderingsplaat onder de stabiliteitskern van het gebouw voldoet niet aan het bouwbesluit, derhalve is de veiligheid in het geding. Voor de overige genoemde constructies (de funderingsbalken en paalbelastingen onder de stabiliteitswanden bij de assen 2 en 12), is niet aangetoond dat deze voldoen aan het bouwbesluit.
De hoofdconstructeur (Krekon) is van de voormelde situatie op de hoogte gesteld. (…) Op dit moment wordt door hen naar oplossingen gezocht”
2.11 Bij brief van 28 december 2009 heeft de gemeente Eindhoven onder meer het volgende bericht aan [eiser] en Krekon:
“(…) Bij besluit van 8 september 2009 (…) hebben wij u onder oplegging van een bouwstop en een daaraan gekoppelde last onder dwangsom gelast om alle bouwactiviteiten (…) te (laten) staken en gestaakt te houden. (…)
De reden tot het opleggen van de bouwstop is tweeledig:
Punt 1: In de eerste plaats is tijdens een controle van de ingediende constructieve stukken door ons geconstateerd dat de funderingsplaat onder de stabiliteitskern van het kantoorgebouw (tussen as F en G en as 5 en 9) niet voorzien is van voldoende bewapening om de belastingen uit de nog te realiseren bovenliggende constructie op te kunnen nemen. Dit blijkt ook uit correspondentie tussen de hoofdconstructeur en de constructeur van onze afdeling.
Punt 2: In de tweede plaats zijn er door ons vragen gesteld over de funderingsbalken en paalbelastingen onder de stabiliteitswanden bij de assen 2 en 12. Op de gestelde vragen is nog geen passend antwoord gegeven. De paalbelastingen onder de betreffende wanden wordt overschreden.
Door [G] is op 21 oktober 2009 een plan (tekeningen d.d. 13 oktober 2009) ingediend om de reeds gerealiseerde funderingsplaat te slopen. Dit plan is door onze constructeur goedgekeurd en derhalve hebben wij reeds bij besluit van 2 november 2009 de opgelegde bouwstop gedeeltelijk ingetrokken c.q. gewijzigd zodat het toegestaan was de betreffende funderingsplaat te slopen. Dit besluit is thans al enige tijd in uw bezit.
Uw hoofdconstructeur (Krekon) heeft tevens een oplossing aangedragen voor hetgeen onder punten 1 en 2 staat vermeld. Deze staan verwerkt op tekeningen d.d. 20 oktober 2009 (Revisie F).
Thans heeft onze constructeur de door Krekon aangedragen oplossing tot herstel van het onder 1 genoemde gebrek goedgekeurd.”
Om die reden heeft de gemeente Eindhoven de opgelegde bouwstop gedeeltelijk ingetrokken, namelijk voor zover het betreft het uitvoeren van de (onder 1 vermelde) bouwwerkzaamheden ten behoeve van het aanpassen van de stabiliteitskern.
2.12 Hoofdaannemer [C] heeft de fundering deels gesloopt en een deel van deze werkzaamheden opnieuw en anders uitgevoerd.
3.1. [eiser] vordert samengevat –
a. voor recht te verklaren dat Krekon aansprakelijk is jegens [eiser] voor de door Krekon onjuist vervaardigde tekeningen en berekeningen terzake de oorspronkelijke funderingsconstructie en de daardoor veroorzaakte schade op te maken bij staat (naast het hierna onder b. gevorderde bedrag),
b. veroordeling van Krekon tot betaling van € 167.007,94, vermeerderd met b.t.w. en de wettelijke rente vanaf 10 december 2009,
c. veroordeling van Krekon tot betaling van € 2.842,- aan buitengerechtelijke kosten,
d. met veroordeling van Krekon in de proceskosten.
3.2. [eiser] heeft het volgende aan deze vorderingen ten grondslag gelegd.
