ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ8131

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/833069-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor straatroven bij pinautomaten met geweld tegen kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten meerdere straatroven heeft gepleegd bij pinautomaten. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het afleiden van slachtoffers, voornamelijk oudere en kwetsbare personen, terwijl medeverdachten het geld wegnamen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten op verschillende data in oktober 2012 en november 2012 in Roermond, Someren, Boxmeer, Gemert en Echt, met geweld en bedreiging, geldbedragen hebben weggenomen van slachtoffers die aan het pinnen waren. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en veroordeelde de verdachte tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, die niet alleen materiële schade veroorzaakten, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving opriepen. De verdachte werd als een jongen gezien die door het leven gehard was en weinig empathie toonde voor zijn slachtoffers, wat de kans op recidive vergrootte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/833069-12
Datum uitspraak: 22 april 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres, woonplaats, land]
thans gedetineerd te: RIJ Den Hey-Acker.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 februari 2013
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 8 april 2013 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[aangifte PL233C 2012102761 - incident 8]
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Roermond ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1939), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft benaderd terwijl zij bij een pinautomaat geld
aan het pinnen was en/of
- een foto/een papier, althans enig bescheid, aan die [slachtoffer 1] heeft
voorgehouden en/of getoond aan die [slachtoffer 1] tijdens die pintransactie en/of
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven, althans heeft getracht die [slachtoffer 1] bij
die pinautomaat weg te duwen en/of
- op die pinautomaat heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
[aangifte PL2203 2012156374 - incident 9 + 10]
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Someren
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een aanzienlijk geldbedrag (1000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1931), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- onverhoeds duwen van die [slachtoffer 3] terwijl die [slachtoffer 3] bij een
pinautomaat geld aan het pinnen was en/of
- slaan en/of stompen in/op het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die
[slachtoffer 3]
3.
[aangifte PL21Z4 2012111227 - incident 11]
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Boxmeer
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag van 1.200 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtof[slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum] 1932), in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- onverhoeds benaderen van die [slachtoffer 4] terwijl die [slachtoffer 4] bij een pinautomaat
geld aan het pinnen was en/of
- van achteren vastpakken van die [slachtoffer 4] en/of
- bedekken van de mond van die [slachtoffer 4];
4.
[aangifte: PL2212 2012157450 - incident 12]
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 800,- euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 5]]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
5.
[aangifte PL233C 2012108180 - incident 19]
hij op of omstreeks 7 november 2012 te Echt, gemeente Echt-Susteren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een aanzienlijk geldbedrag (te weten 1.250,- euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum]
1929), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
het (onverhoeds) duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 6].
AD INFORMANDUM GEVOEGDE STRAFBARE FEITEN
Parketnummer Feitgegevens (pleegperiode, -lokatie, -plaats, -gemeente, omschr. feit)
833069-12 10 oktober 2012, Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, diefstal in vereniging;
833069-12 12 oktober 2012, Venray, gemeente Venray, poging tot diefstal in vereniging;
833069-12 12 oktober 2012, Heelsum, gemeente Renkum, diefstal in vereniging;
833069-12 07 november 2012, Panningen, gemeente Peel en Maas, diefstal in vereniging.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiften, de getuigenverklaringen, de bewakingscamerabeelden en de verklaringen van de verdachte en zijn mededaders.
Met betrekking tot alle feiten stelt de officier van justitie dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten met het doel mensen geld afhandig te maken op het moment dat zij bezig waren geld op te nemen. Verdachte en [medeverdachte 1] hielden zich bezig met het afleiden van het slachtoffer en het wegnemen van het geld. Bij de feiten 1 tot en met 4 hield [medeverdachte 2] zich in de nabijheid op en zorgde daar waar nodig voor afscherming, bescherming en versterking van verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] trad toen op als bestuurder van de vluchtauto. Zij kunnen dan ook allen als medepleger worden aangemerkt.
