ECLI:NL:RBOBR:2013:CA1525

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/997014-09
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte, witwassen en illegale vuurwerkhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de illegale handel in vuurwerk. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden voor verschillende strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrifte, witwassen en het niet melden van vuurwerktransporten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk vuurwerk heeft binnengebracht in Nederland zonder de vereiste meldingen te doen bij de autoriteiten. Daarnaast heeft hij gebruik gemaakt van valse documenten, zoals CMR's en invoices, om de illegale activiteiten te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een gestructureerd samenwerkingsverband vormden met als doel het plegen van misdrijven, waaronder het plegen van valsheid in geschrifte en het witwassen van illegaal verkregen geld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de risico's die de illegale vuurwerkhandel met zich meebracht voor de veiligheid van anderen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van zijn onderneming. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, toegewezen, maar heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/997014-09
Datum uitspraak: 31 mei 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
(verdachte),
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1981,
wonende te (adres, woonplaats, land)
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2010, 21 maart 2011, 23 oktober 2012, 26 oktober 2012, 31 oktober 2012, 25 april 2013, 14 mei 2013 en 17 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 november 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 oktober 2012 en 14 mei 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 november 2007 in de gemeente Uden, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, als degene die een of meer containers vuurwerk
binnen het grondgebied van Nederland bracht, niet ten minste drie werkdagen
voorafgaand aan het binnen Nederland brengen van dat vuurwerk schriftelijk
het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dan wel - indien deze melding werd
gedaan op een werkdag voor 12.00 uur - niet ten minste twee werkdagen
voorafgaand aan het binnen of buiten brengen van dat vuurwerk, schriftelijk
het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Art 1.3.2 VWB (zaak2)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1) en/of (bedrijf 2) op of omstreeks 9 november 2007 in de
gemeente Uden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans
alleen, al dan niet opzettelijk, als degene die een of meer containers
vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland bracht, niet ten minste drie
werkdagen voorafgaand aan het binnen Nederland brengen van dat vuurwerk
schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dan wel - indien deze
melding werd gedaan op een werkdag voor 12.00 uur - niet ten minste twee
werkdagen voorafgaand aan het binnen of buiten brengen van dat vuurwerk,
schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, en/of,
(medeverdachte 1) en/of (medeverdachte 2) tezamen en in vereniging, althans
alleen, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben (heeft) gegeven
(art. 1.3.2. VWB jo art. 47 en 51 Sr)
2.
Hij op of omstreeks 9 november 2007, in de gemeente Uden, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 70, in elk geval een
of meerdere, dozen inhoudende cakeboxen (artikelnr 8005) binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad, ten
aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde
eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel artikel 24
Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels,
immers waren voornoemde cakeboxen (artikelnr 8005) in strijd met artikel 5 lid
1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van twee lonten
en/of
bevatte de totale lading van de burst per compartiment van (een aantal van)
deze cakeboxen in strijd met het bepaalde in Bijlage C2 behorende bij de
Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 meer dan 2 gram perchloraat/metaal
(art 1.2.2 VWB zaak 2)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1) en/of (bedrijf 2) op of omstreeks 9 november 2007, in de
gemeente Uden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk,
te weten 70, in elk geval een of meerdere, dozen inhoudende cakeboxen
(artikelnr 8005), binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
gestelde regels artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen, immers waren
voornoemde cakeboxen in strijd met artikel 5 lid 1 van de Regeling nadere
eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van twee lonten en/of bevatte de totale
lading van de burst per compartiment van (een aantal van) deze cakeboxen in
strijd met het bepaalde in Bijlage C2 behorende bij de Regeling nadere eisen
aan vuurwerk 2004 meer dan 2 gram perchloraat/metaal,
tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, en/of
(medeverdachte 1)en/of (medeverdachte 2) tezamen en in vereniging,
althans alleen, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben (heeft) gegeven
(art 1.2.2 VWB jo 47 en 51 WvSr zaak 2)
3.
hij op of omstreeks 9 november 2007 in de gemeente Uden, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of heeft doen maken van een vals(e) of
vervalst(e) CMR (dossier blz 2063), - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken/gebruik doen maken hierin dat
genoemde CMR werd gebruikt bij de invoer en/of transport van vuurwerk uit
Duitsland naar Nederland en bij controle ter inzage werd afgegeven aan (opsporingsfunctionaris)en (opsporingsfunctionaris), beiden opsporingsfunctionaris IVW, en bestaande die
valsheid of vervalsing hierin dat op die CMR stond vermeld "1.4G Vuurwerk"
terwijl (een deel van) het ingevoerde en getransporteerde vuurwerk geen 1.4G
vuurwerk was
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1) en/of (bedrijf 2), op of omstreeks 9 november 2007 in de
gemeente Uden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of heeft doen
maken van een vals(e) of vervalst(e) CMR (dossier blz 2063), - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken/gebruik doen
maken hierin dat genoemde CMR werd gebruikt bij de invoer en/of transport
van vuurwerk uit Duitsland naar Nederland en bij controle ter inzage werd
afgegeven aan (opsporingsfunctionaris) en (opsporingsfunctionaris), beiden opsporingsfunctionaris
IVW, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die CMR stond
vermeld "1.4G Vuurwerk" terwijl (een deel van) het ingevoerde en
getransporteerde vuurwerk geen 1.4G vuurwerk was,
tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, en/of
(medeverdachte 1) en/of (medeverdachte 2) tezamen en in vereniging, althans
alleen, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben (heeft) gegeven.
(art. 225 lid 2 jo. 47 en 51 WvSr (zaak 2)
4.
hij in of omstreeks de maanden mei en juni 2008 in Antwerpen (België), en/of
in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van (een) vals(e) of
vervalst(e) invoice(s) en/of CMR(s) - (elk) zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat
geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing
hierin dat,
- de invoice van de containers CCLU6596060, CCLU6350380 was gericht aan (bedrijf 3)(dossier blz 3129), en/of
- de invoice van de containers CCLU7523772, CCLU6168924 en/of CCLU7001063 was
gericht aan (bedrijf 3) (dossier blz 3121), en/of
- op de CMR's met nummers 571570, 571572, 571569, 571568 en/of 571571
(telkens) als "Geadresseerde" was vermeld (bedrijf 3)., en/of op
deze CMR's was vermeld dat het getransporteerde vuurwerk behoorde tot de
gevarencategorie 1.4G
zulks terwijl (bedrijf 3) (telkens) in het geheel niets te maken
had met de bestelling en/of import en/of transport van het zich in de
containers bevindende vuurwerk en/of
dat de valse vermelding van (bedrijf 3) op de invoice(s) is
geschied om de ware koper(s) en/of importeur(s) en/of afnemer(s) van het
zich in de containers bevindende vuurwerk te verhullen
en bestaande dat gebruikmaken/gebruik doen maken in het afgeven van de
invoice(s) aan de (bedrijf 4) te Antwerpen voor het inklaren van de containers
en/of dat de valse vermelding van (bedrijf 3) en/of de vermelding
1.4 G op de cmr's is geschied om de ware koper(s) en/of importeur(s) en/of
afnemer(s) en/of de juiste classificatie van de gevarencategorie van het
zich in de containers bevindende vuurwerk te verhullen en bestaande dat
gebruikmaken/gebruik doen maken in het afgeven van de cmr's aan transporteur
(transporteur) voor het transport van de containers
(art 225 lid 2 Sr zaak 3)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1), en/of (bedrijf 2) in of omstreeks de
maanden mei en juni 2008 in Antwerpen (België), en/of in Nederland en/of in
de Bondsrepubliek Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik
heeft gemaakt of doen maken van (een) vals(e) of vervalst(e) invoice(s) en/of
CMR(s) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat,
- de invoice van de containers CCLU6596060, CCLU6350380 was gericht aan (bedrijf 3)(dossier blz 3129), en/of
- de invoice van de containers CCLU7523772, CCLU6168924 en/of CCLU7001063 was
gericht aan (bedrijf 3) (dossier blz 3121), en/of
- op de CMR's met nummers 571570, 571572, 571569, 571568 en/of 571571
(telkens) als "Geadresseerde" was vermeld (bedrijf 3)., en/of op
deze CMR's was vermeld dat het getransporteerde vuurwerk behoorde tot de
gevarencategorie 1.4G
zulks terwijl (bedrijf 3) (telkens) in het geheel niets te maken
had met de bestelling en/of import en/of transport van het zich in de
containers bevindende vuurwerk en/of
dat de valse vermelding van (bedrijf 3) op de invoice(s) is
geschied om de ware koper(s) en/of importeur(s) en/of afnemer(s) van het
zich in de containers bevindende vuurwerk te verhullen
en bestaande dat gebruikmaken/gebruik doen maken in het afgeven van de
invoice(s) aan de (bedrijf 4) te Antwerpen voor het inklaren van de containers
en/of dat de valse vermelding van (bedrijf 3) en/of de vermelding
1.4 G op de cmr's is geschied om de ware koper(s) en/of importeur(s) en/of
afnemer(s) en/of de juiste classificatie van de gevarencategorie van het
zich in de containers bevindende vuurwerk te verhullen en bestaande dat
gebruikmaken/gebruik doen maken in het afgeven van de cmr's aan transporteur
(transporteur) voor het transport van de containers
tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte,
en/of, (medeverdachte 1) en/of (medeverdachte 2) tezamen en in vereniging,
althans alleen, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben (heeft) gegeven.
(art 225 lid 2 jo 47 en 51 Sr zaak 3)
5.
hij op of omstreeks 10 december 2008 in de gemeente Breda, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als degene die twee containers met vuurwerk, te weten (CCLU720178 en
CCLU6051619), binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland bracht, al
dan niet opzettelijk, niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het
binnen of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk schriftelijk het
voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dan wel - indien deze melding werd
gedaan op een werkdag voor 12.00 uur - niet ten minste twee werkdagen
voorafgaand aan het binnen of buiten brengen van dat vuurwerk, schriftelijk
het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
(zaak 4)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1) en/of (bedrijf 2) op of omstreeks 10 december 2008 in de
gemeente Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, als degene die twee containers met vuurwerk, te
weten (CCLU720178 en CCLU6051619), binnen en/of buiten het grondgebied van
Nederland bracht, al dan niet opzettelijk, niet ten minste drie werkdagen
voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk
schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dan wel - indien deze
melding werd gedaan op een werkdag voor 12.00 uur - niet ten minste twee
werkdagen voorafgaand aan het binnen of buiten brengen van dat vuurwerk,
schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en), hij, verdachte
tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) en/of (medeverdachte 1)
(telkens) opdracht heeft (hebben) gegeven en/of aan welke boven omschreven
verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
(art 1.3.2 VWB jo art 47 en 51 Sr zaak 4)
6.
hij op of omstreeks 16 december 2008 in de gemeente Breda, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als degene die een container met vuurwerk, (te weten CCLU6670758), binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland bracht, al dan niet opzettelijk,
niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland
brengen van dat vuurwerk schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dan
wel - indien deze melding werd gedaan op een werkdag voor 12.00 uur - niet
ten minste twee werkdagen voorafgaand aan het binnen of buiten brengen van
dat vuurwerk, schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
(zaak 4)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1) en/of (bedrijf 2) op of omstreeks 16 december 2008 in de
gemeente Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, als degene die een container met vuurwerk, (te
weten CCLU6670758), binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland bracht,
al dan niet opzettelijk, niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het
binnen of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk schriftelijk het
voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dan wel - indien deze melding werd
gedaan op een werkdag voor 12.00 uur - niet ten minste twee werkdagen
voorafgaand aan het binnen of buiten brengen van dat vuurwerk, schriftelijk
het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en), hij, verdachte
tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) en/of (medeverdachte 1)
(telkens) opdracht heeft (hebben) gegeven en/of aan welke boven omschreven
verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
(art 1.3.2 VWB jo art 47 en 51 Sr zaak 4)
7.
hij op of omstreeks 14 januari 2009, in de gemeente Uden, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
consumentenvuurwerk, te weten 5 mortierbommen, 2 lawinepijlen, 4 vuurpijlen,
10 nitraatklappers, 64 figurenlichters, 360 strijkers en/of 325 Flamme Fakler
Viking, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de
bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd
besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels,
immers,
-waren die vuurpijlen niet voorzien van de aanduiding "geschikt voor
particulier gebruik" en niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing
-waren die lawinepijlen niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing
en/of waren deze lawinepijlen in strijd met het bepaalde in Bijlage III
behorende bij de regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een
lading met een groter gezamenlijk gewicht en/of een andere samenstelling dan
ingevolge die Bijlage was toegestaan
-waren genoemde strijkers voorzien van een wrijvingsontsteker;
-waren genoemde nitraatklappers niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor
particulier gebruik
-waren genoemde figurenlichters niet voorzien van de aanduiding "geschikt voor
particulier gebruik" en niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing
-waren genoemde mortierbommen niet voorzien van de aanduiding "geschikt voor
particulier gebruik" en/of waren deze in strijd met het bepaalde in artikel 8
van de regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 herlaadbaar;
-waren genoemde Flamme Fakler Viking vuurpijlen niet voorzien van de
aanduiding "geschikt voor particulier gebruik" en niet voorzien van een
Nederlandse gebruiksaanwijzing;
(zaak 5)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2009, in de gemeente Uden, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
zonder daartoe verleende vergunning, een inrichting bestemd voor het opslaan
of overslaan van ontplofbare stoffen, preperaten of producten, in elk geval
een inrichting als bedoeld in categorie 3 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer behorende bij Bijlage I, heeft veranderd of
de werking daarvan heeft veranderd, immers werd in strijd met de verleende
vergunning (dossier blz 5112 e.v.) -anders dan consumentenvuurwerk in de
klasse 1.4 S en 1.4 G en PSE- 2 lawinepijlen en/of 70 figurenlichters en 5
mortierbommen opgeslagen.