Krekon heeft in opdracht van [eiser] onder andere de constructieve berekeningen en tekeningen gemaakt voor de fundering van het Sioux gebouw. In het voorjaar van 2009 is de bouw begonnen aan de hand van deze door Krekon gemaakte constructieberekeningen en -tekeningen. Bij de door de gemeente Eindhoven opgelegde bouwstop is gebleken dat Krekon is tekortgeschoten omdat, kort gezegd, (i) er onvoldoende wapening is onder de stabiliteitskern van het gebouw en (ii) de funderingsbalken en de paalbelastingen onder de stabiliteitswanden bij de assen 2 en 12 niet voldoen. Krekon heeft op 8 april 2009 goedkeuring verleend aan het storten van het beton ten behoeve van de fundering met daarbij de opmerking “eventuele aanpassingen aan de stekken/prefab is voor risico van de aannemer”. [eiser] stelt – onder verwijzing naar het rapport van 23 februari 2011 van [H] – dat hij op grond van die opmerking van Krekon kon verwachten dat hij nadien eventueel nog extra zogeheten stekeinden in de fundering diende aan te brengen om voldoende verbinding tussen de fundering en de opbouw te realiseren. Dit betreft een in de bouw gebruikelijke praktijk waarbij men naderhand een gat in de fundering boort en daarin een stalen staaf vast zet met behulp van een chemische substantie (een zogeheten chemisch anker). Aan een dergelijke aanpassing was een financieel risico van hooguit een paar duizend euro extra verbonden. [eiser] behoefde op grond van deze opmerking niet de hiervoor omschreven tekortkomingen te verwachten. In de gegeven omstandigheden had Krekon als deskundige bij uitstek nadrukkelijker dienen te waarschuwen dat het ontwerp voor de fundering niet geschikt was voor de voorgenomen bouw van de prefab constructie. Dit geldt te meer nu [C] de stabiliteitsberekeningen van Vericon op 2 april 2009 heeft doorgezonden aan Krekon, waarin is opgemerkt dat Krekon als hoofdconstructeur deze berekeningen dient te beoordelen.
3.3. Krekon voert verweer. Krekon heeft aanvankelijk (in 2007) haar werkzaamheden uitgevoerd op basis van bouwplannen die uitgingen van stapelbouw. Naderhand heeft [eiser] tot twee keer toe de opzet van het werk veranderd. Aanvankelijk was stapelbouw beoogd, waarna dit is veranderd in een prefab variant met een gegoten kern en uiteindelijk is gekozen om in de plannen ook de gegoten kern te vervangen door een prefab kern. De gewijzigde bouwplannen vergden ook nieuw uit te voeren constructieberekeningen. Krekon heeft hiervoor op 19 mei 2008 een offerte uitgebracht. [eiser] heeft van dit aanbod echter geen gebruik gemaakt. Krekon heeft nadien nog wel vormtekeningen gemaakt en ook een rol gespeeld als ad hoc adviseur bij het bouwproject. Krekon heeft echter geen berekeningen gemaakt ten behoeve van het gewijzigde prefab ontwerp. Wel zijn in opdracht van de prefab leverancier hiervoor berekeningen gemaakt door Vericon. Aldus was sprake van een gefragmenteerde opdrachtverlening van het ontwerpproces, zonder deugdelijke coördinatie en controle. Deze buiten Krekon om vervaardigde berekeningen zijn door [eiser] bij de gemeente Eindhoven ingediend. In april 2009 is de gemeente gebleken dat de prefab berekeningen niet goed aansloten op de reeds in 2007 door Krekon vervaardigde berekening voor het fundament gebaseerd op stapelbouw. Op 2 april 2009 heeft Veriton namens de prefab leverancier een stabiliteitsberekening en aanvullende informatie over de prefab aangeleverd. Vervolgens heeft de gemeente op 6 april 2009 laten weten dat indien de aannemer deze week toch wil storten, dan doet hij dat zonder goedkeuring van de Gemeente (en de constructeur), zodat eventuele aanpassingen zo spoedig mogelijk alsnog door de aannemer aangebracht dienen te worden. Hierop heeft Krekon aan de hoofdaannemer ([C]) en de adviseur ([B]) laten weten: ”er mag worden gestort, maar eventuele aanpassingen aan de stekken / prefab is voor risico van de aannemer”. Hieruit blijkt dat deze waarschuwing niet alleen beperkt was tot het bijplaatsen van een aantal stekken, maar op alle ontbrekende gegevens van de prefab. Krekon erkent dat de door haar in 2007 gemaakte (op stapelbouw gebaseerde) berekeningen tekortkomingen vertoonde omdat daarin geen rekening was gehouden met het eigen gewicht van de constructie. Maar deze fout kan niet als de relevante schadeoorzaak worden aangemerkt omdat [eiser] in april 2009 heeft besloten om de fundering te storten zonder dat alle gegevens over de prefab constructie volledig beschikbaar waren. Verder betwist Krekon de omvang van de schade en wenst zij een eventuele schadevergoedingsverplichting te verrekenen met haar openstaande factuur van 30 juli 2010 van € 32.350,- exclusief b.t.w.