Met betrekking tot de ten laste gelegde geweldshandelingen, waaronder het duwen en vastpakken van de slachtoffers, merkt de officier van justitie op dat dit gering geweld kan worden aangemerkt als geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, met name omdat de handelingen van verdachten voornamelijk werden ingezet tegen kwetsbare personen op hoge leeftijd.
Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte dienaangaande, kunnen de ad informandum gevoegde feiten worden meegewogen bij de strafoplegging.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van de poging tot diefstal met geweld in vereniging te Roermond heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu de duw tegen het slachtoffer niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot de poging tot diefstal refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de diefstal met geweld in vereniging te Someren heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu zowel het duwen tegen [slachtoffer 3] als het slaan in het gezicht van [slachtoffer 3] in vereniging niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot het slaan merkt de raadsman op dat niet is gebleken dat het oogmerk van het met platte hand slaan van [slachtoffer 3] gericht was op het gemakkelijk maken van de diefstal dan wel om de vlucht mogelijk te maken. Met betrekking tot de diefstal refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van de diefstal met geweld in vereniging te Boxmeer heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu zowel het geweld (het vastpakken en het bedekken van de mond) als de nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het geweld niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Indien de rechtbank van oordeel is dat het geweldscomponent steun vindt in het bewijsmateriaal, dan acht de raadsman de opzet op het geweld, al dan niet in voorwaardelijke vorm, niet aanwezig. Met betrekking tot de diefstal refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4
Ten aanzien van de diefstal in vereniging te Gemert refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 5
Ten aanzien van de diefstal met geweld in vereniging te Echt heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu het geweld (de duw) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] met betrekking tot het geweld.
De ad informandum ten laste gelegde feiten zijn door verdachte bekend en kunnen mee worden genomen bij de beoordeling.
Het oordeel van de rechtbank1
Ten aanzien van feit 1 (Roermond)
Op 22 oktober 2012 wilde aangeefster [slachtoffer 1] bij de Rabobank te Roermond een geldbedrag pinnen. Zij had net haar pincode ingevoerd toen er drie jongens om haar heen kwamen staan. Ze zag en voelde dat een van de jongens haar opzij probeerde te duwen door met een papier of een brief in zijn hand naar voren te komen. Toen zij niet aan de kant ging en om hulp begon te roepen, kwam een bankmedewerker aanlopen en sloeg een van de jongens hard op de pinautomaat.2
Verdachte heeft aan de hand van de beelden van de bewakingscamera van de Rabobank Roermond verklaard dat hij toen samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de pinautomaat van de Rabobank Roermond aanwezig was en mogelijk een foto heeft laten zien aan de vrouw die daar aan het pinnen was. Tevens is het mogelijk dat hij deze vrouw aan de kant wilde duwen.3
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte degene was die in Roermond het geld uit de pinautomaat pakte4, terwijl hij, [medeverdachte 2], op de uitkijk stond.5 Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het de bedoeling was om geld te stelen6 en dat ze steeds dezelfde truc7 uithaalden. Deze truc bestond eruit dat hij met verdachte en [medeverdachte 1] bij een geldautomaat ging posten. Als er iemand kwam pinnen, dan werd er een krant of een stuk papier gebruikt als afleiding. Ook werd het slachtoffer afgeleid door aan hem of haar iets te vragen. Op het moment dat het slachtoffer niet oplette, werd er door verdachte of [medeverdachte 1] een geldbedrag ingetoetst en werd dit geldbedrag vervolgens weggenomen.8
Ten aanzien van feit 2 (Someren)