(art 8.1 jo 8.2 Wm)
8.
hij op of omstreeks 14 januari 2009, te Berlicum, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
consumentenvuurwerk, te weten 12 lawinepijlen en/of 3 nitraatklappers
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers,
-waren genoemde nitraatklappers niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor
particulier gebruik
-waren die lawine pijlen niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing
en/of waren deze lawinepijlen in strijd met het bepaalde in Bijlage III
behorende bij de regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een
lading met een groter gezamenlijk gewicht en/of een andere samenstelling dan
ingevolge die Bijlage was toegestaan en/of waren de lawinepijlen niet vast
verbonden met een stok
art 1.2.2 VWB (zaak 5)
9.
hij op of omstreeks 7 november 2008, althans in of omstreeks de maand
november 2008 in Hamburg (Bondsrepubliek Duitsland) en/of in Uden, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) formulier(en), te weten Chemical
Composition for Fireworks en Firecrackers, - (elk) zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat
geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij,
verdachte, genoemde formulieren heeft gebruikt om de samenstelling van het
vuurwerk in container CCLU6928061 aan te tonen en bestaande die valsheid of
vervalsing hierin dat de op dat/die formulieren aangegeven samenstelling van
het vuurwerk niet overeenkwam met die van het vuurwerk in genoemde container;
art 225 Sr (zaak 6)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 2) en/of (bedrijf 1) op of omstreeks 7 november 2008, althans in
of omstreeks de maand november 2008 in Hamburg (Bondsrepubliek Duitsland)
en/of in Uden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
formulier(en), te weten Chemical Composition for Fireworks en Firecrackers, -
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat
gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, genoemde formulieren heeft gebruikt
om de samenstelling van het vuurwerk in container CCLU6928061 aan te tonen en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op dat/die formulieren
aangegeven samenstelling van het vuurwerk niet overeenkwam met die van het
vuurwerk in genoemde container
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en), hij, verdachte
tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) en/of (medeverdachte 1)
(telkens) opdracht heeft (hebben) gegeven en/of aan welke boven omschreven
verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
(art. 225 lid 2 jo 47 en 53 Sr zaak 6)
10.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 augustus
2006 tot en met 14 januari 2009 in in de gemeente Uden, althans in Nederland
en/of in België Luxemburg en/of meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) (een deel
van) de (bedrijfs-) administratie van (bedrijf 2), - zijnde (dat deel van)
die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) een (samenstel van)
geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen
- (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, hebbende de (bedrijf 2)
en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens)
opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven
- in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd opgenomen en/of
verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken
-20, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5) (dossier blz 7106
t/m 7125) en/of
-20, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5) (dossier blz 7132
t/m 7151) en/of
-5, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5) (dossier blz 7158
t/m 7162) en/of
-3, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 3) (dossier blz
7102 t/m 7104)
(telkens) terzake van verkoop en/of levering van goederen en of diensten en/of
verrichte en/of te verrichten werkzaamheden tegen een op die factu(u)r(en)
vermelde prijs of prijzen
zulks terwijl verkoop en/of levering van die goederen en of diensten en/of
verrichte en/of te verrichten werkzaamheden zoals op die factu(u)r(en) vermeld
aan of voor (bedrijf 5) en/of (bedrijf 3) in werkelijkheid
(telkens) niet heeft(hebben) plaatsgevonden en/of zouden plaatsvinden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 2) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5
augustus 2006 tot en met 14 januari 2009 in in de gemeente Uden, althans in
Nederland en/of in België Luxemburg en/of meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) (een deel van) de (bedrijfs-) administratie van (bedrijf 2), -
zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) een
(samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van
enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
hebbende de (bedrijf 2) en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) toen
aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid -
zakelijk weergegeven - in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie
voornoemd opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of
verwerken
-20, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5) (dossier blz 7106
t/m 7125) en/of
-20, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5) (dossier blz 7132
t/m 7151) en/of
-5, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5) (dossier blz 7158
t/m 7162) en/of
-3, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 3) (dossier blz
7102 t/m 7104)
(telkens) terzake van verkoop en/of levering van goederen en of diensten en/of
verrichte en/of te verrichten werkzaamheden tegen een op die factu(u)r(en)
vermelde prijs of prijzen
zulks terwijl verkoop en/of levering van die goederen en of diensten en/of
verrichte en/of te verrichten werkzaamheden zoals op die factu(u)r(en) vermeld
aan of voor (bedrijf 5) en/of (bedrijf 3) in werkelijkheid
(telkens) niet heeft(hebben) plaatsgevonden en/of zouden plaatsvinden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en), hij, verdachte
tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) en/of (medeverdachte 1)
(telkens) opdracht heeft (hebben) gegeven en/of aan welke boven omschreven
verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven
11.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 december
2007 tot en met 14 januari 2009 in de gemeente Uden, althans in Nederland
en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
(een deel van) de (bedrijfs-) administratie van (bedrijf 1), - zijnde (dat
deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) een (samenstel
van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te
dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, hebbende (bedrijf 1) en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens)
opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk
weergegeven - in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd
opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken
-4, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 1) gericht aan (bedrijf 3) (dossier blz
7166-7169)
(telkens) terzake van verkoop en/of levering van goederen tegen een op die
factu(u)r(en) vermelde prijs of prijzen
zulks terwijl verkoop en/of levering van die goederen zoals op die
factu(u)r(en) vermeld aan (bedrijf 3) in werkelijkheid (telkens)
niet hebben (heeft) plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(bedrijf 1) op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 4 december 2007 tot en met 14 januari 2009 in de
gemeente Uden, althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (telkens) (een deel van) de (bedrijfs-)
administratie van (bedrijf 1), - zijnde (dat deel van) die
(bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) een (samenstel van)
geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen
- (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, hebbende (bedrijf 1)
en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens)
opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk
weergegeven - in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd
opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken
-4, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van (bedrijf 1) gericht aan (bedrijf 3) (dossier blz
7166-7169)
(telkens) terzake van verkoop en/of levering van goederen tegen een op die
factu(u)r(en) vermelde prijs of prijzen
zulks terwijl verkoop en/of levering van die goederen zoals op die
factu(u)r(en) vermeld aan (bedrijf 3) in werkelijkheid (telkens)
niet hebben (heeft) plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, en/of,
(medeverdachte 1) en/of (medeverdachte 2) tesamen en in vereniging,
althans alleen, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben (heeft) gegeven.
(art 225 lid 1 jo 47 en 51 Sr zaak 7)
12.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met de maand januari 2009,
in de gemeente Uden, althans in Nederland, en/of in Luxemburg en/of in de
Bondsrepubliek Duitsland en/of België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en /of (een of meer van) haar mededader(s)
(telkens) één of meer hierna te noemen geldbedragen tot een totaal bedrag van
ongeveer EUR 903.000, in elk geval één of meer hierna te noemen geldbedragen,
althans enig geldbedrag, verworven en voorhanden gehad en/of heeft omgezet in
giraal geld door contante storting op een bankrekening ten name van (bedrijf 2), te weten één of meer van de navolgende geldbedragen:
1.een geldbedrag van EUR 200.000 (gestort op 9-1-2009), en/of
2.een geldbedrag van EUR 73.000 (gestort op 10-12-2007), en/of
3.een geldbedrag van EUR 200.000 (gestort op 18-1-2008), en/of
4.een geldbedrag van EUR 100.000 (gestort op 31-7-2008), en/of
5.een geldbedrag van EUR 100.000 (gestort op 8-8-2008), en/of
6.een geldbedrag van EUR 130.000 (gestort op 15-1-2007) en/of
7.een geldbedrag van EUR 200.000 (gestort op 18-1-2007) en/of
zulks (telkens) terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en),
althans redelijkerwijs hadden vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
art 420 bis Sr. (zaak 7)
13.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met de maand januari
2009, in de gemeente Uden, althans in Nederland en/of in Luxemburg en/of in
de Bondsrepubliek Duitsland en/of in België heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten een duurzaam samenwerkingsverband tussen hem,
verdachte, (medeverdachte 2), (medeverdachte 1), (medeverdachte 3) en/of de rechtspersonen (bedrijf 2), (bedrijf 1), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven waaronder
artikel 225 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420bis Wetboek van
Strafrecht en/of artikel(en) 1.2.2 en/of 1.3.2 van het Vuurwerkbesluit tot
1 juni 2008 strafbaar gesteld in artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen en
vanaf 1 juni 2008 strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer.
Art 140 Sr (zaak 7)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ingevolge het territorialiteitsbeginsel van art. 2 Sr. is de Nederlandse strafwet toepasselijk op een ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien het feit zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd, is vervolging op grond van art. 2 Sr. mogelijk, ook ten aanzien van de gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 4, waarvan de rechtbank bewezen acht dat dit slechts in België en Duitsland en niet (tevens) in Nederland is begaan, heeft de rechtbank ambtshalve geconstateerd dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, nu dat feit is begaan in België en Duitsland, terwijl het door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en op dat feit door de Belgische en Duitse strafwet ook straf is gesteld.
De officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert vrijspraak van feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 5 primair, feit 6 primair en feit 7 primair.
Volgens de officier van justitie kunnen de volgende feiten wettig en overtuigend worden bewezen: feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 primair, feit 5 subsidiair, feit 6 subsidiair, feit 7 subsidiair, feit 8, feit 9 primair, feit 10 primair, feit 11 primair, feit 12 en feit 13.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor vrijspraak van feit 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair, 9 primair en subsidiair, 10 primair en subsidiair, 11 primair en subsidiair, feit 12 en feit 13. Ten aanzien van feit 5 primair en subsidiair en feit 6 primair en subsidiair stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden en subsidiair dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair is verdachte volgens de raadsman niet strafbaar en zou daarom ontslag van alle rechtsvervolging dienen te volgen.
Het oordeel van de rechtbank.1
Algemeen.
Op 17 april 1984 is (bedrijf 1) opgericht. (bedrijf 1) importeert vuurwerk uit China en daarnaast neemt (bedrijf 1) in Nederland vuurwerk af. Dit vuurwerk wordt verkocht aan winkeliers, c.q. detailhandelaars. Volgens uittreksels van de Kamer van Koophandel van 17 december 20082 en 10 september 20093 is (bedrijf 1). gevestigd op het (adres) te Uden. Sinds 12 januari 1998 is (medeverdachte 2) (hierna: medeverdachte 2) enig aandeelhouder en (medeverdachte 1)(hierna: medeverdachte 1) bestuurder en directeur van (bedrijf 1) Als bedrijfsomschrijving is vermeld: groothandel in vuurwerk en aanverwante artikelen.
Op 18 maart 2004 is conform Luxemburgs recht de rechtspersoon (bedrijf 2) opgericht door twee rechtspersonen, te weten (rechtspersoon 1), vertegenwoordigd door (medeverdachte 2) en (rechtsperoon 2), vertegenwoordigd door (medeverdachte 1). Als activiteiten van (bedrijf 2) worden o.a. genoemd: groothandel, detailhandel, import, export, handel in vuurwerkartikelen en handel in containers. De bestuurders van (bedrijf 2) waren bij de oprichting: de rechtspersoon (rechtspersoon 1), (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1). (medeverdachte 2) is tevens directeur van (bedrijf 2). Op 26 oktober 2006 werd een uittreksel geplaatst van een buitengewone aandeelhoudersvergadering van (bedrijf 2)., gehouden op 1 juli 2006. Hierbij werd unaniem besloten dat (medeverdachte 1) zich terugtrok als bestuurder en dat (verdachte) als haar vervanger werd benoemd. Op 4 augustus 2008 waren de bestuurders van (bedrijf 2): de rechtspersoon (rechtspersoon 1), (medeverdachte 2) en (verdachte).4
Door (verdachte) werd op 27 maart 2006 melding gedaan bij het Duitse handelsregister dat hij per 1 maart 2006 was gestart met een onderneming genaamd (bedrijf 1), zijnde een rechtspersoon naar Duits recht, een onderneming die hij had overgenomen. Na de overname werd de doelstelling gewijzigd in: de handel in vuurwerkartikelen en soortgelijke materialen evenals het afsteken van vuurwerk. Ook gaf (verdachte) aan directeur van deze onderneming te zijn en alleen bevoegd te zijn. Het adres van (bedrijf 1), te weten (adres, land), was volgens onderzoek van Interpol slechts een postadres en er werd geen pyrotechnisch materiaal opgeslagen in het pand waar (bedrijf 1) was gevestigd. Door (verdachte) werd bij het handelsregister een jaarrekening 2006, gedateerd 15 februari 2008, aangeleverd betreffende (bedrijf 1) waarbij het adres (adres, woonplaats), Nederland, werd opgegeven.5 Uit het pand op het adres (adres, land) kon niet worden opgemaakt dat (bedrijf 1) daar was gevestigd. Getuige (getuige 1) verklaarde onder andere dat hij met zijn verzekeringsmaatschappij de ruimten van het pand (adres 1)in gebruik heeft en voor (verdachte) heeft bemiddeld in de koop van een lege GmbH en dat zijn dochteronderneming genaamd (getuige 1) de belangen voor (bedrijf 1) behartigt. De (verdachte) bezoekt het bureau vaak wekelijks en in aanwezigheid van zijn vader of moeder. De post wordt dan aan hem ter beschikking gesteld.6
(medeverdachte 1) heeft ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat zij onder meer samen met haar man (medeverdachte 2) belangen heeft in (bedrijf 1) en dat zij de administratie van die BV doet. Zij is verantwoordelijk voor de hele administratie. Er is geen sprake van interne functiescheiding en interne controle. (medeverdachte 2) en (verdachte) zijn verantwoordelijk voor de inkoop van het vuurwerk van (bedrijf 1). Zij is medeverantwoordelijk voor de verkoop. De verkoop gebeurt door (medeverdachte 2), (verdachte) en (medeverdachte 1). Volgens haar verkoopt (bedrijf 1) ook vuurwerk aan (bedrijf 1).7
(medeverdachte 3) heeft ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat hij (medeverdachte 2), (medeverdachte 1) en (verdachte) kent en dat hij als zzp-er werkzaamheden verricht voor (bedrijf 1). 8 (medeverdachte 1) bevestigt in haar verklaring dat (medeverdachte 3) door (bedrijf 1) aan het einde van het jaar als zelfstandige wordt ingehuurd voor het verrichten van diverse werkzaamheden, zoals containers lossen, magazijnwerk en iets afleveren bij een klant.9
(expediteur bevrachter) is expediteur bevrachter en samen met (transporteur) aandeelhouder en bestuurder van (bedrijf 6). Hij heeft bij de politie verklaard dat (bedrijf 1) (door hem (bedrijf 1) genoemd10) en (bedrijf 2) klanten van hem zijn sinds 2006. Zijn contactpersoon bij (bedrijf 1) was (medeverdachte 2) en bij (bedrijf 2) was dat (verdachte). (expediteur bevrachter) heeft contact met (medeverdachte 1) voor (bedrijf 1) als het gaat om financiële zaken, facturen. Hij noemt (medeverdachte 2) de baas van (bedrijf 1). (medeverdachte 2) is volgens hem geen papierman. Als het op papier aan komt geeft Medeverdachte 2) meestal (medeverdachte 1) aan de telefoon. Zij regelt ook verder het financiële werk, zoals facturen. Als er een vracht in de haven is binnengekomen, belt hij altijd met (medeverdachte 2) en vraagt hem wanneer hij die vracht binnen wil hebben. In april 2008 heeft zijn BV nog één container voor dit bedrijf gedaan. De BV van (getuige 3) factureert aan (bedrijf 2) en hij stuurt de facturen gewoon naar het kantoor van de (verdachte, medeverdachten) in Uden. De betalingen van (bedrijf 2) werden deels contant en deels via de Luxemburgse rekening van (bedrijf 2) gedaan. Toen (verdachte)de contactpersoon werd, dit is in 2006 geweest, deed hij de contante betalingen. (verdachte) heeft tegen (expediteur bevrachter) gezegd dat hij, (verdachte), verantwoordelijk was voor (bedrijf 2).11
T.a.v. feit 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair (zaak 2):
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Op 9 november 2007 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat omstreeks 9:35 uur op de parkeerplaats "De Schaars", gelegen aan de Rijksweg A12 in de gemeente Arnhem twee trekkers met oplegger gecontroleerd op de juiste naleving van de bij en krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen gegeven regels en voorschriften. Het betrof de combinatie voorzien van kenteken (kenteken) en de combinatie voorzien van kenteken (kenteken). Op de ter inzage afgegeven vervoersdocumenten (CMR), zagen de rapporteurs (opsporingsfunctionaris) en (opsporingsfuntionaris), beiden opsporingsfunctionaris Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), dat de vervoerde lading van beide combinaties als volgt was aangeduid:
- kenteken (kenteken)/Container nr. CCLU 710719-0 (CMR-nr. 327956)
835 Cartons UN 0336 Fireworks 1.4 G, NEQ 126,92 kg, bruto 10.835 kgs12
- kenteken (kenteken)/Container nr. CCLU 673216-6 (CMR-nr. 327950)
637 Cartons UN 0336 Fireworks 1.4 G, NEQ 96,8 kg, bruto 8.281 kgs.13
Blijkens de desbetreffende CMR was deze lading met vuurwerk afkomstig van (bedrijf 1) in Lindern in Duitsland en bestemd om te worden afgeleverd bij de vestigingen van (bedrijf 1) in respectievelijk Uden en Nistelrode.