4.1 Partijen verschillen van mening of Krekon jegens [eiser] is tekortgeschoten bij de uitvoering van haar opdracht. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.2 Uit de in zoverre onbetwiste stellingen van Krekon blijkt dat zij reeds vanaf de aanvang van het bouwproject in 2004 als hoofdconstructeur hierbij was betrokken. Aanvankelijk in opdracht van [A] en vanaf 2007 – na de overname van het bouwproject – in opdracht van [eiser]. Uit de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde brief van 21 maart 2007 van Krekon blijkt dat zij aanbiedt om de resterende constructieve werkzaamheden uit te voeren, waarbij zij [eiser] tevens verzoekt om “KREKON BV” in originele bedrijfskleuren aan het bouwbord toe te voegen.
Verder staat vast staat dat de in 2007 door Krekon als de bij het bouwproject betrokken constructeur vervaardigde constructieberekeningen en -tekeningen (gebaseerd op stapelbouw) niet geschikt waren voor de realisatie van het bedrijfsgebouw op basis van prefab bouw. In verband met deze gewijzigde bouwplannen van [eiser] heeft Krekon op 19 mei 2008 haar (hiervoor onder 2.2 geciteerde) offerte uitgebracht voor “constructieve werkzaamheden prefab kern”.
4.3 Krekon betoogt dat zij nooit de opdracht heeft gehad van [eiser] om de aldus geoffreerde werkzaamheden uit te voeren en dat de rol van Krekon nadien beperkt is gebleven tot “advisering ad hoc” (conclusie van antwoord, p. 5).
4.4 De rechtbank overweegt als volgt. Uit de (hiervoor onder 2.3) geciteerde e-mail van 13 juni 2008 blijkt dat Krekon wel een aanvang heeft gemaakt met de uitvoering van deze werkzaamheden (“Bijgaand autocad bestanden van de prefab wanden tbv kern”). Verder blijkt uit de offerte van 19 mei 2008 van Krekon dat de geoffreerde werkzaamheden onder meer bestaan uit het maken van een voorontwerp (onderdeel A), waaronder het maken van zogeheten vormtekeningen. Tijdens de comparitie is namens Krekon verklaard dat de door haar uitgevoerde werkzaamheden (zoals die blijken uit haar e-mail van 13 juni 2008) betrekking hebben op deze vormtekeningen. Dit blijkt overigens ook uit de bouwnotulen van 11 juni 2008 (productie 7 bij dagvaarding. Ook na mei/juni 2008 is Krekon als hoofdconstructeur bij het bouwproject betrokken gebleven. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat diverse bij de uitvoering van het bouwproject betrokken partijen Krekon (en ook Krekon zelf) haar als zodanig beschouwen. Uit de (onder 2.7 geciteerde) e-mail van 6 april 2009 aan Krekon blijkt dat de gemeente Eindhoven haar als constructeur beschouwd (“Zojuist heb ik de constructeur [F] van Krekon gesproken”). In de daaraan voorafgaande (onder 2.4 geciteerde) e-mail van 31 maart 2009 aan Krekon gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de nog niet bekende gegevens van de prefab wanden en kolommen door haar en Krekon goedgekeurd dienen te worden. Ook uit de (onder 2.5 geciteerde) e-mail van 2 april 2009 van Vericon (die in opdracht van de prefab leverancier een stabiliteitsberekening ten aanzien van de prefab constructie heeft gemaakt), blijkt dat Krekon als hoofdconstructeur wordt beschouwd (”Voorts moet op voorhand de hoofdconstructeur geen overige bezwaren hebben, dus dit tijdig laten beoordelen door Krekon”). Deze e-mail is diezelfde dag door [C] aan Krekon doorgestuurd. Tenslotte wordt Krekon ook in de (onder 2.10 en 2.11 geciteerde) brieven van de gemeente Eindhoven van 8 september 2009 en 23 december 2009 als hoofdconstructeur aangeduid. Gesteld noch gebleken is dat Krekon in die periode op enig moment aan betrokken partijen heeft laten weten dat zij niet als de hoofdconstructeur van het bouwproject kan worden beschouwd.
4.5 Uit het voorgaande volgt dat – voor zover al gezegd zou kunnen worden dat Krekon naar aanleiding van haar offerte van 19 mei 2008 geen expliciete opdracht heeft gehad van [eiser] om een definitieve constructieberekening te maken op basis van het prefab ontwerp – de rol van Krekon na mei/juni 2008 niet beperkt is gebleven tot ad hoc adviseur zoals Krekon zelf stelt. Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden blijkt immers duidelijk dat Krekon ook na mei/juni 2008 de hoofdconstructeur is gebleven op het bouwproject.
