ECLI:NL:RBOBR:2013:CA0552

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/050644-96
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een persoon met ernstige psychische problemen en recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 mei 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1969, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en een ernstige verslavingsproblematiek. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 6 mei 2011 en de officier van justitie heeft op 25 maart 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De terbeschikkinggestelde is niet verschenen tijdens de zitting op 8 mei 2013, maar zijn raadsman heeft zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft het advies van de inrichting, waar de terbeschikkinggestelde verblijft, gevolgd, waarin werd gesteld dat het risico op gewelddadig gedrag hoog is bij een eventuele terugkeer in de maatschappij. De terbeschikkinggestelde heeft tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij graag weer in de maatschappij wil functioneren, maar ook dat hij zich onveilig voelt in de huidige kliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit eisten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een kortere verlenging, zoals door de verdediging was voorgesteld. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier G.A.M. de Laat en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/050644-96
Uitspraakdatum: 22 mei 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
verblijvende in de [kliniek].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 20 februari 1997 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 6 mei 2011, met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 25 maart 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2013.
Hierbij zijn de officier van justitie, de getuige-deskundige en de raadsman van de terbeschikkinggestelde gehoord. De terbeschikkinggestelde is niet verschenen.
De raadsman heeft bij brief van 1 mei 2013 aangegeven dat zijn cliënt niet ter terechtzitting van 8 mei 2013 zal verschijnen omdat hij weinig positieve verwachtingen had over de uitkomst van deze zitting en omdat hij zich niet goed in zijn vel voelde zitten. De terbeschikkinggestelde is op grond van het bepaalde in artikel 509s, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering op 7 mei 2013 door de rechter-commissaris alhier gehoord in de [kliniek]. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van het dossier.
In het dossier bevinden zich voorts onder andere:
- het advies van de inrichting waar de terbeschikkinggestelde verblijft, d.d. 21 februari 2013;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van "Poging tot doodslag", terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en aan een ernstige verslavingsproblematiek (gedwongen in remissie). Daarnaast is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en ontwijkende trekken. Betrokkene is binnen de [kliniek 1] opgenomen op een hoogbeveiligde afdeling voor kwetsbare mensen met psychotische problematiek. In de afgelopen periode heeft betrokkene nog veel last gehad van psychotische belevingen en angsten. Hij heeft auditieve hallucinaties die hij als bedreigend ervaart. Betrokkene voelt zich vaak onveilig. Hij is dan bang dat medepatiënten hem iets zullen aandoen. Aan het begin van zijn opname weigerde betrokkene elke vorm van programma. Later heeft hij deelgenomen aan vaktherapie, activiteiten en dagbesteding. Samenwerking is de afgelopen periode wisselend geweest. Soms liet hij zich goed aanspreken op zaken als nors, dwingend en grensoverschijdend gedrag of het niet innemen van medicatie. Er was vanaf augustus een lichte vooruitgang merkbaar. Vanaf eind december 2012 nam betrokkene zijn medicatie niet dan wel zeer onregelmatig. Daarna liepen de spanningen bij hem dusdanig hoog op dat betrokkene zichzelf vaak niet meer in de hand had en al snel overging tot verbale en soms fysieke agressie. Tweemaal kwam het tot een incident waarbij hij een medepatiënt heeft geslagen. Betrokkene is de afgelopen periode abstinent van middelen gebleven. Het risico van terug in gewelddadig gedrag wordt bij betrokkene als hoog ingeschat, wanneer hij zich vrij in de maatschappij zou kunnen bewegen. Ook binnen de structuur en setting van de huidige afdeling achten wij dit risico reëel aanwezig. Gezien het chronische karakter van de schizofrenie zal betrokkene naar verwachting langdurig afhankelijk zijn van extern aangeboden structuur en toezicht. Bij het wegvallen van deze externe kaders achten we de kans op gewelddadige recidive groot. Wij adviseren de tbs-maatregel met 2 jaar te verlengen.
De terbeschikkinggestelde heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 7 mei 2013 verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik kan er weinig tegen doen dat er een verlenging van de tbs wordt geadviseerd. Ik wil weer de maatschappij in. Ik heb nog nooit verlof gehad en ik zou bijvoorbeeld wel eens een keertje in [gemeente] rond willen kijken. Ik heb begrepen dat ik binnenkort naar [kliniek 2] ga. Ik wil daar echter niet naar toe. Er zit daar iemand die mijn tante met een hakmes heeft bewerkt. Als ik die persoon zie dan zou ik geen andere keus hebben dan hem iets aan te doen. Ik wil weg uit de [kliniek] omdat het hier geen prettig verblijf is. Ik wil in de Mesdagkliniek geplaatst worden. Ik word al 16 jaar lang onrechtvaardig behandeld. Ik weet niet hoe het er buiten uitziet. Hier doen ze niets voor je. Ik zit al een maand op mijn kamer vanwege een incident. Ik volg een kamerprogramma. Er wordt provocerend naar mij gewerkt en er wordt een reactie van mij uitgelokt. Ik wil hier zo snel mogelijk weg. Het verlengingsadvies is niet met mij besproken. Ik word daarin ten onrechte zwart gemaakt. Mijn zus heb ik al vijf maanden niet meer gezien. Ik heb geen bezoek meer gehad vanwege het kamerprogramma. Ik weiger een handtekening te zetten omdat mijn advocaat er niet bij is.
De getuige/deskundige Den Boer, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Op 26 februari 2013 heeft er nog een incident plaatsgevonden. Betrokkene heeft daarbij 2 personeelsleden met een mes licht verwond. In het begin ging het nog wel redelijk met betrokkene. Vervolgens werd hij ontevreden over de medicatie en ging het steeds slechter met hem. Er ontstonden steeds vaker problemen met als climax het incident op 26 februari 2013. Hij had met name conflicten met personeelsleden en medepatiënten. Per 14 mei 2013 wordt betrokkene overgeplaatst naar de [kliniek 2]. Betrokkene weet niet wat hij wil en momenteel is er nog geen basis voor een overplaatsing naar de reguliere psychiatrie. Betrokkene is onvoorspelbaar en vooral de dames op de afdeling zijn bang voor hem. De kliniek heeft aangifte gedaan van het incident op 26 februari 2013. Wij weten nog niet wat justitie daar mee wil.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Er zijn veel zorgen over betrokkene. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar is evident. De stoornissen bestaan nog steeds en het recidiverisico is onverkort aanwezig. Aangezien zijn problematiek te groot is voor de [kliniek] volgt er een overplaatsing naar de [kliniek 2]. Ik persisteer bij mijn vordering.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Mijn cliënt zit al 16 jaar in de tbs en heeft al in veel klinieken gezeten. Hij is op enig moment op de long-stayafdeling beland waarna een nieuwe poging in de [kliniek] is ondernomen. Aangezien die is mislukt wordt mijn cliënt overgeplaatst naar de long-stayafdeling van de Pompekliniek in Vught. Ik heb tegen deze overplaatsing bezwaar gemaakt. Mijn cliënt heeft in al die jaren nog geen dag verlof gehad. Mijn cliënt vindt dat het beter met hem gaat en dat de tbs met één jaar dient te worden verlengd. Na ommekomst van dat jaar kunnen we bezien hoe het dan met hem gaat. Cliënt denkt dat hij een verlofsituatie wel aankan.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de getuige/deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist en wel voor de duur van twee jaar.
De rechtbank ziet in de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten voor de door de verdediging voorgestelde verlenging voor de duur van één jaar.
DE BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2013.
Mr. Verheggen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.