De chauffeurs (chauffeur 1)en (chauffeur 2) hebben verklaard dat grensoverschrijdend vervoer werd verricht van Duitsland naar Nederland en dat de transporteenheden waren beladen met gevaarlijke stoffen, namelijk vuurwerk. Bij navraag door de rapporteurs bleken de volgens het Vuurwerkbesluit verplichte importmeldingen bij het Landelijk Meld- en informatiepunt voor beide transporten niet te zijn gedaan. Deze transporten van ladingen met vuurwerk waren daar niet aangemeld. Vervolgens is besloten beide transporten voor nader onderzoek naar het afleveradres van (bedrijf 1) in Uden te laten rijden.14
Op 9 november 2007 werd (inspecteur), inspecteur van politie gebeld door de hem bekende (verdachte), die hem vertelde dat de containers per ongeluk niet waren gemeld.15
(medeverdachte 1) heeft verklaard: "wij willen geen verklaring afleggen, maar willen volstaan met het afgeven van een schriftelijke verklaring."16 Die verklaring, ondertekend door (medeverdachte 1), betreft het transport van goederen van (bedrijf 1) Duitsland naar (bedrijf 1) te Uden en houdt ondermeer in: "Wij hadden nog retourgoederen staan van onze klanten. (medeverdachte 2). zou deze goederen, die op pallets stonden in een container laden. Onderweg naar Nederland werd deze staande gehouden door de IVW. Er zijn twee pallets in beslaggenomen. De gang van zaken is niet gebruikelijk en wordt betreurd.17"
Bij nadere controle bij de vestiging van (bedrijf 1) in Uden telden verbalisanten in de 2e container met nummer CCLU7107190 van vrachtauto (kenteken), 462 dozen vuurwerk op 16 pallets. Achter in de container werden twee pallets aangetroffen met in totaal 70 dozen vuurwerk die waren voorzien van etikettering met opschrift "gevarenklasse 1.4G" en de opschriften "WY Antwerpen" en "8005 6/1" en "WY07-010HL". Op de dozen stond niet de verplichte aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik." Na opening bleken deze dozen elk verpakt te zijn met zes zogenaamde batterijen, ook wel flowerbeds of cakeboxen genoemd, met het artikel 8005, elk met 19 buizen met lading (shots).18 De artikelen 8005 waren allemaal verpakt in kartonnen dozen, zonder gaasverpakking en zonder een speciale binnenverpakking.19
Door verbalisanten werd 1 doos met 19 shots flowerbeds met artikelnummer 8005 meegenomen als monster (VBAN7012) om onderzocht te worden door het NFI.20 In het deskundigenrapport van het NFI d.d. 29 november 2007 is ten aanzien van dat monster vermeld dat drie zogenaamde cakeboxen zijn aangeboden voor nader chemisch onderzoek. Dat betroffen de White Glittery Willow, de Color Peony & Silver Chrysanthemum en de Brocade Crown. In het rapport staat onder meer dat de 3 typen cakeboxen elk zijn voorzien van twee lonten, een zogenaamde "first fuse"en een zogenaamde "spare fuse". In 8 onderzochte compartimenten werd een burstlading aangetroffen die hoger was dan de maximale norm van 2 gram in cakeboxen van categorie C2 uit bijlage III in de RNEV 2004. De onderzochte burstladingen van de drie typen cakeboxen bestonden hoofdzakelijk uit kaliumperchloraat en zwavel. Daarnaast is aluminium (metaal) en mogelijk magnalium (metaallegering van aluminium en magnesium) aanwezig. De gemiddelde massa burstlading van de White Glittery Willow was 2,66 gram en van de Brocade Crown 2,40 gram.21
Door TNO zijn de chemical compositions van het vuurwerkartikel 8005 onderzocht. Volgens TNO zijn de 6 verschillende cakeboxen nagenoeg identiek, alleen de kleuren/effecten zijn anders. Voor de classificatie maakt dit niet uit. De burst bestaat uit 2 gram flitspoeder, ofwel een percentage van 13,8% van de totale lading. Dit leidt tot de conclusie dat dit vuurwerkartikel moet worden geclassificeerd als 1.3G.22
Op beide hiervoor genoemde vervoersdocumenten: CMR-nr. 327956 en CMR-nr. 327950 staat over de aard van de getransporteerde goederen vermeld dat het "1.4G vuurwerk" betreft.
Chauffeur (chauffeur 1) heeft verklaard dat hij samen met 3 andere chauffeurs op 8 november 2007 naar Antwerpen is gereden om containers met vuurwerk te laden en naar Lindern te brengen. Hij wist al voordat hij in Antwerpen was dat hij op de terugreis ook vuurwerk vanuit Lindern moest vervoeren naar Uden. De inhoud van de containers werd gelost in een bunker. Het lossen stond onder leiding van een Nederlands sprekende man van ongeveer 35 jaar oud. Hij had donker krullend/golvend haar en sprak met een Brabants accent. Hij reed in een verschrikkelijk dikke auto, een GMC pick-up. De volgende ochtend was zijn container weer geladen met vuurwerk. De man met de dikke auto had de leiding bij de laadwerkzaamheden. De CMR moest hij zelf schrijven. De man met die dikke auto gaf hem op wat er op de CMR moest staan. Hij herkent (verdachte) van foto's als de man die bij de loods in Lindern aanwezig was en in de GMC reed. Deze man was later aanwezig bij het lossen in Uden.
(chauffeur 1) was ook samen met deze man en een ander in het kantoortje van het bedrijf in Uden. Hij hoorde dat die andere man tegen die uit Lindern zei dat voorin zijn container twee pallets stonden met illegaal vuurwerk. Vervolgens hoorde hij dat die man uit Lindern zei dat hij zou proberen de mensen van VROM weg te lokken met koffie, zodat de pallets uitgereden konden worden.23 Tegenover de rechter- commissaris heeft (chauffeur 1) deze verklaring bevestigd. Hij herkent de CMR-nr. 327950 en verklaart deze te hebben geschreven voor zijn collega en getekend in hokje 23. Het aantal kilo 's heeft hij niet gecontroleerd. De hoeveelheid was hem opgegeven door de man met het Brabantse accent.24 De verklaringen van getuige (chauffeur 1), in onderling verband bezien, houden in dat hij beide vrachtbrieven heeft ingevuld aan de hand van informatie die hem door (verdachte) werd verstrekt, derhalve ook de CMR met nummer 327956, die ziet op de container waarin de 70 dozen zaten.
(verdachte) heeft tegenover (inspecteur) voornoemd, over de verschillen in aantallen dozen op de CMR en de door verbalisant aangetroffen dozen verklaard, dat hij de transportdocumenten voor wat betreft de aantallen maar een beetje op de gok had laten invullen.25
(medeverdachte 2) heeft ten aanzien van het in Uden onderzochte vuurwerk verklaard dat het gaat om overgebleven vuurwerk van klanten dat in Duitsland was opgeslagen.26 (verdachte) heeft daarover hetzelfde gezegd en daaraan toegevoegd, dat het vuurwerk "door (bedrijf 1)" was getransporteerd en dat dit vuurwerk nu was teruggehaald naar Nederland.27 Verder heeft hij verklaard bij (bedrijf 1) belast te zijn geweest met de verkoop en inkoop van vuurwerk. Het betreft hier consumentenvuurwerk.28 Hij heeft op 9 november 2007 omtrent de meldplicht ruggespraak gehouden met zijn (medeverdachte 1).29
Conclusie feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat (bedrijf 1) het onder 1 ten laste gelegde feit (niet melden van transporten) heeft begaan. Het betreft een gedraging die valt binnen de sfeer van de rechtspersoon. Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kunnen (medeverdachte 2), (medeverdachte 1) en (verdachte) allen als opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever worden aangemerkt. Zij waren allen bevoegd, in staat en gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van de bewezen verklaarde gedragingen van (bedrijf 1). Dit hebben zij nagelaten. (verdachte) is bovendien zelf actief betrokken geweest bij het transport.
Dit betekent dat (medeverdachte 2), (verdachte) en (medeverdachte 1) zullen worden vrijgesproken van feit 1 primair. Feit 1 subsidiair is ten aanzien van hen bewezen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde blijkt niet van enige betrokkenheid van (bedrijf 2) zodat de rechtbank van dit onderdeel zal vrijspreken.
De verdediging heeft aangevoerd, dat het niet anders kan zijn dan dat de vervoerder degene is op wie de meldingsplicht rust en dat het verwijt verdachte daarom niet treft. Dit verweer gaat niet op. In de eerste plaats is het bij uitstek de importeur van het vuurwerk die op de hoogte is van het vervoerde vuurwerk en de aard hiervan. Het ligt dan ook voor de hand dat deze degene is die de desbetreffende melding moet doen. In casu heeft (verdachte) met betrekking tot de melding van het transport ruggespraak gehouden met (medeverdachte 1) en aan de verbalisanten meegedeeld, dat de containers per vergissing niet waren gemeld.30 Daarmee gedragen (verdachte) en (medeverdachte 1) zich als melder. Zij eigenen zich die rol toe. Zowel logische uitleg van het Vuurwerkbesluit als het gedrag van verdachten zelf brengt mee dat zij de normadressaat zijn.
Conclusie feit 2 en 3.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 en 3 bewezen dat (bedrijf 1) deze feiten heeft gepleegd. Ook dit betreffen gedragingen die binnen de sfeer van de rechtspersoon liggen. (verdachte) was direct betrokken bij de getransporteerde pallets en het gebruik maken van een valse CMR. Hij heeft daarmee het feit medegepleegd zoals primair ten laste gelegd.
De rechtbank zal (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) vrijspreken van feit 2 primair en subsidiar en feit 3 primair en subsidiair, omdat niet is bewezen dat zij op de hoogte waren van de aanwezigheid van 70 dozen met cakeboxen (artikelnr. 8005) in de 2e container.