Op 22 oktober 2012 ging [slachtoffer 3] pinnen bij de Rabobank te Someren. Op het moment dat ze haar pincode had ingetoetst, voelde ze dat ze naar links werd geduwd. Ze zag drie mannen in haar buurt staan. Één man hield haar de hele tijd bezig met een papier in zijn hand en brabbelde iets tegen haar. Een andere man bleef bij de pinautomaat staan. Later werd duidelijk dat er toen (om 14.02 uur) €1000,00 van haar rekening was gepind, zonder dat zij dit zelf had gedaan. Het geld was haar eigendom en zij heeft aan niemand toestemming gegeven voor het plegen van dit feit.9
[slachtoffer 3] is naar [slachtoffer 3] toegelopen, omdat hij haar wilde beschermen. Op een bepaald moment werd hij door één van de mannen op zijn gezicht geslagen. De drie mannen liepen vervolgens weg en stapten even verderop in een groen/blauwe Volkswagen Passat, voorzien van het kenteken [kenteken]10
Verdachte heeft verklaard dat ze van plan waren de vrouw ([slachtoffer 3]) geld af te nemen. [medeverdachte 1] liet de vrouw een krant zien en deed alle handelingen. Het lukt [medeverdachte 1] om geld te pinnen van de aangeefster. Toen er een paar mannen bij kwamen staan en deze begonnen te schreeuwen, heeft hij een van de mannen met vlakke hand een klap in het gezicht gegeven. Zo wilde hij voorkomen dat deze mannen gingen ingrijpen in waar ze mee bezig waren.11
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] voor de afleiding zorgden en hij, [medeverdachte 2] erbij stond. Verdachte heeft vervolgens de man een klap gegeven. De buit (€1000,00) werd verdeeld onder verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en hemzelf. Ze waren met de Volkwagen, voorzien van het kenteken [kenteken]12
Ten aanzien van feit 3 (Boxmeer)
Op 23 oktober 2012 stond [slachtoffer 4] te pinnen bij de Rabobank te Boxmeer. Nadat zij haar pincode had ingetoetst, werd door een man een folder op het toetsenbord van de pinautomaat werd gelegd. Terwijl de jongen dat deed, zei hij iets tegen aangeefster, maar zij kon hem niet verstaan. Er waren drie mannen.13 Een van de mannen greep haar vast en duwde haar zover naar achteren dat zij niet meer bij de pinautomaat kon.14 Nadien bleek dat er €1200,00 van haar rekening was afgeschreven. Het geld was haar eigendom en zij heeft aan niemand toestemming gegeven voor het plegen van dit feit.15
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de bank aanwezig was en dat hij de aandacht heeft afgeleid door [slachtoffer 4] een folder te tonen.16 [medeverdachte 3] was de bestuurde van de vluchtauto 17 en de buit (€1200,00) werd verdeeld.18
De Rabobank te Boxmeer heeft van het voornoemde feit camerabeelden gemaakt. Deze beelden zijn door de politie bekeken en omschreven in een fotomap. Op pagina 659 wordt een van deze beelden, te weten beeld 7, omschreven als: "een dader trekt het slachtoffer met geweld bij de automaat vandaan".19
Ten aanzien van feit 4 (Gemert)
Op 24 oktober 2012 stond [slachtoffer 5] bij de Rabobank te Gemert te pinnen en toetste zijn pincode in. Even daarvoor had hij een groepje van drie (ogenschijnlijk) buitenlandse jongens bij de pinautomaat zien staan. Terwijl hij stond na te denken over het te pinnen bedrag, kwam een van de jongens uit het groepje rechts van hem staan en begon met een Volkskrant voor het scherm te wapperen. Toen [slachtoffer 5] tegen de jongens zei dat ze moesten weggaan, zag hij dat een andere jongen uit het groepje zijn hand onder de krant doorstak en iets intoetste op de pinautomaat. De jongen wilde aangever vervolgens afleiden door een kaartje met de tekst "[naam]" voor te houden. Ze brabbelden iets in een taal die hij niet verstond. Nadien zag aangever dat er door de jongens €800,00 van zijn rekening was gepind. Het geld was zijn eigendom en hij heeft aan niemand toestemming gegeven voor het plegen van dit feit.20
Verdachte heeft aan de hand van de beelden van de bewakingscamera's van de Rabobank te Gemert verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de bank aanwezig was op het bewuste tijdstip. 21
[medeverdachte 2] heeft de aangifte bevestigd. Hij stond op de uitkijk, terwijl verdachte en [medeverdachte 1] de truc uitvoerden. [medeverdachte 3] was de chauffeur. De buit (€800,00) werd gelijk verdeeld.22
Ten aanzien van feit 5 (Echt)
Op 7 november 2012 wilde [slachtoffer 6] geld pinnen bij de Rabobank te Echt. Nadat zij haar pincode had ingetoetst, voelde [slachtoffer 6] dat ze aan de kant werd geduwd. Ze zag dat een man bij het scherm ging staan en haar een folder van de Albert Heijn voor haar gezicht hield. Hij sprak tegen haar, maar ze kon hem niet verstaan. Nadien bleek dat er €1250,00 van haar rekening was gepind. Het geld was haar eigendom en zij heeft aan niemand toestemming gegeven voor het plegen van dit feit.23