4.6 Vast staat dat na het aanbrengen van de fundering vanaf april 2009 bij daarop volgende controlewerkzaamheden in september 2009 door de gemeente Eindhoven, constructieve gebreken zijn geconstateerd. Gebleken is dat (i) de funderingsplaat onder de stabiliteitskern van het kantoorgebouw (tussen as F en G en as 5 en 9) niet voorzien is van voldoende bewapening om de belastingen uit de nog te realiseren bovenliggende constructie op te kunnen nemen en (ii) de funderingsbalken en paalbelastingen onder de stabiliteitswanden bij de assen 2 en 12 niet voldoen.
4.7 De rechtbank acht dit enkele feit op zichzelf echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat Krekon als hoofdconstructeur is tekortgeschoten in de uitvoering van haar opdracht. Krekon heeft immers als verweer aangevoerd dat zij [eiser] door middel van haar e-mail van 8 april 2009 aan [C] en [B], waarin staat: “er mag worden gestort, maar eventuele aanpassingen aan de stekken / prefab is voor risico van de aannemer”, afdoende heeft gewaarschuwd voor het risico zoals zich dat gerealiseerd heeft. In aanvulling hierop is tijdens de comparitie namens Krekon verklaard dat zij daarnaast diverse malen per e-mail heeft gewaarschuwd naar alle betrokkenen bij de bouw (zoals hoofdaannemer [C], [B] en de architect) dat het gewijzigde bouwplan ook de nodige consequenties heeft voor de constructieberekeningen van de fundering en dat Krekon (in maart 2009) over onvoldoende gegevens beschikte om de aangepaste berekeningen te kunnen uitvoeren. In dit kader heeft Krekon tevens betoogd dat aan de zijde van [eiser] sprake was van een gefragmenteerde opdrachtverlening van het ontwerpproces, zonder deugdelijke coördinatie en controle.
4.8 [eiser] betwist dat Krekon afdoende heeft gewaarschuwd. Op grond van de opmerkingen van Krekon hoefde [eiser] enkel te verwachten dat zich een beperkt risico zou voordoen dat hij nadien nog extra zogeheten stekeinden in de fundering diende aan te brengen. [eiser] behoefde op grond van de opmerkingen van Krekon niet de hiervoor omschreven tekortkomingen te verwachten. In de gegeven omstandigheden had Krekon als deskundige nadrukkelijker dienen te waarschuwen dat het ontwerp voor de fundering niet geschikt was voor de voorgenomen bouw van de prefab constructie, aldus [eiser].
4.9 Op grond van artikel 7:401 BW diende Krekon als constructeur en daarmee als deskundig opdrachtnemer jegens [eiser] de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. De vraag of Krekon in dit geval heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam constructeur mocht worden verwacht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang dat de opdrachtnemer bij de uitvoering van zijn opdracht – evenals dat het geval is ten aanzien van de aannemer bij aanneming van werk – verplicht is om zijn opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht die hij kent, dan wel behoort te kennen. De enkele omstandigheid dat aan de zijde van de opdrachtgever eveneens deskundigheid aanwezig is om fouten in de opdracht te onderkennen, ontslaat de opdrachtnemer niet van deze verplichting.
(vgl. HR 18 september 1998, LJN ZC2705, NJ 1998, 818, rov. 3.4,
HR 8 oktober 2004, LJN AP0954, NJ 2005, 52, rov. 3.3.2 en
HR 8 september 2006, LJN AX9511, NJ 2006, 494, rov. 3.2 en 3.3).
4.10 Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij [eiser] (dan wel de overige in opdracht van [eiser] bij de bouw betrokken partijen) afdoende heeft gewaarschuwd tegen het risico dat de bestaande berekeningen voor de fundering niet geschikt waren voor de voorgenomen bouw van de prefab constructie, heeft Krekon – naast haar e-mail van 8 april 2009 – verwezen naar diverse waarschuwingen, waaronder ook nog niet in het geding gebrachte e-mails. De rechtbank zal Krekon in de gelegenheid stellen om deze e-mails alsnog in het geding te brengen en daarbij aan te geven op welke wijze zij daarbij invulling heeft gegeven aan haar onder 4.9 bedoelde waarschuwingsplicht. De zaak zal hiervoor naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte door Krekon. Vervolgens zal [eiser] gelegenheid krijgen om hierop bij antwoordakte te reageren.
4.11 Hierna zal de rechtbank aan de hand van de alsdan vaststaande feiten en omstandigheden nader beoordelen of Krekon is tekortgeschoten in de op haar rustende waarschuwingsplicht. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
5.1 verwijst de zaak naar de rol van 17 april 2013 voor het nemen van een akte door Krekon zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.10;
5.2 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Beens en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.