T.a.v. feit 4 primair en subsidiair (zaak 3):
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Omstreeks 9 juni 2008 zijn drie containers met vuurwerk via de haven van Antwerpen Europa binnengekomen en vervolgens omstreeks 12 juni 2008 over de weg vervoerd naar een opslaglocatie te Lahn (Duitsland). Dit betroffen de containers CCLU7523772, CCLU6168924 en CCLU7001063. Op de packinglists en vrachtbrieven stond als afzender Hong Kong Eastar International Ltd. te Hong Kong en als ontvanger (bedrijf 3) te Engeland.31
Op 18 juni 2008 zijn in Antwerpen twee containers met nummers CCLU6596060 en CCLU6350380 met in totaal 46 ton aan vuurwerk in beslag genomen door de Belgische autoriteiten, omdat op de containers en dozen de classificatie 1.4G was vermeld, terwijl uit controle bleek dat het vuurwerk geclassificeerd diende te worden als 1.1G. De eindbestemming van die containers was Lahn in Duitsland.32
Op de invoice (invoicenummer 8050324) van de containers met nummer CCLU6596060 en CCLU6350380 en de invoice (invoicenummer 80501007) van de containers met nummer CCLU7523772, CCLU6168924 en CCLU7001063 was als geadresseerde steeds vermeld (bedrijf 3)., 15 Iberianway, Camberley, Surrey GU 151 LZ. BTW GB 572810343.33
De firma (bedrijf 3). heeft twee directieleden te weten (directielid 1) en (directielid 2). Deze getuigen hebben verklaard dat de bedrijfsactiviteiten van (bedrijf 3). waren het importeren en exporteren van banktechniek. Zij hebben nooit in vuurwerk gehandeld.34
Getuige (getuige 2), bediende-expediteur van de (bedrijf 4)te Antwerpen, heeft op 15 juli 2008 en 9 december 2008 bij de Belgische politie verklaard dat hij ergens in de loop van de maand mei bezoek kreeg van ene (persoon 1) die de firma (bedrijf 3). Vertegenwoordigde. (persoon 1) informeerde naar de kostprijs voor het inklaren van vijf containers die hij vanuit China verscheepte naar Antwerpen. Het zou gaan om een partij van respectievelijk drie en twee containers. (persoon 1) is in totaal drie keer op het bureau geweest en heeft afzonderlijk documenten aangereikt voor het transport van de eerste drie containers en vervolgens voor de laatste twee containers. Hij had als e-mailadres (persoon 1)@live.nl opgegeven. De behandelingskosten voor de eerste partij en het voorschot voor de tweede partij heeft ( persoon 1) cash betaald toen hij de laatste en derde keer langskwam. Dit was een bedrag van € 6.000,--. Hij overhandigde (bedrijf 4)de documenten met het oog op de inklaring van de goederen, waaronder de invoice (1 per partij, invoicenrs. 80501007 en 80503024). De getuige omschreef (persoon 1) als volgt: circa 1.80 à 1.82 cm groot, lang haar, blond/ros haar naar achter met een paardenstaart, casual gekleed en met Hollands accent.35
(directielid 1) en (directielid 2), directieleden van de firma (bedrijf 3)., hebben verklaard dat zij nooit hebben gehoord van (persoon 1) en nooit zaken met hem hebben gedaan.36
Op 13 augustus 2008 werd op de kaai in Antwerpen een persoon waargenomen die voldeed aan het door eerder genoemde getuige (getuige 2) opgegeven signalement van de persoon die zich (persoon 1) had genoemd. Deze persoon bleek te zijn genaamd: (medeverdachte 3) en was daar in een personenauto merk Volkswagen Caddy met kenteken (kenteken), op naam gesteld van (verdachte). (medeverdachte 3) verklaarde dat hij de naam (persoon 1) heeft gebruikt om het transport en lossing te regelen van twee containers met vuurwerk en dat hij de naam (persoon 1) heeft gebruikt in alle correspondentie met de verschepers, inklaringsdiensten en in telefonisch contact met de Belgische politie. 37
Nadat aan eerder genoemde getuige (getuige 2) een foto werd getoond van (medeverdachte 3) verklaarde hij dat dit de persoon was die in mei in totaal drie keer bij KGH aan het bureau was geweest en zich voorstelde als (persoon 1).38
Volgens de CMR's met nummers 571568-571572 treedt de Nederlandse onderneming (bedrijf 6), gevestigd te Berkel en Rodenrijs, op als agent van de afzender. Getuige (expediteur bevrachter), werkzaam voor (bedrijf 6), heeft op 17 juli 2008 ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat (medeverdachte 2) enkele dagen voor 11 juni 2008 naar hem toe was gekomen met een onbekende man. Medeverdachte 2) stelde de man voor als een collega, genaamd (persoon 1) en vroeg aan getuige (getuige 3) of deze wilde bemiddelen voor (persoon 1). (getuige 3) kreeg van (persoon 1) o.a. het e-mailadres (persoon 1)@live.nl. (persoon 1) vertelde hem dat hij namens (bedrijf 3). binnen enkele dagen drie containers met vuurwerk verwachtte. In totaal verwachtte hij vijf containers met vuurwerk uit China per schip in de haven van Antwerpen. Op 12 juni 2008 zouden de eerste drie containers aankomen in de haven van Antwerpen en een week later de twee volgende containers. Deze moesten alle vijf naar bunkers in het Duitse Lahn worden gebracht om daar te lossen. Hij kreeg van (persoon 1) een voorschot van € 5.000,-- contant.39
(medeverdachte 2) heeft op 24 juli 2008 ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat (persoon 1) niet de echte naam van de man is, maar dat hij in werkelijkheid (medeverdachte 3) heet en dat hij met (medeverdachte 3) naar (getuige 3) is gegaan en (medeverdachte 3) bij (getuige 3) heeft geïntroduceerd. Hij heeft gehoord dat (medeverdachte 3) tegenover (getuige 3) de voornaam (persoon 1) gebruikte. Hij kent (medeverdachte 3) al een aantal jaren. (medeverdachte 3) verricht tijdens het vuurwerkseizoen werkzaamheden bij (Bedrijf 1).40
Het e-mailadres (persoon 1)@live.nl is op 23 mei 2008 aangemaakt door (persoon 2) met een niet bestaande postcode 5395 BH, vanaf het IP-adres (ip-adres), zijnde het woonadres van (persoon 3). Destijds was (persoon 3) de levenspartner van (verdachte).41 Ter terechtzitting heeft (verdachte) verklaard dat hij de naam (persoon 2) wel eens gebruikte en dat hij eens in Duitsland een mobiele telefoon heeft gekocht en daarbij de naam (persoon 1) heeft opgegeven.42
Op 2 juli 2008 en 18 juli 2008 ontving het Parket van de Procureur des Konings te Dendermonde een fax van advocaat (advocaat) namens (bedrijf 3). De advocaat verzocht het beslag op te heffen omdat de verzender of de transporteur, China Shipping, abusievelijk verkeerde etikettering had aangebracht op de dozen. Hij heeft daarbij een fax gevoegd met Shipping info waarin is vermeld dat er een fout is gemaakt bij de productie van artikelen 6003, 4005 en 480 en dat de technisch specialist meer poeder in de artikelen heeft gedaan dan volgens zijn opdracht nodig was.43 Deze brief is vertaald door het Tolk- en Vertaal Centrum Nederland. Er is voor deze vertaling van het Engels in het Nederlands opdracht gegeven via het e-mailadres (persoon 1)@live.nl. De ondertekende opdracht is per fax verzonden vanaf de buren van de onderneming (bedrijf 1), te weten (bedrijf 7), op het adres (adres) te Uden.44 Ter terechtzitting heeft (verdachte) verklaard dat hij wel eens gebruik heeft gemaakt van de fax van het bedrijf (bedrijf 7) en dat als iemand iets heeft gefaxt bij (bedrijf 7), dat hij het dan is geweest.45
De drie containers die omstreeks 9 juni 2008 in de haven van Antwerpen binnenkwamen (met nummers CCLU7523772, CCLU6168924 en CCLU7001063) zijn per vrachtwagen over de weg in België en Duitsland vervoerd en op 13 juni 2008 op een bunkercomplex in het Duitse Lahn gelost. De chauffeurs van de drie vrachtwagencombinaties hebben verklaard dat de containers werden gelost in twee bunkers, gelegen in het midden van een rij van meerdere bunkers. Op een luchtfoto van het bunkercomplex is een rij van negen bunkers te zien.46 Elk van de drie chauffeurs heeft aan de hand van die luchtfoto een of meerdere bunkers aangewezen als de bunkers waarin de containers vermoedelijk zijn gelost. De door hen aangewezen bunkers zijn de bunkers die als 4e, 5e, 6e of 7e in de rij zijn gelegen. De drie chauffeurs verklaren allen dat bij het lossen een Nederlands sprekende man met een paardenstaart aanwezig was. Aan twee van de chauffeurs wordt door verbalisanten een foto van (medeverdachte 3) voorgelegd, waarop de beide chauffeurs verklaren dat dit de door hen beschreven man betrof.47 48 49
Alle negen bunkers in Lahn zijn op 9 juli 2008 door de Duitse autoriteiten doorzocht.50 Enkel in bunker 4 en bunker 6 werden vuurwerkartikelen aangetroffen die afkomstig kunnen zijn van de eerder genoemde drie containers. In bunker 4 werden 2410 dozen met Celebration Crackers 100.000 shot, artikelnr. T809 aangetroffen en in bunker 6 van datzelfde vuurwerkartikel 520 dozen, alle met gevarenetiket 1.4G. Volgens de packinglists van de naar Lahn vervoerde drie containers zaten in die drie containers in totaal 2795 dozen van dit artikel. De verpakkingen van de in bunker 4 en 6 in Lahn aangetroffen vuurwerkartikelen T809 vertonen voorts specifieke overeenkomsten met de verpakkingen van de vuurwerkartikelen uit de twee containers die op 18 juni 2008 in België in beslag zijn genomen. De fabriekscode, de ordernummers en de zogenoemde UN-nummers waren identiek. 51 Op grond van deze overeenkomsten concludeert de rechtbank dat het in bunker 4 en 6 aangetroffen vuurwerk afkomstig is uit de drie containers die omstreeks 13 juni 2008 vanuit Antwerpen naar Lahn zijn vervoerd.
Bunker 4 werd gehuurd door het bedrijf (bedrijf 8).52 Volgens de Duitse politie bestaan tussen het bedrijf (bedrijf 8) en (bedrijf 1) nauwe zakelijke betrekkingen, in die zin dat (verdachte) als importeur voor (bedrijf 8) heeft opgetreden.53 Voorts heeft (getuige 3) verklaard dat (bedrijf 2) ook voor het bedrijf (bedrijf 8) importeerde.54
Bunker 6 werd door (bedrijf 1) gehuurd van (bedrijf 9)van (persoon 4).55 De huur werd door de onderneming van (persoon 4) gefactureerd aan (bedrijf 2).56 (verdachte) heeft op 15 juli 2008 gebeld met (persoon 4), de verhuurder van de opslagbunkers. In het gesprek deelt (verdachte) mee dat hij bij zijn loods in Lahn is geweest en dat hij heeft gezien dat de deuren zijn verzegeld.57 Daarna heeft (verdachte) diverse keren telefonisch contact met (politiecommissaris), politiecommissaris, Polizeiinspektion Emsland/Grafschaft Bentheim. In die gesprekken deelt hij mede dat bunker 6 en het vuurwerk 809 en 35 dat in die bunker ligt van hem is. Hij zegt dat het vuurwerk niet bestemd is voor de Nederlandse markt en dat hij eerst de "waar" koopt in China en dan klanten zoekt. Op 17 juli 2008 vraagt (politiecommissaris) in een telefoongesprek met (verdachte) om officiële papieren waaruit blijkt dat alles volgens de regels is geïmporteerd. (verdachte) zegt in dat gesprek dat niet (bedrijf 1) maar (bedrijf 2) het vuurwerk heeft geïmporteerd. Als (politiecommissaris) hem vraagt of (bedrijf 2) ook een bedrijf van (verdachte) is, ontkent deze dat. Ook tijdens een later op die dag gevoerd telefoongesprek met (politiecommissaris), spreekt (verdachte) over (bedrijf 2) alsof hij (bedrijf 2) slechts als verkoper van de partij vuurwerk kent en op geen enkele andere wijze bij (bedrijf 2) betrokken is.58 Zulks terwijl (verdachte) sinds 1 juli 2006 bestuurder van (bedrijf 2) was. Door (verdachte) wordt later een fax gestuurd aan (politiecommissaris) met een factuur d.d. 5 juli 2008 van de verkoop van het vuurwerk door (bedrijf 2) aan (bedrijf 1).59 De importdocumenten van het vuurwerk dat zich in bunker 6 bevond, zijn echter nooit aan de Duitse politie overhandigd, ondanks toezegging door (verdachte).60
Conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat (medeverdachte 3) de invoices die bij de vijf containers horen, heeft afgegeven aan de (bedrijf 4) te Antwerpen met het oog op het inklaren van het vuurwerk dat in die containers zat. Op die invoices stond als geadresseerde vermeld (bedrijf 3). Deze firma heeft het betreffende vuurwerk echter niet besteld of gekocht en heeft ook anderszins niets met het vuurwerk te maken zodat de vermelding van (bedrijf 3). op de invoices vals is. Aldus heeft (medeverdachte 3) bij het inklaren van de containers gebruik gemaakt van valse invoices.
(medeverdachte 3) heeft het verweer gevoerd dat hij niet wist dat de invoices vals waren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij in mei of juni 2008 bij de bunkers in Lahn aan het werk was en dat hij daar een persoon ontmoette die zich (persoon 1) noemde en die hem vroeg om het transport en het lossen van vijf containers te regelen. (medeverdachte 3) heeft verklaard het regelen van het transport en het lossen op zich te hebben genomen en daarbij op advies van die persoon diens naam (persoon 1) te hebben gebruikt. Om het transport te kunnen regelen had hij van die persoon de benodigde gegevens en achttien tot twintigduizend euro gekregen. Hij vertrouwde deze persoon en had op dat moment geen reden tot argwaan.
De rechtbank acht de verklaring van (medeverdachte 3) dat hij niet wist dat de invoices vals waren omdat hij alle gegevens die nodig waren voor de inklaring en het transport heeft gekregen van een ander die hij vertrouwde, volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig. Met name is ongeloofwaardig dat deze persoon, voor wie (medeverdachte 3) een volstrekt onbekende was, aan hem, (medeverdachte 3), de beschikking gaf over vijf containers waarvan de inhoud een zeer grote waarde vertegenwoordigde. Ook de omstandigheid dat deze persoon aan hem, (medeverdachte 3), bij een volgende ontmoeting die twee weken later plaatsvond achttien tot twintigduizend euro in contanten gaf, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De als getuige gehoorde (persoon 5) heeft ontkend zich ooit (persoon 1) te hebben genoemd en heeft verklaard dat de namen (medeverdachte 3) en (bedrijf 3). hem niets zeggen. Voorts is de verklaring van (medeverdachte 3) in strijd met de hiervoor vermelde bewijsmiddelen die inhouden dat (verdachte) en (medeverdachte 2) achter de invoer van de containers zaten.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat (medeverdachte 3) bij het inklaren van de containers opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse invoices. Hij heeft daarbij niet alleen gehandeld, maar heeft dit gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met (medeverdachte 2) en (verdachte). (medeverdachte 3) maakte in zijn contacten met de expediteur (bedrijf 4) gebruik van de valse naam (persoon 1). (medeverdachte 2) heeft (medeverdachte 3) als (persoon 1) geïntroduceerd bij (bedrijf 6) met het oog op het vervoer naar Duitsland. (verdachte) heeft het e-mailadres (persoon 1)@live.nl aangemaakt en heeft met de Duitse politie gebeld om het beslag op de goederen ongedaan te maken. De omstandigheid dat (verdachte) in die gesprekken een mistgordijn optrok rondom de importeur van het vuurwerk en daarbij ontkende dat (bedrijf 2) een bedrijf van hem is, acht de rechtbank exemplarisch voor het verhullen van het verband tussen het in Lahn aangetroffen vuurwerk en de in de haven van Antwerpen aangekomen containers met als geadresseerde (bedrijf 3) Aldus concludeert de rechtbank dat (medeverdachte 2) en (verdachte) de werkelijk belanghebbenden bij het vuurwerk in de vijf containers waren en dat zij, door (medeverdachte 3) bij de afhandeling van het transport naar voren te schuiven en hem hierbij gebruik te laten maken van een valse naam, op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet hebben gehad dat het vuurwerk met gebruik van valse invoices zou worden ingeklaard. Aan het einde van het vervoerstraject werd door (verdachte) gebruik gemaakt van de rechtspersonen (bedrijf 2) en (bedrijf 1), waarvan hij bestuurder was. (bedrijf 2) werd gebruikt om een andere herkomst van (een deel van) het vuurwerk voor te wenden. (bedrijf 1) stelde haar bunker ter beschikking voor de opslag.
Gelet op het voorgaande hebben (medeverdachte 3), (medeverdachte 2), (verdachte), (bedrijf 2) en (bedrijf 1) het gebruik maken van de valse invoices medegepleegd. De rechtbank zal partieel vrijspreken van het gebruik maken van valse CMR's. Weliswaar was op die CMR's eveneens als geadresseerde vermeld (bedrijf 3)., echter uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat voornoemde verdachten betrokken zijn geweest bij het opmaken van de CMR's of bij het afgeven van de CMR's aan de transporteur.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat (bedrijf 1) en (medeverdachte 1) het gebruik maken van de valse invoices hebben medegepleegd. Weliswaar spreekt (verdachte) op 17 juli 2008 tijdens een telefoongesprek met (medeverdachte 1) over een factuur die hij nodig heeft om aan de Duitse politie te laten zien, maar uit de reactie van (medeverdachte 1) kan niet worden afgeleid dat zij weet dat het over een transport van illegaal vuurwerk gaat.
T.a.v. feit 5 primair en subsidiair, feit 6 primair en subsidiair (zaak 4):
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Op 10 december 2008 werden twee containers met vuurwerk, containernummers CCLU7201781 en CCLU6051619, gelost in de haven van Antwerpen.61 De invoice van deze containers was gericht aan (bedrijf 2).62 Het betreffende transport van de twee containers werd op 10 december 2008 door de Nederlandse politie gevolgd over Nederlands grondgebied. Gezien werd dat twee vrachtauto's met de genoemde containers Nederland binnen reden via de grensovergang Hazeldonk en in de omgeving van Enschede de Nederlands-Duitse grens passeerden.63
Uit navraag bij het Landelijk Meld- en Informatiepunt van het Ministerie van VROM bleek voor deze transporten geen melding te zijn gedaan, zoals voorgeschreven in artikel 1.3.2 lid 1 en lid 2 van het Vuurwerkbesluit.64
Op 15 of 16 december 2008 werd een container met nummer CCLU6670758 in de haven van Antwerpen gelost. Op de CMR staat (bedrijf 2) vermeld als afzender.65 Op maandag 15 december werd voor deze container het FLITS-systeem van het Ministerie van VROM geraadpleegd op een melding ex artikel 1.3.2 lid 1 en lid 2 van het Vuurwerkbesluit. Hieruit bleek dat er voor deze container in het geheel geen melding was gedaan.