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij (verdachte en [medeverdachte 1]) aangeefster met haar rollator bij de bank zagen staan en de indruk hadden dat ze aangeefster gemakkelijk konden beroven. [medeverdachte 1] heeft het geld gepakt en verdachte leidde haar af.24
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste legde feiten heeft begaan als na te melden. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in een redelijk kort tijdsbestek meerdere personen beroofd dan wel gepoogd te beroven van hun geld, terwijl deze aan het pinnen waren.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot feit 1, 2, 3 en 5 er sprake was van (een poging tot) diefstal met geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt hiertoe - in die gevallen waarin verdachte en/of zijn medeverdachten de geweldshandelingen niet hebben bekend, - vast dat van het geweld steeds aangifte is gedaan en dat het past in de modus operandi zoals deze bij alle feiten is gebleken. Deze bestond steeds uit het afleiden van de slachtoffers, het duwen c.q. vastpakken van de slachtoffers om hen bij de pinautomaat weg te krijgen, dan wel zichzelf voor de pinautomaat te kunnen plaatsen en voorts het daadwerkelijke wegnemen van het geld en het vluchten, waarbij de slachtoffers werden uitgezocht op hun hoge leeftijd c.q. kwetsbaarheid. Het duwen tegen dan wel trekken aan personen kan voorts volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt als licht geweld, zeker als het wordt aangewend tegen oudere en fysiek zwakkere personen.
Met betrekking tot het slaan van [slachtoffer 3] (feit 2) is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op de verklaring van verdachte zelf, verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen met het oogmerk aan zichzelf en zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken en het gestolene te verzekeren.
Dat er tevens sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking (ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4) blijkt uit het volgende. Verdachte en zijn medeverdachten zijn met de auto van [medeverdachte 3]25, een groen/blauwe Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken]26, naar Nederland gekomen met de bedoeling om te stelen.27 Terwijl verdachte en [medeverdachte 1] afwisselend de taak hadden om de slachtoffers af te leiden en het geld weg te nemen (al dan niet op hardhandige wijze), stond [medeverdachte 2] op de uitkijk en zorgde als derde man voor extra dreiging.28 [medeverdachte 3] stond met de (voornoemde) vluchtauto dicht bij de plaatsen delict te wachten tot verdachte en zijn medeverdachten terug zouden komen.29 De buit werd vervolgens verdeeld. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte en zijn medeverdachten de berovingen samen planden en uitvoerden en er derhalve sprake is van medeplegen.
Ook ten aanzien van feit 5 acht de rechtbank om voornoemde reden het medeplegen bewezen, zij het dat dit feit door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] werd gepleegd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
[aangifte PL233C 2012102761 - incident 8]
op 22 oktober 2012 te Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1939) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders,
- die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft benaderd terwijl zij bij een pinautomaat geld aan het pinnen was en
- een foto/een papier, althans enig bescheid, aan die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden en/of getoond aan die [slachtoffer 1] tijdens die pintransactie en
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven, althans heeft getracht die [slachtoffer 1] bij die pinautomaat weg te duwen en
- op die pinautomaat heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
[aangifte PL2203 2012156374 - incident 9 + 10]
op 22 oktober 2012 te Someren tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (1000 euro), toebehorende aan [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1931), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit
- onverhoeds duwen van die [slachtoffer 3] terwijl die [slachtoffer 3] bij een pinautomaat geld aan het pinnen was en
- slaan in het gezicht van die [sl[slachtoffer 3]]
3.
