ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ5873

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/035055-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde na verkrachting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die eerder ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor verkrachting. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1972, verblijft in een kliniek en heeft in het verleden te maken gehad met alcohol- en drugsgebruik, evenals met een cluster-b persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, behandeld tijdens een openbare zitting op 18 maart 2013. Tijdens deze zitting zijn deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor een terugkeer in de maatschappij en dat er een tussenstap nodig is in de vorm van een klinische opname. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen gevolgd en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, waarbij de terbeschikkinggestelde de mogelijkheid heeft om geleidelijk aan te resocialiseren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde gemotiveerd is voor resocialisatie, maar dat er nog veel onzekerheden zijn over zijn toekomstig gedrag en de benodigde ondersteuning.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/035055-01
Uitspraakdatum: 29 maart 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
verblijvende [kliniek].
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 maart 2002 is betrokkene ter beschikking gesteld.
Bij beslissing van deze rechtbank van 20 maart 2012 heeft deze rechtbank de verpleging van overheidswege met een jaar verlengd.
Bij beslissing van deze rechtbank van 15 augustus 2012 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd voor de duur van het bij de beslissing van 20 maart 2012 gegeven bevel tot verlenging van de terbeschikkingstelling met ingang van de dag waarop de terbeschikkinggestelde kan worden geplaatst op de [kliniek] of een andere door het NIFP geïndiceerde instelling. Tegen voormelde beslissing is beroep ingesteld.
Bij beslissing van 17 januari 2013 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld het niet opportuun te achten om de behandeling aan te houden voor nadere rapportage door de reclassering en het horen ter zitting van [getuige] als getuige, nu het gerechtshof voorafgaand aan de fase van begeleid of zelfstandig wonen een tussenstap in de vorm van een klinische opname nodig acht en de terbeschikkinggestelde direct kan worden opgenomen in [kliniek]. Het gerechtshof is van oordeel dat deze rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, met dien verstande dat in het dictum in plaats van [kliniek] telkens moet worden gelezen [kliniek].
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 4 februari 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2013.
Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundigen Y.M. van den Berg-Lotz, M. Hermans en A.J. Ijdo en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van drs. E.A.M. Schouten, psychiater, drs. Y.M. van den Berg-Lotz, klinisch psycholoog/hoofd behandeling en drs. H.J. van der Lugt, hoofd van [kliniek], d.d. 8 januari 2013;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van verkrachting, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene is afhankelijk geweest van alcohol en heeft cocaïne gebruikt. Hij heeft een cluster-b persoonlijkheidsstoornis (antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische - en borderline trekken). Er is sprake van een MMD en er is geen sprake van psychopathie volgens het concept van Hare.
Uit de klinische factoren blijkt dat er bij betrokkene sprake is van enig probleembesef maar nauwelijks sprake van probleeminzicht.
De toekomstige factoren overziend blijkt dat er onvoldoende overeenstemming over de voorwaarden zou zijn bij een theoretische beëindiging van de maatregel. Er is wel voldoende overeenstemming over de voorwaarden voor het opstarten van begeleid en beperkt onbegeleid verlof. Indien betrokkene nu met ontslag zou gaan zijn de materiële indicatoren en de dagbesteding onvoldoende geregeld. Ook worden de vaardigheden van betrokkene in dat geval als onvoldoende ingeschat. Het netwerk van betrokkene is beperkt maar ondersteunend. De vraag is echter of ze hem zullen kunnen ondersteunen op momenten dat het moeilijk gaat. De verwachting is dat betrokkene bij een theoretische beëindiging van de maatregel een aantal stresserende factoren tegen zal komen. Specifieke stresserende omstandigheden tegen zal komen. Specifieke stresserende factoren voor betrokkene zijn gebrek aan structuur, middelengebruik en moeizaam verlopende relaties met vrouwen.
Betrokkene is wel gemotiveerd voor resocialisatie, maar kan de behandeling niet meer opbrengen. Hij kan volstrekt niet stilstaan bij zijn handelingen en overzien dat A als gevolg B heeft. Betrokkene is in de afgelopen periode regelmatig vijandig geweest. Betrokkene beschikt over beperkte sociale vaardigheden en copingvaardigheden.