Op 16 december werd door leden van het Observatieteam van de politieregio Brabant Zuidoost gezien dat een trekker met oplegger, waarop container CCLU6670758 was geplaatst, vanuit België bij de grensovergang Hazeldonk Nederland binnenreed.66 Omdat nog steeds geen melding was gedaan ex artikel 1.3.2 lid 1 en lid 2 Vuurwerkbesluit werd de container gecontroleerd door de Vliegende Brigade Vuurwerk. Bij de controle werden twee soorten vuurwerk aangetroffen en beoordeeld, te weten artikelnummer 994 en 6634.67 Na de controle en het kopiëren van de begeleidende documenten werd de reis voortgezet en het transport gevolgd tot de grensovergang nabij Enschede. Uit de documenten bleek dat het in de container aanwezige vuurwerk allemaal zogenaamde flowerbeds betrof.68
Bij de documenten van de Belgische autoriteiten zat een blad waarop de contactgegevens van (bedrijf 2) gedrukt waren. Op dit formulier was met pen de naam (persoon 6), het hotmailaccount (bedrijf 2)@hotmail.com en het Duitse telefoonnummer (telefoonnummer) vermeld.69
Dit telefoonnummer was afgegeven aan:
Naam: (persoon 1)
Voornamen: (persoon 1)
Woonadres: (woonadres)
Postcode: (postcode)
Woonplaats: (woonplaats) (D)
Ten aanzien van het adres (adres)(D) is op 14 januari 2009 tijdens een doorzoeking in het pand (adres) te Uden, zijnde het vestigingsadres van de rechtspersoon (bedrijf 1)., een aantal kassabonnen aangetroffen. Eén van deze kassabonnen betrof een aankoop op 26 mei 2008 van 4 stuks 'Transact D2" en 2 stuks "Motorola W180 Callya" (GSM). Deze goederen zijn gekocht bij de (bedrijf 12), (adres) (D).70
De getuige (getuige 4), directeur van (bedrijf 10), verklaarde dat hij begin december 2008 opdracht gekregen had van (persoon 7) van de (bedrijf 11) uit Antwerpen voor het transporteren van een aantal containers met vuurwerk vanaf de haven in Antwerpen, naar een bunkercomplex in het Duitse Winsen am Aller. (persoon 7) gaf aan dat (bedrijf 2) de afzender van het vuurwerk en tevens de losreferentie in Duitsland was. Aan de hand van de gegevens die hij van de (bedrijf 11) heeft gekregen, heeft zijn bedrijf de CMR's ingevuld. Het vervoer van de containers met nummers CCLU7201781, CCLU6051619 en CCLU6670758 is door (bedrijf 10) geregeld.71
De getuige (persoon 7), directeur van de (bedrijf 11), heeft op 24 april 2009 ten overstaan van de Belgische politie verklaard dat hij eind november 2008 gebeld werd door een man die zich voorstelde als (persoon 6) van de firma (bedrijf 2) uit Luxemburg. Hij wilde een aantal containers met vuurwerk laten inklaren en transporteren naar Duitsland. Alle documenten van de containers heeft hij per fax ontvangen. De faxberichten waren afkomstig van (bedrijf 7) met het Nederlandse nummer (telnr). Hij had op een papier het telefoonnummer (telefoonnummer) en het e-mailadres (bedrijf 2)@hotmail.com geschreven. Hij had deze gegevens telefonisch doorgekregen van (persoon 6). (persoon 6) had hem het Nederlandse telefoonnummer (telefoonnummer) gegeven waarop hij bereikbaar was. (persoon 6) heeft hem gebeld met gebruikmaking van het Nederlandse telefoonnummer (telefoonnummer). Er waren drie mannen namens (bedrijf 2), ieder afzonderlijk, bij hem geweest met papieren van de vuurwerkcontainers en met contant geld voor de betaling van de bewezen diensten. Geen van deze drie mannen had de stem van (persoon 6).
Toen aan de getuige foto's van een aantal personen werden getoond, herkende hij twee van de drie mannen, namelijk (medeverdachte 2) en (medeverdachte 3).72 Hij herkende (medeverdachte 3) aan zijn rossig haar met paardenstaart. Hij herkende (medeverdachte 2) aan zijn imposante snor. Vergissing was uitgesloten. Er was tweemaal een derde persoon namens (bedrijf 2) bij (bedrijf 11) geweest die zich had voorgesteld als (medeverdachte 3). Ook deze heeft betalingen verricht en documenten zoals een Bill of Lading gebracht. Alle gelden zijn door (bedrijf 2) contant betaald aan het kantoor van (bedrijf 11). Hij heeft via het opgegeven e-mail adres (bedrijf 2)@hotmail.com gecorrespondeerd met (bedrijf 2) over de juiste afhandeling van de BTW in Luxemburg.73 De door de getuige genoemde rechtspersoon (bedrijf 7) en het gebruikte nummer 0031413275889, is gevestigd te Uden op het adres (adres). Dit pand is direct gelegen naast dat van (bedrijf 1).74
(verdachte) heeft ter terechtzitting van 26 oktober 2012 onder meer verklaard dat (bedrijf 2) de eigenaar was van de containers en dat hij nooit melding heeft gedaan van het binnen Nederland brengen van vuurwerk. Hij heeft voorts verklaard dat het klopt dat hij zich tegenover de heer (persoon 7) van de (bedrijf 11) heeft uitgegeven voor (persoon 6) van (bedrijf 2) en het zou kunnen dat hij een fax heeft verstuurd via de fax van de buren, te weten (bedrijf 7). Als er iemand iets gefaxt heeft, is hij het geweest. Het klopt ook dat hij een Duitse mobiele telefoon heeft gekocht bij de (bedrijf 12) in Goch en daarbij de naam (persoon 1) heeft opgegeven.75
Verweer.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat (medeverdachte 2), (medeverdachte 1) en (verdachte) niet wisten en niet konden hebben geweten dat het vervoer van de genoemde containers door Nederland zou gaan. (verdachte) was namens (bedrijf 2) de opdrachtgever voor de genoemde transporten en het was hem niet bekend dat het vervoer door Nederland zou plaatsvinden. De raadsman heeft daarvoor in zijn dupliek onder meer verwezen naar de verklaring van getuige (getuige 5). De bestanddelen schuld en opzet kunnen niet worden bewezen.
Van enige betrokkenheid van (medeverdachte 1) of (bedrijf 1) is niet gebleken. Zij dienen daarom ook vrijgesproken te worden van dit feit.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verplichting om de melding ex art. 1.3.2 Vuurwerkbesluit te doen rust op de vervoerder. Verdachten waren niet de vervoerder. Voor het niet melden zijn verdachten daarom niet strafbaar en dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
Conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat van enige betrokkenheid van (medeverdachte 1) of (bedrijf 1) bij deze feiten niet is gebleken zodat de rechtbank hen vrij zal spreken van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank verwerpt de overige verweren van de raadsman. (verdachte) heeft erkend dat hij namens (bedrijf 2) opdracht heeft gegeven tot de ten laste gelegde transporten. Hij dient daarom van de transporten en de gevolgde route op de hoogte te zijn, mede gelet op de aard van de transporten, namelijk professioneel vuurwerk. Mocht hij hiervan niet op de hoogte zijn geweest, dan is hij, door met de vervoerder hierover geen afspraken te maken, ernstig tekortgeschoten in zijn verantwoordelijkheid als opdrachtgever en heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de transporten door Nederland zouden plaatsvinden en niet tijdig en correct zouden worden gemeld. De transportroute van het vuurwerk van Antwerpen naar Winsem am Aller in Duitsland door Nederland was de kortste en meest logische route. Degene die het vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland brengt dient dit tijdig en correct te melden. De getuigenverklaring van (getuige 5) waarnaar de raadsman verwijst ziet niet op de ten laste gelegde transporten van 10 december 2008 en 16 december 2008, maar op een transport van 23 december 2008 dat niet ten laste is gelegd.
De importeur, in casu (bedrijf 2), is primair verantwoordelijk voor het melden van de transporten. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat (bedrijf 2) de meldingen niet tijdig en correct heeft gedaan. (verdachte) en (medeverdachte 2) hebben daartoe samen opdracht dan wel feitelijk leiding gegeven en zijn daarvoor strafbaar. Over de rol van (medeverdachte 2) merkt de rechtbank nog op dat hij met het oog op de transporten de (bedrijf 11) heeft bezocht en dat hij als bestuurder en direct belanghebbende bij (bedrijf 2) mede verantwoordelijk is voor het niet melden van de transporten.
T.a.v. feit 7 primair en subsidiair (zaak 5):
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Op de (adres) te Uden is onder meer (bedrijf 1) gevestigd. Het betreft hier een inrichting in de zin van artikel 1.1. lid 1 van de Wet milieubeheer, gelet op categorie 3.5 lid a van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.76
Op 31 augustus 2006 werd door Gedeputeerde Staten van Noord Brabant aan (bedrijf 1) onder nummer 1221305 een milieuvergunning voor deze inrichting afgegeven, als bedoeld in artikel 8.1 eerste lid van de Wet milieubeheer en bestemd voor de opslag van maximaal 660.000 kg consumentenvuurwerk en maximaal 10.000 kg pyrotechnische speciale effecten (theatervuurwerk) en 15.000 brandpillen (elektrische ontstekingspillen). Uit alle bij de aanvraag voor de beschikking toegevoegde documenten blijkt dat (bedrijf 1) slechts consumenten vuurwerk van de klasse 1.4 G en
1.4 S wenste op te slaan.77
Tijdens de doorzoeking op woensdag 14 januari 2009 in het bedrijfspand van (bedrijf 1) aan de (adres) te Uden, werden in een bureaulade in de grote loods (expeditieruimte), buiten de daarvoor bestemde opslagbunkers en verplichte opslagplaatsen, 5 mortierbommen aangetroffen. Tevens werden op genoemde locatie 2 lawinepijlen aangetroffen. De bureaulade bevond zich in de expeditieruimte welke niet als bunker was ingericht.78
Het inbeslaggenomen vuurwerk is onderzocht door verbalisanten van het Regionaal Milieu Team van de politie regio Brabant Noord. In het proces-verbaal van het onderzoek79 is onder meer het volgende vermeld.
De lawinepijlen waren niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing.
De mortierbommen waren niet voorzien van de aanduiding "geschikt voor particulier gebruik." Mortierbommen worden afgeschoten uit een mortier die opnieuw gebruikt kan worden. Daarom zijn mortierbommen herlaadbaar vuurwerk zoals bedoeld in artikel 8 van de RNEV 2004. Sommige mortierbommen waren voorzien van de aanduiding: "NL: Professioneel vuurwerk. B: Spektakel vuurwerk. Afgifte en gebruik uitsluitend voor bezitters van grootvuurwerk vergunningen. Niet geschikt voor particulier gebruik."
Conclusie.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat alle verdachten van het onder 7 primair ten laste gelegde dienen te worden vrijgesproken, nu het aangetroffen vuurwerk niet als consumentenvuurwerk kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat (bedrijf 1) het haar onder 7 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Binnen de inrichting van (bedrijf 1) is professioneel vuurwerk aangetroffen. Dit is in strijd met de milieuvergunning. (bedrijf 1) is hiervoor verantwoordelijk en heeft kennelijk niet de maatregelen genomen om te voorkomen dat dergelijk vuurwerk in haar inrichting aanwezig is.
Uit de bewijsmiddelen is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe en door wie het professionele vuurwerk de inrichting is binnengebracht. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen niet overtuigend dat (medeverdachte 2), (verdachte) of (medeverdachte 1) wisten dat het vuurwerk in de inrichting aanwezig was. Zij zullen daarom allen worden vrijgesproken van het onder 7 subsidiair ten laste gelegde.
T.a.v. feit 8 (zaak 5):
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Op woensdag 14 januari 2009 vond een doorzoeking plaats in een chalet, gelegen aan de (adres, woonplaats). De chaletwoning ligt op Camping de (camping) met aan de voorzijde een schuurtje met carport. Tijdens het onderzoek is gebleken dat alleen (medeverdachte 1) en (medeverdachte 2) op dit adres verbleven.
In het naastgelegen schuurtje (behorende bij de woning) werd in een plastic zak een doos vuurwerk aangetroffen. In deze doos zaten onder meer 12 signaalraketten, ook wel lawinepijlen genoemd.80
Na inbeslagname werd dit vuurwerk nader onderzocht door verbalisanten van het Regionaal Milieuteam van de politie regio Brabant Noord. In het proces-verbaal van het onderzoek81 is onder meer het volgende vermeld.
De signaalraketten werden aangetroffen zonder stok en waren niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing en van de aanduiding "geschikt voor particulier gebruik".
Gelet op het bovenstaande voldeed het vuurwerk niet aan de eisen zoals opgenomen in het
Vuurwerkbesluit en de RNEV 2004. Het betreft niet toegestaan consumentenvuurwerk.
(medeverdachte 1) heeft op 13 juni 2009 verklaard dat zij en haar man Medeverdachte 2) feitelijk in chalet 31 gelegen aan de Werstkant 17 te Berlicum voor vast wonen.82
Conclusie.
In de schuur bij het chalet waar (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) woonachtig zijn, is niet toegestaan consumentenvuurwerk aangetroffen. De rechtbank acht hiermee bewezen dat beiden dit vuurwerk voorhanden hebben gehad. Uit de bewijsmiddelen komt niet duidelijk naar voren hoe en door wie het vuurwerk in het schuurtje is gebracht. Ook wordt niet duidelijk of (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) wisten om wat voor soort vuurwerk het ging. Gelet hierop acht de rechtbank voor beide verdachten enkel het niet opzettelijk voorhanden hebben van het vuurwerk bewezen als hierna te melden. (verdachte) woont niet op het adres waar het vuurwerk is gevonden. Uit de bewijsmiddelen komt onvoldoende naar voren dat (verdachte) bij het aangetroffen vuurwerk is betrokken. Hij zal daarom worden vrijgesproken van het onder 8 ten laste gelegde.
T.a.v. feit 9 primair en subsidiair (zaak 6):
Op 5 november 2008 kwam in Hamburg de container met nummer CCLU692861 aan. Deze container was bestemd voor de ontvanger (bedrijf 2), (adres, woonplaats, land). Deze container was beladen met de vuurwerkartikelen met artikelnummer T809 (1266 stuks) en artikelnummer 35 (223 stuks) en afkomstig van de onderneming (bedrijf 13) in China. De politieambtenaar (politieamtenaar) van de Wasserschutzpolizei te Hamburg, belast met de controle op vuurwerk, heeft aan de heer (persoon 8) van de onderneming (bedrijf 14) (hierna te noemen: (bedrijf 14)) verzocht om hem de chemische samenstelling te laten toekomen van de beide vuurwerkartikelen T809 en 35, die zich in deze container bevonden.