[aangifte PL21Z4 2012111227 - incident 11]
op 23 oktober 2012 te Boxmeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1.200 euro,
toebehorende aan [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum] 1932), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, welk geweld bestond uit het
- onverhoeds benaderen van die [slachtoffer 4] terwijl die [slachtoffer 4] bij een pinautomaat geld aan het pinnen was en
- vastpakken van die [slachtoffer 4];
4.
[aangifte: PL2212 2012157450 - incident 12]
op 24 oktober 2012 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 800,- euro, toebehorende aan [slachtoffer 5];
5.
[aangifte PL233C 2012108180 - incident 19]
op 7 november 2012 te Echt, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(te weten 1.250,- euro), toebehorende aan [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum] 1929),
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het (onverhoeds) duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 6].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de ondergane voorlopige hechtenis passend is. Eventueel kan daarbij aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan straatroven, waarbij het eenmaal bij een poging is gebleven. Dit laatste is echter niet te danken aan verdachte of (een van) zijn mededaders. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun daden niet alleen materiële schade veroorzaakt, het is tevens zo dat dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving oproepen, het normale betalingsverkeer ontwrichten en grote psychische gevolgen voor slachtoffers kunnen hebben. Dat verdachte en zijn mededaders hun slachtoffers bovendien selecteerden op hun hoge leeftijd c.q. kwetsbaarheid maakt hun acties des te kwalijker. Verdachte en zijn mededaders hebben bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en hebben zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
De ernst van voornoemde gepleegde feiten rechtvaardigen dan ook de oplegging van een forse jeugddetentie.
De rechtbank heeft daarnaast in strafverhogende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten, welke "ad informandum" zijn vermeld op de inleidende dagvaarding en voor welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
In strafverminderende zin heeft de rechtbank meegewogen dat voor verdachte het verblijf in detentie, omdat verdachte de Nederlandse taal niet spreekt, zwaarder zal vallen. Bovendien verwacht de rechtbank dat, omdat verdachte geen vaste woon- en verblijfplaats heeft in Nederland, de gebruikelijke detentiefasering niet mogelijk zal zijn.
Blijkens de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 maart 2013 is verdachte een jongen die gehard is door het leven en mogelijk al langere tijd betrokken is bij criminaliteit. Verdachte toont weinig empathie voor zijn slachtoffers, bagatelliseert zijn eigen gedrag en lijkt vooral gericht op zijn eigen gewin. De inschatting is dat de kans op recidive reëel aanwezig is. De Raad voor de Kinderbescherming ziet, mede gelet op het voorgaande en omdat verdachte geen vaste woon-, of verblijfplaats heeft in Nederland, geen perspectief op een eventuele behandeling of het volgen van bepaalde begeleiding. Een werkstraf is niet uitvoerbaar, gelet op de woonplaats van verdachte. De Raad voor de Kinderbescherming ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het adviseren van een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot het voorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat dat deel niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds, door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte, het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 4)
Benadeelde [slachtoffer 5] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 800,00 voor materiële schade. Tevens heeft [slachtoffer 5] immateriële schade gevorderd, weliswaar zonder hieraan een geldbedrag toe te kennen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat op gronden van redelijkheid en billijkheid de civiele vordering met betrekking tot de immateriële schade hoofdelijk kan worden toegewezen ter hoogte van een bedrag van €200,00 met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het overige deel van de vordering, te weten de materiële schade (€800,00), dient te worden afgewezen, nu [slachtoffer 5], net als alle slachtoffers in het [naam onderzoek], door de verschillende banken zijn gecompenseerd voor de gestolen geldbedragen.
