ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ7240
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering uit onrechtmatige daad van vrouw tegen haar ex-man met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 april 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vrouw, eiseres, en haar ex-man, gedaagde. De eiseres vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, stellende dat haar ex-man het huwelijk enkel was aangegaan om een verblijfsvergunning voor Nederland te verkrijgen. De eiseres, een invalide en gehandicapte vrouw, voerde aan dat de gedaagde, afkomstig uit een arme familie in China, met haar was getrouwd zonder oprechte affectie, maar met het doel om in Nederland te kunnen blijven. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die de eiseres aan haar vordering ten grondslag legde, onvoldoende geacht om te concluderen dat de gedaagde met het enkele oogmerk van het verkrijgen van een verblijfsvergunning het huwelijk is aangegaan. De rechtbank overwoog dat de door eiseres gestelde feiten ook konden passen in het scenario van een buitenlandse echtgenoot die, na afhankelijk te zijn geweest van zijn Nederlandse echtgenote voor zijn verblijfsvergunning, het huwelijk beëindigt. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor de stelling dat een huwelijk enkel is aangegaan voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning, en dat de omstandigheden van het huwelijk en de relatie tussen partijen van groot belang zijn voor de beoordeling van onrechtmatigheid.