(politieambtenaar) richtte dit verzoek tot (bedrijf 14) omdat laatstgenoemd bedrijf de agent van (bedrijf 2) i(politieamtenaar) ontving hierop per mail van (bedrijf 14) een formulier genaamd "chemical compositions for fireworks en firecrackers". De inhoud van de container met nummer CCLU692861 werd door het Duitse Zoll Kriminal Amt in beslag genomen.
Van vuurwerknummer T809 en nummer 35 werden 6 stuks overgedragen aan de Nederlandse politie en in beslag genomen. Eén exemplaar van beide stuks vuurwerk is onderzocht door het NFI.
De conclusie van het NFI is dat de samenstellingen zoals vermeld op het formulier "chemical compositions" niet overeen komen met de bepaalde samenstelling van de ladingen in de gedemonteerde compartimenten en lonten van zowel vuurwerkartikel 35 als nummer T809.
(verdachte) heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het formulier "chemical compositions" aan (bedrijf 14) heeft gestuurd en dat hij niet weet hoe het komt dat het niet overeenstemt met de lading.
Op 11 juni 2009 is getuige (getuige 6), administratief-commercieel medewerker bij (bedrijf 14), als getuige gehoord. Op de vraag of hij er zeker van was dat de "chemical compositions" die hij toestuurde echt bij het vuurwerk hoorden zei hij dat fysieke controle niet mogelijk is maar enkel documentencontrole, met name op grond van de pakbon.
Conclusie.
Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, in het bijzonder de door (getuige 6) beschreven procedure van het opvragen en doorzenden van het formulier "chemical compositions", kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld, dat de door (verdachte) aan (bedrijf 14) toegezonden "chemical compositions" bij het in beslag genomen vuurwerk hoorden. Dat het toegezonden formulier een vals of vervalst formulier betreft, is derhalve niet bewezen. Alle van dit feit verdachte natuurlijke personen en rechtspersonen zullen hiervan worden vrijgesproken.
T.a.v. feit 10 primair en subsidiair, feit 11 primair en subsidiair (zaak 7):
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Op 14 januari 2009 werden door de rechter-commissaris doorzoekingen ter inbeslagneming verricht in de woning en bedrijfspanden van de (familie). Ook werden die dag doorzoekingen uitgevoerd bij de buitenlandse rechtspersonen (bedrijf 2) te Luxemburg en (bedrijf 1) te Duitsland. Er werden ondermeer een aantal (boekhoudkundige) bescheiden in beslag genomen.
Op het adres van (bedrijf 2), (adres, woonplaats, land), is bedrijf "(bedrijf 15)" gevestigd. Dit is een zo genaamd trustkantoor. In het kantoorpand van "(bedrijf 15)" werd een summiere administratie van (bedrijf 2) aangetroffen. De administratie van (bedrijf 2) bevond zich in België, op het privéadres van de boekhouder van (bedrijf 2), te weten (boekhouder), wonende te Nijlen in België.
Op het adres (adres, land)(D) is de Duitse onderneming "(bedrijf 16)" gevestigd. In dit pand is een kleine bureauruimte voor gemeenschappelijk gebruik, waarbij in één dossierkast enkele ordners van (bedrijf 1) werden aangetroffen. In deze bureauruimte werden twee ordners en geen Pc's aangetroffen.
Tijdens de doorzoeking werd in het bedrijfspand van (bedrijf 1) aan de (adres) te Uden, de administratie van (bedrijf 1) aangetroffen. 83
De boekhouding van (bedrijf 2) had betrekking op de jaren 2004 tot en met 2008. Volgens de boekhouding van (bedrijf 2)had deze onderneming enkel twee debiteuren inzake de verkoop van vuurwerk. Dit betroffen (bedrijf 5). en (bedrijf 3).84 Ook in de boekhouding van (bedrijf 1) van 2007 werden facturen aangetroffen die betrekking hadden op verkoop van vuurwerk aan (bedrijf 3).85
De firma (bedrijf 3). heeft twee directieleden te weten (directielid 1) en (directielid 2). Deze getuigen hebben verklaard dat de bedrijfsactiviteiten van (bedrijf 3). waren het importeren en exporteren van banktechniek. Zij hebben nooit in vuurwerk gehandeld en hebben nooit gehoord van (bedrijf 2), (bedrijf 1), (bedrijf 6),(transporteur), (persoon 1) of iemand van de familie (verdachte/medeverdachten)en hebben nooit zaken met hen gedaan.86
(bedrijf 5). is een bedrijf dat blanco kaarten en gerelateerde materialen verkoopt. (persoon 9), de directeur van (bedrijf 5)., heeft op 19 mei 2009 bij de Britse politie verklaard dat (bedrijf 5). nooit heeft gehandeld in vuurwerk of nooit vuurwerk heeft geïmporteerd. Zij had nooit van de bedrijven (bedrijf 2), (bedrijf 1) en (bedrijf 1) en de personen (medeverdachte 2), (medeverdachte 1), (persoon 1) en (medeverdachte 3) gehoord en nooit zaken met hen gedaan.87
Volgens de boekhouding (verkoopfacturen en verkoopboekingen) van (bedrijf 2) werden de partijen vuurwerk uitsluitend verkocht en geleverd aan:
Jaar afnemer verkoopprijs
2006: (bedrijf 5). te (woonplaats) (GB)88 € 374.375,-
(bedrijf 3). te Hampshire (GB)89 € 84.000,-
2007: (bedrijf 5). te (woonplaats) (GB) 90 € 405.494,-
2008: (bedrijf 5). te (woonplaats) (GB) 91 € 116.770,- +
totaal: € 980.639,--
Deze facturen werden verwerkt in de grootboekrekening "Debiteuren (bedrijf 2)".
In de boekhouding van (bedrijf 1) zijn de volgende facturen aan (bedrijf 3). aangetroffen92:
2007
4-12-2007 € 24.300,--
26-12-2007 € 6.220,--
31-12-2007 € 69.220,--
31-12-2007 € 20.000,-- +
Totaal € 119.740,--
Door de getuige(getuige 7)93 werd onder meer verklaard dat zij van mei 2004 tot eind november 2008 in loondienst was bij (bedrijf 17) en dat door (bedrijf 17) Luxemburgse ondernemingen werden opgericht. (bedrijf 17) voerde de boekhoudingen voor die ondernemingen. (persoon 10) is de feitelijk leidinggevende binnen (bedrijf 17). (bedrijf 15) is een expert contable. (bedrijf 17) betreft een onderaanneming van (bedrijf 15). De getuige (getuige 7) verwerkte de boekhoudkundige stukken, waaronder verkoopfacturen, in de boekhoudsystemen voor de ondernemingen waarvoor (bedrijf 17) de
boekhouding voert.
Voorts verklaart de getuige het volgende. (bedrijf 2) is een klant van (bedrijf 17). (medeverdachte 1) en (medeverdachte 2) zijn de natuurlijke personen achter (bedrijf 2). Zij heeft (verdachte) éénmaal gezien tussen 2004 en 2006. De zendnota's kwamen toe te Luxemburg, de cashnota's werden door de (verdachte, medeverdachten) gewoon binnen gebracht. De administratie werd aangeleverd vanuit Nederland. Deze stukken werden aangereikt door (medeverdachte 1) en (medeverdachte 2). Zowel de aankopen als de verkopen werden cash betaald. Er werd in aanvang geen enkele banktransactie doorgevoerd. Bij tekortkomingen deelde men (voornamelijk (medeverdachte 1)) haar mede dat er cash betaling was doorgevoerd welke zij, getuige, dan ook zo inboekte. Door de getuige werd een kasboek bijgehouden op basis van de facturen die (medeverdachte 1) en Medeverdachte 2) haar aanleverden. Bij onduidelijkheden inzake het boeken kon zij contact opnemen met Medeverdachte 2) en (medeverdachte 1). Zij moest dan zeggen: "kan u mij eens opbellen" of iets in die zin. (medeverdachte 1) belde dan met een "beveiligde telefoonlijn" terug. Één keer moest zij bij het faxen van de balans van (bedrijf 2) deze balans naar een buurbedrijf van de (verdachte,medeverdachten) versturen.
De getuige herkende de haar getoonde verkoopfacturen van (bedrijf 2) aan (bedrijf 3). d.d. 18 december 2006. Deze facturen waren aangereikt door Medeverdachte 2) of (medeverdachte 1) . De vermelding op de factuur "door klant voldaan" betekende voor haar dat de factuur reeds cash was betaald. Deze betaling werd door haar dan ook in het kasboek verwerkt.
Als reden voor de vele contante betalingen had (medeverdachte 1) verteld, dat bij levering van het vuurwerk, ook meteen de factuur werd afgeleverd en de betaling onmiddellijk diende te gebeuren. Immers wanneer het vuurwerk is geleverd en de klant dit had afgestoken, dan zou de betaling niet meer geschieden. Op een bepaald moment was er veel cash geld voorhanden. Er werd besloten om via een Luxemburgse bankrekening te werken. Hierop werden dan de voorhanden cash-gelden gedeponeerd. ( medeverdachte 2) reed hiertoe naar Luxemburg teneinde de stortingen door te voeren. Op vraag van de bank, teneinde de afkomst van het geld te vast te stellen, werden dan facturen overgemaakt, ter bevestiging. (medeverdachte 2) contacteerde de getuige dan met de vraag de facturen door te faxen naar de bank, alwaar hij zich op dat moment bevond.
Door de verdachte (persoon 10)94 werd onder meer verklaard dat hij (medeverdachte 1), (medeverdachte 2) en (verdachte) kende. Hij verkoopt met zijn Luxemburgse bedrijf (bedrijf 17), Luxemburgse rechtspersonen en (bedrijf 17) bedrijven en werkt samen met (bedrijf 15).
Hij leerde de (verdachte en medeverdachten) circa twee maanden voor de oprichting van (bedrijf 2)kennen. De fysieke (boekhoudkundige) stukken, zoals in- en verkoopfacturen werden door (verdachte) dan wel (medeverdachte 2) aangeleverd. In de jaren 2004 t/m 2008 zijn vader en moeder (medeverdachte 2) (met wie de getuige kennelijk (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) bedoelt) een keer of 8 bij hem geweest om de stukken aan te leveren. Hiervan was een keer of vier ook (verdachte) aanwezig. Feitelijk deed hij dan zaken met (verdachte). Naar zijn idee was (verdachte) de feitelijk leidinggevende bij (bedrijf 2).
(medeverdachte 1) was goed op de hoogte van de cijfers. (verdachte) was meer zakelijk bezig dus met betrekking tot de in- en verkoop, dus voor de commerciële uitvoering. De boekhouding werd in België gevoerd. De boekingen werden in zijn, getuiges, opdracht verricht door(getuige 7), medewerkster van (bedrijf 17). Het kasboek werd o.a. gevoerd op basis van aantekeningen op de verkoopfacturen.
Verklaring getuige (getuige 8) d.d. 30 september 2011 bij de rechter-commissaris:
De naam (bedrijf 18) zegt me vaag iets. Het is volgens mij een bedrijf maar verder roept het geen herinneringen bij mij op. Het enige wat ik eigenlijk
over de naam (verdachte/medeverdachten) kan zeggen is dat ik ooit als particulier vuurwerk bij hem gekocht heb voor eigen gebruik. Ik word (getuige 8) genoemd. De naam (persoon 1) zegt mij niets en ik ben niet (persoon 1). De naam (bedrijf 3). zegt mij niets.
Verklaring (verdachte) ter zitting van 26 oktober 2012 (als verdachte, als vertegenwoordiger van de verdachten (bedrijf 1) en (bedrijf 2) en als getuige in de zaak van (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1)):
(verdachte) verklaart voor zover relevant bij de beoordeling van de feiten dat hij de zich in het dossier bevindende facturen van (bedrijf 2) en (bedrijf 1) heeft opgemaakt.
Het oordeel van de rechtbank over de bedrijfsadministratie van (bedrijf 2):
Wie heeft de facturen feitelijk opgemaakt en ter opname in de bedrijfsadministratie aangeboden?
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat (verdachte) de in de tenlastelegging genoemde facturen van (bedrijf 2) feitelijk heeft opgemaakt. Vervolgens werden de facturen door (medeverdachte 1) en (medeverdachte 2) naar de boekhouder in België gebracht en aldaar door getuige (getuige 7) in de administratie van (bedrijf 2) verwerkt. Tijdens de bezoeken van (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) aan de boekhouder was ook (verdachte) soms aanwezig.
Zijn de facturen en de bedrijfsadministratie valselijk opgemaakt en zo ja, wie hadden daarbij strafbare betrokkenheid?
Blijkens de verklaringen van de directeuren van (bedrijf 3). en (bedrijf 5). hebben deze bedrijven nooit in vuurwerk gehandeld en dus ook geen vuurwerk afgenomen van (bedrijf 2). Hiermee staat vast dat de in de administratie van (bedrijf 2) opgenomen verkoopfacturen ten name van deze bedrijven onjuist zijn.
De verdediging heeft aangevoerd dat (verdachte) geen opzet had op het valselijk opmaken van de verkoopfacturen. Hij ging er namelijk te goeder trouw vanuit dat hij zaken deed met een vertegenwoordiger van (bedrijf 3). respectievelijk (bedrijf 5). (verdachte) heeft ter zitting van 26 oktober 2012 verklaard dat hij al het op de facturen genoemde vuurwerk heeft verkocht aan (persoon 5) die zich uitgaf als vertegenwoordiger/tussenpersoon van deze bedrijven. De factuur werd steeds ter plekke opgemaakt met behulp van een laptop en een printer en direct contant door Verlaak voldaan. Dat (getuige 8) in werkelijkheid bovengenoemde bedrijven niet vertegenwoordigde wist (verdachte) niet en hoefde hij ook niet te vermoeden, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt het verweer. Zij acht de verklaring van (verdachte) van 26 oktober 2012 onaannemelijk en ongeloofwaardig. (verdachte) komt pas in een zeer laat stadium van het onderzoek met deze verklaring. De verklaring is op geen enkele manier onderbouwd en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Zij wordt weerlegd door de verklaring die getuige (persoon 5) ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd. De rechtbank acht die getuige op dit punt betrouwbaar. Hoewel het gaat om facturen ten bedrage van in totaal bijna 1 miljoen euro, zijn gedurende het hele onderzoek enkel de facturen zelf aangetroffen. Andere bescheiden die betrekking hebben op de gestelde transacties, zoals afleverbonnen, transportdocumenten of (kopieën van) kwitanties werden niet gevonden en zijn ook niet door de verdediging in het geding gebracht. Ook heeft de verdediging geen getuigen naar voren gebracht die de verklaring van (verdachte) geheel of gedeeltelijk zouden kunnen bevestigen, dit terwijl er gezien de omvang van de gestelde transacties en de hoeveelheid verkochte goederen redelijkerwijs meerdere mensen bij betrokken moeten zijn geweest, al was het maar om te helpen bij de feitelijke overdracht van de goederen.