De raadsman heeft afwijzing van de civiele vordering bepleit, omdat de vordering met betrekking tot de immateriële schade niet correct is ingevuld en [slachtoffer 5] voor het overige (materiële) deel al is gecompenseerd.
De rechtbank acht op gronden van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten een immateriële schadevergoeding ter hoogte van een geldbedrag van €200,00.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel afwijzen, omdat [slachtoffer 5] door de desbetreffende bank al gecompenseerd is met betrekking tot de materiële schade (€800,00).
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (ad informandum feit, gepleegd te Sevenum)
Benadeelde [benadeelde partij] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van
€ 1000,00 voor materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat, hoewel [benadeelde partij] geen immateriële schade heeft gevorderd, op gronden van redelijkheid en billijkheid een immateriële schade ter hoogte van een bedrag van €200,00 hoofdelijk moet worden toegewezen met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het overige deel van de vordering, te weten de materiële schade (€1000,00), dient te worden afgewezen, nu [benadeelde partij], net als alle slachtoffers in het [naam onderzoek], door de verschillende banken zijn gecompenseerd voor de gestolen geldbedragen.
De raadsman heeft afwijzing van de civiele vordering bepleit, omdat [benadeelde partij] geen immateriële schadevergoeding heeft gevorderd en [benadeelde partij] voor het overige (materiële) deel al is gecompenseerd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (ad informandum feit, gepleegd te Heelsum)
Benadeelde [benadeelde partij 2] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van
€ 30,00 voor materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat, hoewel [benadeelde partij 2] geen immateriële schade heeft gevorderd, op gronden van redelijkheid en billijkheid een immateriële schadevergoeding ter hoogte van een bedrag van €100,00 hoofdelijk moet worden toegewezen met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het overige deel van de vordering, te weten de materiële schade (€30,00), dient eveneens te worden toegewezen.
De raadsman heeft met betrekking tot de immateriële schadevergoeding afwijzing van de civiele vordering bepleit, omdat [benadeelde partij 2] geen immateriële schadevergoeding heeft gevorderd. Met betrekking tot de materiële schadevergoeding (€30,00) kan de vordering worden toegewezen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten materiële schadevergoeding ter hoogte van een geldbedrag van €30,00.
De rechtbank acht de door de officier van justitie voorgestelde immateriële schadevergoeding van €100,00 niet toewijsbaar, nu [benadeelde partij 2] geen immateriële schadevergoeding heeft gevorderd.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 27a, 36f, 45, 47, 77a, 77b, 77g, 77i, 77gg, 77x, 77y, 77z, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
T.a.v. feit 1:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
T.a.v. feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl
het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 5:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl
het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 en 27a van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren;
T.a.v. feit 4:
maatregel van schadevergoeding van €200,00 subsidiair 4 dagen jeugddetentie:
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van €200,00
(zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van €200,00 immateriële schadevergoeding;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag
en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5]
van een bedrag van €200,00 (zegge: tweehonderd euro), te weten €200,00
immateriële schadevergoeding;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
wijst de vordering voor het overige af;
T.a.v. het ad informandum gevoegde, gepleegd te Heelsum:
maatregel van schadevergoeding van €30,00 subsidiair 1 dag jeugddetentie:
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] van een bedrag van €30,00
(zegge: dertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1
dag jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van €30,00 materiële
schadevergoeding;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag
en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
van een bedrag van €30,00 (zegge: dertig euro), te weten € 30,00 materiële
schadevergoeding;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
T.a.v. het ad informandum gevoegde feit, gepleegd te Sevenum:
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de navolgende ad
informandum gevoegde feiten:
Parketnummer Feitgegevens (pleegperiode, -lokatie, -plaats, -gemeente, omschr. feit)
833069-12 10 oktober 2012, Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, diefstal in vereniging;
833069-12 12 oktober 2012, Venray, gemeente Venray, poging tot diefstal in vereniging;
833069-12 12 oktober 2012, Heelsum, gemeente Renkum, diefstal in vereniging;
833069-12 07 november 2012, Panningen, gemeente Peel en Maas, diefstal in vereniging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.A. Waals en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier,
en is uitgesproken op 22 april 2013.