De afgelopen periode kenmerkt zich een sterke mate van moedeloosheid van betrokkene waarbij hij zijn frustraties regelmatig op het personeel afreageert. Betrokkene is veelal niet in staat rekening te houden met hoe zijn gedrag voor anderen is. Ook kan hij sterk wisselen qua stemming en verwacht hij dan dat de ander even snel met hem meegaat in de veranderde stemming. Tevens denkt betrokkene dat hij alles al kan waardoor hij extra gefrustreerd raakt doordat hij niet de kans krijgt zelfstandig in de maatschappij te gaan wonen. Bij onbegeleide verloven met een beperkte duur zoals betrokkene nu heeft is het delictgevaar laag tot matig. Bij een hypothetisch ontslag staat betrokkene er plotseling alleen voor terwijl de zaken jarenlang voor hem geregeld zijn. De verwachting is dan dat het reilen en zeilen in de maatschappij betrokkene tegen zal vallen waarbij hij opnieuw frustraties en krenkingen oploopt. De kans op middelengebruik zal dan toenemen. Hierdoor maar ook zonder middelengebruik bij tegenvallers, frustratie, krenking en boosheid neemt delictgevaar van welke aard dan ook toe. Het delictgevaar is bij een dergelijke situatie hoog. Als betrokkene in een dergelijke situatie steun en begeleiding zou krijgen is het recidivegevaar matig tot hoog.
Het bovenbeschreven delictgevaar heeft te maken met de borderline organisatie van de persoonlijkheidsstoornis. Tevens heeft het delictgevaar te maken met zelfoverschatting, de onmogelijkheid stil te staan bij zijn valkuilen en onvermogen op adequate wijze hulp te vragen bij ondervonden problemen.
Wij adviseren de voorwaardelijke beëindiging die ten tijde van dit schrijven nog niet is uitgevoerd met 1 jaar te verlengen.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik zit sedert 4 januari 2013 in [kliniek]. Het programma dat ik op dit moment volg heeft voor mij geen meerwaarde. Ik ben uitbehandeld. Ik doe erg mijn best om overal aan mee te werken. Ik vind dat het allemaal wel heel erg lang duurt voordat ik mijn vrijheid terugkrijg. Ik hoop dat hierdoor mijn positieve instelling niet gaat veranderen. Op de vraag wat ik vind van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met 1 jaar kan ik geen antwoord geven. Ik begrijp niet waarom men vindt dat op dit moment terugkeer in de maatschappij nog niet verantwoord is en dat er eerst een tussenstap nodig is.
De getuige/deskundige drs. Y.M. van den Berg-Lotz, optredend namens [kliniek], heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij het door de kliniek uitgebrachte advies. Daaraan heeft zij - kort samengevat - het navolgende toegevoegd:
Betrokkene staat al erg lang op de wachtlijst voor resocialisatie, echter er is nog steeds geen geschikte locatie voor hem gevonden. Van belang is dat hij geleidelijk aan wordt begeleid naar zelfstandig functioneren. Met de reclassering ben ik van mening dat een tussenstap naar Exodus in de rede ligt, omdat de stap naar volledige zelfstandigheid voor betrokkene op dit moment te groot is.
De getuige/deskundige M. Hermans, optredend namens de reclassering, heeft - kort samengevat - aangevoerd:
Betrokkene wordt regelmatig gecontroleerd op het gebruik van drugs. De uitkomsten zijn steeds negatief. Op dit moment zijn wij bezig met het regelen van de verloven. De bedoeling is dat hij met begeleid verlof zal gaan en dat hij uiteindelijk met onbegeleid verlof kan. Wij zijn op dit moment bezig betrokkene geplaatst te krijgen bij Exodus. Wij vinden dit noodzakelijk omdat wij het geleidelijk begeleiden naar zelfstandigheid voor betrokkene wenselijk vinden. Ik kan geen antwoord geven op de vraag of er nog sprake is van recidivegevaar, aangezien betrokkene op dit moment in een zeer beschermde omgeving zit en ik niet weet hoe het zal zijn als hij meer vrijheden krijgt.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft - kort samengevat - aangevoerd:
Betrokkene kan zich vinden in een verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar.
Hem zit dwars dat voor zijn gevoel de resocialisatie tot nu toe te weinig voortvarend is verlopen. Ik verzoek de rechtbank hierover in de beslissing iets te zeggen. Betrokkene zal zich gaan houden aan alle voorwaarden die hem worden opgelegd. Verder refereer ik me aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verenigt zich met het verlengingsadvies van [kliniek] en met de daarop ter terechtzitting door de getuige/deskundige Y.M. van den Berg-Lotz gegeven toelichting, alsmede met hetgeen door M. Hermans van de reclassering ter terechtzitting is aangevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat het tbs-kader waarin de terbeschikkinggestelde thans zit nodig is om op een verantwoorde wijze een resocialisatietraject in gang te zetten en te bezien of hij in staat is tot een geleidelijke succesvolle terugkeer in de maatschappij.
Gelet op het aanwezige delictgevaar, het feit dat voor terbeschikkinggestelde de mogelijk-heden tot resocialiseren nog onderzocht moeten worden en gezien artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel met een termijn van 1 jaar eist.
DE BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2013.
Mr. Denie is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.