In dit kader wijst de rechtbank nog op hetgeen zij heeft vastgesteld bij de bespreking van het onder 4 ten laste gelegde feit over de betrokkenheid van (verdachte) bij een zogenaamd namens (bedrijf 3). verzonden faxbericht naar aanleiding van de inbeslagname van twee containers met vuurwerk in de haven van Antwerpen. Ook deze vaststellingen doen in ernstige mate afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van (verdachte).
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat (verdachte) bij het opmaken van de facturen wist dat deze onjuist waren. Hij heeft de facturen derhalve valselijk opgemaakt. (verdachte) wist dat deze facturen in de bedrijfsadministratie van (bedrijf 2) zouden worden opgenomen en is ook enkele keren aanwezig geweest bij het afleveren van stukken, waaronder facturen, door zijn ouders aan de boekhouder. Hiermee staat strafbare betrokkenheid van (verdachte) bij dit feit vast.
Ook met betrekking tot (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) heeft de verdediging betoogd dat geen sprake is van opzet. Voor zover dit verweer ziet op het te goeder trouw handelen van (verdachte) verwijst de rechtbank naar het hiervoor overwogene. Opzet bij (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) ontbreekt volgens de verdediging ook omdat zij niet betrokken waren bij (bedrijf 2). Zij brachten enkel incidenteel wat stukken naar de boekhouder in België, bijvoorbeeld als ze een dagje uit waren.
De rechtbank overweegt het volgende.
(medeverdachte 2) was gedurende de gehele ten laste gelegde periode bestuurder van (bedrijf 2) en had formeel grote zeggenschap binnen de vennootschap. (medeverdachte 1) heeft sinds medio 2006 formeel geen positie meer binnen (bedrijf 2), maar feitelijk kwam de winst van (bedrijf 2) nog steeds mede aan haar ten goede, dit gezien de betrokkenheid van haar echtgenoot bij deze vennootschap. Uit de verklaringen van (getuige 7) en (boekhouder) blijkt dat zowel (medeverdachte 2) als (medeverdachte 1) facturen hebben afgeleverd ter opneming in de administratie van (bedrijf 2). (medeverdachte 1) was goed op de hoogte van de cijfers aldus (boekhouder) en volgens (getuige 7) kon zij als er vragen waren bij het boeken terecht bij (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1). Blijkens de verklaring van (getuige 7) heeft (medeverdachte 2) de facturen onder andere gebruikt om bij het storten van grote hoeveelheden contant geld op een Luxemburgse bankrekening de herkomst hiervan tegenover de bank te verantwoorden. Uit de verklaring van (getuige 7) blijkt verder dat (medeverdachte 1) gebruik maakte van een 'beveiligde telefoonlijn' als het (bedrijf 2) aangelegenheden betrof. Het totaalbedrag van alle facturen beloopt bijna 1 miljoen euro. De enige twee in de administratie opgenomen debiteuren terzake verkoop van vuurwerk door (bedrijf 2) zijn (bedrijf 3). en (bedrijf 5).
In het licht van het vorenstaande is de verklaring van (medeverdachte 1) en (medeverdachte 2), die erop neerkomt dat ze misschien wel eens een keer wat papieren bij (boekhouder) hebben gebracht als ze toevallig in de buurt waren maar dat ze verder geen enkele betrokkenheid hebben gehad bij (bedrijf 2) onaannemelijk en ongeloofwaardig.
Gezien bovenstaande feiten en omstandigheden moeten (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) hebben geweten dat de facturen die zij aan (boekhouder) aanboden valselijk waren opgemaakt. Door deze facturen vervolgens ter opneming in de bedrijfsadministratie aan de boekhouder aan te bieden, zijn ook zij in strafrechtelijke zin betrokken bij het ten laste gelegde feit.
Welke strafbare betrokkenheid hebben de verschillende verdachten?
De rechtbank is van oordeel dat (bedrijf 2) kan worden beschouwd als pleger van het feit. Het opmaken van de bedrijfsadministratie betreft immers een gedraging die binnen de sfeer van de vennootschap is verricht. Hierbij rekent de rechtbank de gedragingen van haar bestuurders Medeverdachte 2) en (verdachte) toe aan de vennootschap. Medeverdachte 2) en (verdachte) kunnen gelet op hun formele positie binnen de vennootschap en de door hen verrichte feitelijke gedragingen zonder meer worden aangemerkt als opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever van het door (bedrijf 2) gepleegde strafbare feit. (medeverdachte 1) had gedurende de ten laste gelegde periode geen formele positie meer binnen de vennootschap. Zij was echter in zulke mate feitelijk betrokken bij het strafbare handelen van de vennootschap en stond hierbij in zodanig nauw contact met de bestuurders dat de rechtbank ook haar aanmerkt als opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever.
Het oordeel van de rechtbank over de bedrijfsadministratie van (bedrijf 1):
(verdachte) heeft de in de tenlastelegging opgenomen facturen opgemaakt en de bedrijfsadministratie van (bedrijf 1) met hierin deze facturen is aangetroffen in het bedrijfspand van (bedrijf 1) te Uden. Met betrekking tot de vraag of de facturen door (verdachte) valselijk zijn opgemaakt en de verwerping van het in dit kader door de verdediging gevoerde verweer verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierboven over de bedrijfsadministratie van (bedrijf 2) heeft overwogen. (bedrijf 1) kan worden aangemerkt als pleger van het strafbare feit, waartoe / waaraan door haar bestuurder (verdachte) opdracht dan wel feitelijk leiding is gegeven. Van strafbare betrokkenheid van (medeverdachte 2), (medeverdachte 1) en (bedrijf 1) is niet gebleken, zodat zij van het ten laste gelegde dienen te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft nog het verweer gevoerd dat het opnemen van valse facturen in de eigen bedrijfsadministratie niet valt aan te merken als het gebruik maken van valse stukken als waren deze echt en onvervalst, omdat de valsheid bij alle partijen bekend was. Omdat dit verweer gebaseerd is op artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (gebruik maken van valse stukken), terwijl de tenlastelegging gestoeld is op artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (opmaken van valse stukken) verwerpt de rechtbank het verweer. Het mist immers feitelijke grondslag.
T.a.v. feit 12 (zaak 7):
De rechtbank baseert haar oordeel op de hiervoor bij feit 10 en 11 genoemde bewijsmiddelen en de volgende bewijsmiddelen.
Op de bankrekeningen van (bedrijf 2) bij de "Banque de Luxembourg", "Fortis (Luxemburg)" en BGL (Luxemburg) waren de volgende kasstortingen gedaan95:
2007
15-1-2007 € 130.000,--
18-1-2007 € 200.000,--
10-12-2007 € 73.000,-- +
Totaal 2007 € 403.000,-
2008
18-1-2008 € 200.000,--
31-7-2008 € 100.000,--
8-8-2008 € 100.000,-- +
Totaal 2008 € 300.000,-
2009
9-1-2009 € 200.000,-- +
Totaal: € 1.003.000,--
Een aantal stortingsbewijzen van BGL Luxembourg werd aangetroffen in de slaapkamer van (medeverdachte 2).96 Op één stortingsbewijs d.d. 9 januari 2009 ad 200.000,00 euro is de naam (medeverdachte 2), geboren op 21 maart 1949 vermeld.97
Door getuige (getuige 7) werd verklaard dat op verzoek van de bank facturen werden toegezonden zodat de bank de afkomst van het geld kon vaststellen. (getuige 7) werd dan door (medeverdachte 2) gebeld om de verkoopfacturen te faxen naar betreffende bank, zodat de bank het geld kon accepteren.98 Dit was om de stortingen te verantwoorden. Op moment van storten had zij dus beschikking over die facturen. (medeverdachte 2) gaf dan aan op welke periode die facturen betrekking hadden. Het is nooit gebeurd dat (medeverdachte 2) niet wist op welke factuur een storting betrekking had.99
Door de verdachte (boekhouder) werd onder meer verklaard dat de (verdachte/medeverdachten) hem hadden meegedeeld dat de banken wel eens moeilijk deden bij het storten van contante bedragen. De (verdachte, medeverdachten) moesten door middel van onderliggende stukken aantonen dat de herkomst van dit geld niet dubieus was.100
(verdachte) heeft ter zitting van 26 oktober 2012 verklaard dat hij vrijwel alle contante stortingen op de Luxemburgse bankrekening van (bedrijf 2) heeft gedaan en dat zijn vader Medeverdachte 2) soms met hem meeging om hem op de lange reis te vergezellen.101
Verweer.
Volgens de verdediging werd de herkomst van de contante gelden verantwoord met rekeningen aan (bedrijf 5). en (bedrijf 3). De verdediging heeft aangevoerd dat wanneer valsheid in geschriften bewezen zou kunnen worden moet worden vastgesteld dat er een nadere handeling is geweest gericht op het verhullen van de herkomst van het daarmee verkregen geld. Het enkele voorhanden hebben van geld afkomstig uit eigen misdrijf kan niet worden gekwalificeerd als witwassen.
Conclusie.
Hiervoor is bewezen verklaard, dat (verdachte), (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) tezamen en in vereniging opdracht dan wel feitelijk leiding hebben gegeven tot/aan -zakelijk weergegeven- het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van (bedrijf 2) door daarin valse facturen op te nemen gericht aan (bedrijf 5). en (bedrijf 3). Dit betreft de periode van 5 augustus 2006 tot en met 14 januari 2009. In de periode van 15 januari 2007 tot en met 9 januari 2009 werd in zeven keer in totaal
€ 1.003.000,00 gestort. Op navraag van de bank omtrent de herkomst van het contante geld werden op aanwijzing van (medeverdachte 2) door (getuige 7) valse facturen van (bedrijf 5). en (bedrijf 3). vanuit het boekhoudkantoor in België naar de bank gefaxt. Daarmee is de werkelijke herkomst van de gelden verhuld. Overigens is niet gebleken van enige legale bron van dit geld. Gezien hetgeen verdachten hebben gesteld omtrent het leveren van vuurwerk aan (bedrijf 5). en (bedrijf 3). is het bestaan van een legale bron niet aannemelijk. Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat het crimineel vermogen betreft.
Verdachten hadden niet alleen het geld uit misdrijf voor handen, maar hebben ook verdere gedragingen verricht gericht op het veiligstellen van dit criminele vermogen en het verhullen van de herkomst. Na ontvangst ervan hebben (verdachte) en (medeverdachte 2) het geld gebracht naar het buitenland en onder de vlag van valse facturen gestort op een bankrekening ten name van een buitenlandse vennootschap waarvan het bestuur bestond uit twee Delaware vennootschappen.
Hoewel (medeverdachte 1) zelf feitelijk niet betrokken is geweest bij het wegbrengen van het geld naar Luxemburg, merkt de rechtbank haar toch als medepleger aan, gezien haar grote rol bij het opmaken van de valse bedrijfsadministratie van (bedrijf 2). Ook zij heeft bijgedragen aan verhullende handelingen, door tegenover getuige (getuige 7) te verklaren dat de facturen juist waren, wetende dat deze vals waren. (bedrijf 2) kan als medepleger worden beschouwd omdat de gedragingen zijn verricht binnen de sfeer van deze rechtspersoon en feitelijk zijn uitgevoerd door haar bestuurders.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit niet aan (bedrijf 1) kan worden toegerekend en zal haar hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van de pleegplaats van het ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat
in de slaapkamer van (medeverdachte 2) stortingsbewijzen van de Luxemburgse bank zijn aangetroffen, waarvan er één op zijn naam staat terwijl het desbetreffende geld werd weggebracht door (verdachte) en (medeverdachte 2), die vanuit Nederland handelden. Het witwassen is derhalve mede gepleegd vanuit Nederland.
T.a.v. feit 13 (zaak 7):
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in het voorgaande ten aanzien van de afzonderlijke delicten zijn genoemd en de hierna te noemen bewijsmiddelen , bewezen dat er sprake is van een criminele organisatie die zich bezighield met omvangrijke valsheid in geschrifte en witwaspraktijken met als achtergrond de handel in illegaal vuurwerk.
Immers uit de bewijsmiddelen volgt dat de Luxemburgse rechtspersoon (bedrijf 2) een volledig valse debiteurenadministratie voerde. Volgens die administratie werden in de jaren 2006 tot en met 2008 de partijen vuurwerk immers uitsluitend verkocht en geleverd aan (bedrijf 5). en (bedrijf 3)., rechtspersonen die in werkelijkheid in het geheel geen vuurwerk hebben gekocht of ontvangen. (verdachte) en (medeverdachte 2) waren de feitelijk leidinggevende personen achter (bedrijf 2). Zij gebruikten (bedrijf 2) als dekmantel voor het inklaren en transporteren van vuurwerk waarmee zij niet persoonlijk geassocieerd wilden worden. Dat zij persoonlijk buiten beeld wilden blijven, blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik van de valse naam (persoon 6) door (verdachte) in contacten met expediteur (bedrijf 11) en het gebruikmaken van het faxapparaat van een ander bedrijf. Soms werd bij het ontvangen en transporteren van het vuurwerk niet (bedrijf 2) als dekmantel gebruikt maar (bedrijf 3). en werd daarbij de naam (persoon 1) valselijk gebruikt.
Dat de valsheid in geschriften en het witwassen werden begaan tegen de achtergrond van handel in illegaal vuurwerk, blijkt uit het feit dat bij diverse transporten illegaal vuurwerk werd aangetroffen. (medeverdachte 2) en (verdachte) lieten vijf containers in de haven van Antwerpen aankomen op naam van (bedrijf 3) Twee van die containers werden in beslag genomen en bleken deels categorie 1.1.G-vuurwerk te bevatten en deels vuurwerk (Chinese rollen) waarvan de explosieve lading zodanig was dat het niet classificeerbaar was volgens de Defaultlijst. 102 Dit terwijl op de dozen en op de CMR's stond vermeld dat het 1.4.G-vuurwerk betrof, vuurwerk dat een veel minder explosieve kracht heeft. Van de lading van de overige drie containers werd een deel aangetroffen in bunkers in Lahn (Duitsland). Het ging daarbij om Chinese rollen met de naam "Celebration Cracker T 809" die ook volgens de Duitse wetgeving niet verhandelbaar waren.103 De container die op 16 december 2008 in Nederland vlak bij de grensovergang Hazeldonk werd gecontroleerd en waarvan (bedrijf 2) de afzender was, bevatte vuurwerk dat niet voldeed aan de RNEV2004.104 Ook de container die op 5 november 2008 in de haven van Hamburg in beslag werd genomen en waarvan (bedrijf 2) de importeur was, bevatte vuurwerk dat niet aan de RNEV2004 voldeed. 105
(medeverdachte 1) was betrokken bij de interne boekhouding van (bedrijf 2) en bij het witwassen en heeft daarmee aandeel gehad in het verhullen en veilig stellen van de opbrengsten van de criminele organisatie. Een belangrijke taak, die veronderstelt dat de andere leden van de organisatie een groot vertrouwen in haar stelden.