Mr. A.M. Kooijmans- de Kort en mr. A.B. Baumgarten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, met proces-verbaalnummer PL2233 2012156374, afgesloten op 22 februari 2013, in totaal 842 doorgenummerde bladzijden (hierna: [naam onderzoek] dossier 1) en het nagekomen aanvullend dossier (eveneens met proces-verbaalnummer PL2233 2012156374), afgesloten op 28 maart 2013, in totaal 185 doorgenummerde bladzijden, betrekking hebbende op de verhoren van medeverdachte [medeverdachte 1], [medeverdachte] ([naam onderzoek] dossier 2).
2 Aangifte [slachtoffer 1], d.d. 22 oktober 2012, dossier 1, p. 532 - 533.
3 Verklaring [verdachte] d.d. 28 november 2012, dossier 1, p. 120 - 121.
4 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2013, dossier 1, p. 290 - 291.
5 Verklaring van [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 8 april 2013.
6 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2013, dossier 1, p. 290 - 291.
7 Verklaring [verdachte] d.d. 28 november 2012, dossier 1, p. 120 - 121.
8 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2013, dossier 1, p. 290 en verklaring [verdachte] d.d. 28 november 2012, dossier 1, p. 121.
9 Aangifte [slachtoffer 2], d.d. 22 oktober 2012, dossier 1, p. 541 - 542 en detail tranactie, dossier 1, p. 545.
10 Aangifte [slachtoffer 3], d.d. 22 oktober 2013, dossier 1, p. 618 - 619.
11 Verklaring [verdachte] d.d. 20 november 2012, dossier 1, p. 73.
12 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2013, dossier 1, p. 276 -277.
13 Aangifte [slachtoffer 4], d.d. 23 oktober 2013, dossier 1, p. 621 - 622 .
14 Vervolg aangifte [slachtoffer 4], d.d. 24 oktober 2013, dossier 1, p. 625 - 626.
15 Aangifte [slachtoffer 4], d.d. 23 oktober 2013, dossier 1, p. 621 - 622 en een transactieoverzicht, dossier 1, p.
624.
16 Verklaring [verdachte] d.d. 28 november 2013, dossier 1, p. 139.
17 Verklaring [verdachte] d.d. 28 november 2013, dossier 1, p. 139.
18 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2013, dossier 1, p. 292.
19 Fotomap politie, dossier 1, p. 646 - 669 (beeld 7 staat op p. 659).
20 Aangifte[slachtoffer 5]] d.d. 24 oktober 2013, dossier 1, p. 671 -672 en het transactieoverzicht, dossier 1, p. 674.
21 Verklaring [verdachte] d.d. 29 november 2013, dossier 1, p. 205.
22 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2013, dossier 1, p. 293.
23 Aangifte [slachtoffer 6], d.d.7 november 2012, dossier, p. 803 - 804 en verklaring [medewerkster rabobank] (medewerkster van de Rabobank te [gemeente]) met betrekking tot het weggenomen bedrag, dossier 1, p. 806.
24 Verklaring [medeverdachte 1], d.d. 28 maart 2013, dossier 2, p. 64 - 65.
25 Verklaring [verdachte] d.d. 20 november 2012, dossier 1, p. 73.
26 Verklaring [medeverdachte 3] t.o.v. de rechter-commissaris [medeverdachte 3], d.d. 30 oktober 2012.
27 Verklaring [medeverdachte 1], d.d. 27 maart 2013, dossier 1, p. 37-38.
28 Verklaring [medeverdachte 2], d.d. 14 februari 2012, dossier 1, p. 291.
29 Verklaring [verdachte] d.d. 20 november 2012, dossier 1, p. 73 en verklaring [medeverdachte], d.d. 13 februari 2012, dossier 1, p. 277.