(medeverdachte 3) had tot taak om de expediteurs te bezoeken voor het afgeven van documenten en het doen van contante betalingen. Hij was betrokken bij het inklaren en transporteren van vijf containers met vuurwerk in mei en juni 2008 (zaak 3). Daartoe bezocht hij drie keer de expediteur (bedrijf 4) en was hij aanwezig bij het lossen van de eerste drie containers in Lahn. Later, in december 2008, was hij betrokken bij het inklaren en transporteren van drie containers (zaak 4), waarvan de invoer in Nederland niet was gemeld. Gelet hierop is de betrokkenheid van (medeverdachte 3) niet incidenteel maar structureel geweest en heeft hij aldus deelgenomen aan de criminele organisatie, zij het gedurende een minder lange periode dan de andere natuurlijke personen.
De rechtbank gaat er van uit dat (bedrijf 1) is opgericht voor legale doeleinden, namelijk de handel in professioneel vuurwerk. (bedrijf 1) is zo nu en dan echter tevens ingezet voor de criminele organisatie. In haar boekhouding van 2007 worden facturen aan (bedrijf 3). aangetroffen (zaak 7) en het vuurwerk uit de containers die in juni 2008 in de haven van Antwerpen aankwamen duikt op in de door (bedrijf 1) gehuurde bunker in Lahn (zaak 3). Deze betrokkenheid is derhalve meer dan incidenteel, hetgeen haar tot deelnemer aan de criminele organisatie maakt.
Gelet op deze beschrijving van betrokkenheid, werkwijze en rolverdeling bij de verschillende strafbare feiten is er sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad tussen (verdachte), (medeverdachte 2), (medeverdachte 1), (medeverdachte 3), (bedrijf 2) en (bedrijf 1). Er waren gemeenschappelijke doelstellingen en er was een zekere gelaagdheid in de rolverdeling. Dat enkele leden van de organisatie familie van elkaar waren, doet aan het vorenstaande niet af, nu duidelijk is dat die familiebanden juist werden benut voor het verwezenlijken van het misdadige doel van de organisatie.
De rechtbank acht niet bewezen dat (bedrijf 1) aan de criminele organisatie heeft deelgenomen. De overtredingen van het Vuurwerkbesluit, waaraan (bedrijf 1) zich heeft schuldig gemaakt lijken op zichzelf staande incidenten te zijn geweest. De rechtbank gaat er van uit dat (bedrijf 1) niet gericht was op het handelen in illegaal vuurwerk. De aanwezigheid van 70 dozen illegaal vuurwerk in één containertransport en enkele stuks illegaal vuurwerk in het bedrijfspand van (bedrijf 1), leiden niet tot een ander oordeel.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbankrechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
1. subsidiair
(bedrijf 1) op 9 november 2007 in de gemeente Uden, opzettelijk, als degene die een of meer containers vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland bracht, niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het binnen Nederland brengen van dat vuurwerk schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, en (medeverdachte 1) en (medeverdachte 2) tezamen en in vereniging, opdracht dan wel feitelijk leiding hebben gegeven;
2.
verdachte op 9 november 2007, in de gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 70 dozen inhoudende cakeboxen (artikelnr. 8005) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24 Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers waren voornoemde cakeboxen (artikelnr. 8005) in strijd met artikel 5 lid 1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van twee lonten en
bevatte de totale lading van de burst per compartiment van (een aantal van) deze cakeboxen in strijd met het bepaalde in Bijlage C2 behorende bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 meer dan 2 gram perchloraat/metaal;
3.
verdachte op 9 november 2007 in de gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse CMR - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde CMR werd gebruikt bij de invoer en het transport van vuurwerk uit Duitsland naar Nederland en bij controle ter inzage werd afgegeven aan (opsporingsfunctionaris) en (opsporingsfunctionaris), beiden opsporingsfunctionaris IVW, en bestaande die valsheid hierin dat op die CMR stond vermeld "1.4G Vuurwerk" terwijl een deel van het ingevoerde en getransporteerde vuurwerk geen 1.4G vuurwerk was;
4.
verdachte in de maanden mei en juni 2008 in Antwerpen (België) en in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse invoices - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat
- de invoice van de containers CCLU6596060, CCLU6350380 was gericht aan (bedrijf 3). en
- de invoice van de containers CCLU7523772, CCLU6168924 en CCLU7001063 was
gericht aan (bedrijf 3).,
zulks terwijl (bedrijf 3). telkens in het geheel niets te maken had met de bestelling en import en het transport van het zich in de containers bevindende vuurwerk en
dat de valse vermelding van (bedrijf 3). op de invoices is geschied om de ware kopers en importeurs en afnemers van het zich in de containers bevindende vuurwerk te verhullen en bestaande dat gebruikmaken in het afgeven van de invoices aan de (bedrijf 4) te Antwerpen voor het inklaren van de containers;
5. subsidiair
(bedrijf 2) op 10 december 2008 in Nederland, als degene die twee containers met vuurwerk, te weten (CCLU720178 en CCLU6051619), binnen en buiten het grondgebied van Nederland bracht, opzettelijk, niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) opdracht heeft gegeven en/of aan welke boven omschreven verboden gedraging verdachte tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) feitelijk leiding heeft gegeven;
6. subsidiair
(bedrijf 2) op 16 december 2008 in Nederland, als degene die een container met vuurwerk, (te weten CCLU6670758), binnen en buiten het grondgebied van Nederland bracht, opzettelijk, niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk schriftelijk het voornemen hiertoe heeft gemeld bij Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit, hij, verdachte tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) opdracht heeft gegeven en/of aan welke boven omschreven verboden gedraging verdachte tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) feitelijk leiding heeft gegeven;
10. subsidiair
(bedrijf 2) in de periode van 5 augustus 2006 tot en met 14 januari 2009 in Nederland en in België en in Luxemburg de bedrijfsadministratie van (bedrijf 2), - zijnde die bedrijfsadministratie voornoemd een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, hebbende (bedrijf 2) toen
aldaar opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - in die bedrijfsadministratie voornoemd opgenomen
- 45 facturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 5). en
- 3 facturen, volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van (bedrijf 2), gericht aan (bedrijf 3).,
telkens terzake van verkoop en levering van goederen tegen een op die facturen vermelde prijs, zulks terwijl verkoop en levering van die goederen zoals op die facturen vermeld aan (bedrijf 5). en/of (bedrijf 3). in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden of zou plaatsvinden, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) opdracht heeft gegeven en/of aan welke boven omschreven verboden gedraging verdachte tezamen en in vereniging met (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) feitelijk leiding heeft gegeven;
11. subsidiair
(bedrijf 1) in de periode van 4 december 2007 tot en met 14 januari 2009 in de
gemeente Uden, een deel van de bedrijfsadministratie van (bedrijf 1), - zijnde die
bedrijfsadministratie voornoemd een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, hebbende (bedrijf 1) toen aldaar opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - in die bedrijfsadministratie voornoemd opgenomen
- 4 facturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van (bedrijf 1) gericht aan (bedrijf 3)., (telkens) terzake van verkoop en levering van goederen tegen een op die facturen vermelde prijs, zulks terwijl verkoop en levering van die goederen zoals op die facturen vermeld aan (bedrijf 3). in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot welk strafbaar feit/aan welke strafbare gedraging hij, verdachte, opdracht dan wel feitelijk leiding heeft gegeven;
12.
verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met de maand januari 2009, in Nederland en in Luxemburg en in de Bondsrepubliek Duitsland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders hierna te noemen geldbedragen tot een totaal bedrag van ongeveer EUR 1.003.000, verworven en voorhanden gehad en omgezet in giraal geld door storting op een bankrekening ten name van (bedrijf 2), te weten de navolgende geldbedragen:
1. EUR 200.000 (gestort op 9-1-2009), en
2. EUR 73.000 (gestort op 10-12-2007), en
3. EUR 200.000 (gestort op 18-1-2008), en
4. EUR 100.000 (gestort op 31-7-2008), en
5. EUR 100.000 (gestort op 8-8-2008), en
6. EUR 130.000 (gestort op 15-1-2007) en
7. EUR 200.000 (gestort op 18-1-2007),
zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
13.
verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met de maand januari 2009, in Nederland en in Luxemburg en in de Bondsrepubliek Duitsland en in België heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een duurzaam samenwerkingsverband tussen hem, verdachte, en (medeverdachte 2), (medeverdachte 1), (medeverdachte 3) en de rechtspersonen (bedrijf 2) en (bedrijf 1), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder artikel 225 Wetboek van Strafrecht en artikel 420bis Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verweren die de verdediging heeft gevoerd omtrent de strafbaarheid van verdachte voor de feiten 1, 5 en 6 worden door de rechtbank verworpen onder verwijzing naar de overwegingen die de rechtbank bij de beoordeling van het bewijs heeft opgenomen over de normadressaat van die strafbare feiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest en ten aanzien van de economische delicten ontzetting uit het beroep van vuurwerkhandelaar en/of vuurwerkbeziger voor de duur van 2 jaar ex artikel 7 WED.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat het dossier op meerdere plaatsen in strijd is met het Handhavingsdocument Vuurwerk 2002 en 2005, welke documenten zijn geactualiseerd in het Handhavingsdocument 2008. Blijkens de Aanwijzing Handhaving Vuurwerkregelgeving gelden diverse onderdelen van het Handhavingsdocument als aanwijzing van het College van Procureurs Generaal. Ten aanzien van de standaard deskundigenverklaringen en ten aanzien van de monsterneming en analyse is niet steeds de aldaar beschreven procedure gevolgd. Dit levert volgens de verdediging een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op. Aan dit vormverzuim dient een sanctie te worden verbonden in de vorm van strafvermindering.
Daarnaast is volgens de raadsman sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM die dient te leiden tot strafvermindering. Voor de strafmaat is ook van belang dat in deze zaak geen grote hoeveelheden zwaar vuurwerk zijn aangetroffen.
De verdediging verzoekt de rechtbank bij elk feit de afweging te maken of dit nu vooral de persoon of de onderneming aan te rekenen valt en dan alleen die (rechts)persoon te bestraffen. Voor de anderen zou art. 9a Sr of een voorwaardelijke straf kunnen volstaan. Op die manier wordt eventuele dubbele bestraffing voorkomen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de vraag welke straffen dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank de navolgende omstandigheden betrokken.
Algemeen:
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Specifiek:
Uit de bewijsoverwegingen en de bewezenverklaring blijkt dat (medeverdachte 2), (verdachte) en (medeverdachte 1) gedurende langere tijd een crimineel samenwerkingsverband hebben gevormd waarbinnen op grote schaal valsheid in geschrift is gepleegd en illegaal verdiende gelden zijn witgewassen. Het kennelijke doel hiervan was het behalen van zoveel mogelijk financieel gewin. Wetten en regels zijn hierbij bewust en stelselmatig overtreden.
Chauffeurs en andere bij het transport en de opslag van vuurwerk betrokkenen zijn in gevaar gebracht doordat onder meer op de bijbehorende documenten een onjuiste, veel lichtere gevarenclassificatie werd vermeld. Het valselijk aanduiden van vuurwerk van de gevarenklasse 1.1 G als vuurwerk van de gevarenklasse 1.4 G of 1.3 G, brengt het risico met zich mee dat bij een eventuele calamiteit, bijvoorbeeld een ongeluk waar bij brand ontstaat, hulpverleners uitgaan van een geringe gevaarzetting en verrast kunnen worden door een massa-explosie. Hetzelfde kan gelden voor eventuele omstanders. De gevolgen van een massa-explosie kunnen dan dodelijk zijn of ernstig letsel veroorzaken.
Er is gewerkt met dekmantels waaronder het gebruik van valse namen en de inzet van de vennootschap (bedrijf 2), die niet direct tot de belanghebbende natuurlijke personen te herleiden was. De debiteurenadministratie van deze vennootschap was geheel valselijk opgemaakt en van legale handelsactiviteiten is in het geheel niet gebleken. Op een geraffineerde wijze hebben (verdachte), (medeverdachte 2) en (medeverdachte 1) geprobeerd de illegale handel in vuurwerk en hun persoonlijke betrokkenheid hierbij buiten het zicht van de overheid te houden. (verdachte) nam hierbij veel regisserend werk op zich. (medeverdachte 2) kwam met name in beeld op de momenten dat er grote belangen op het spel stonden, zoals bij het naar voren schuiven van (medeverdachte 3) alias (persoon 1), bij de afhandeling van de import van vijf containers met enorme hoeveelheden illegaal vuurwerk, en het storten van grote geldbedragen op de bank in Luxemburg. (medeverdachte 1) speelde bij dit alles een ondersteunende, maar niet onbelangrijke rol. Haar betrokkenheid komt met name naar voren in de contacten met het Belgische boekhoudkantoor, waar de valse debiteurenadministratie van (bedrijf 2) werd bijgehouden. (medeverdachte 3) heeft de criminele organisatie op belangrijke momenten ondersteund, met name bij de afhandeling van de import van grote hoeveelheden illegaal vuurwerk in mei / juni 2008. Ook (bedrijf 1) is op meerdere momenten ingezet ter ondersteuning van de criminele organisatie.
De ten laste van (bedrijf 1) bewezen verklaarde feiten staan naar het oordeel van de rechtbank los van de hierboven beschreven criminele organisatie. Bij de strafoplegging aan (bedrijf 1) spelen de overwegingen over dit samenwerkingsverband dan ook geen rol.
De op te leggen straffen:
Van de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank met name de volgende feiten zodanig ernstig dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is:
Feit 4: de valsheid in geschrifte ten aanzien van vijf containers, gepleegd in mei/juni 2008;
Feit 10 en 11: het valselijk opmaken van een bedrijfsadministratie
Feit 12: gewoontewitwassen;
Feit 13: deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en nu de door de officier van justitie geschetste hoeveelheden van het illegaal verhandelde vuurwerk niet voldoende aannemelijk zijn geworden.
Tevens zal de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking nemen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM met 2 jaar en 4 maanden is overschreden. Verdachte heeft redelijkerwijs met vervolging rekening moeten houden vanaf 14 januari 2009, de dag waarop de doorzoekingen hebben plaatsgevonden. De zaak is niet binnen twee jaar nadien afgerond met een eindvonnis maar pas na 4 jaar en 4 maanden. Er zijn geen omstandigheden die een langere termijn van berechting rechtvaardigen.
Ten aanzien van het verweer dat sprake zou zijn van een vormverzuim constateert de rechtbank dat het strafdossier geen standaard deskundigenverklaringen bevat. Alle zich in het dossier bevindende deskundigenrapporten van het NFI betreffen specifiek in beslaggenomen en onderzocht vuurwerk. Ten aanzien van monsterneming en analyse heeft de verdediging de gebreken in de werkwijze niet nader aangeduid en heeft de rechtbank geen gebreken in die werkwijze geconstateerd. Van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is dan ook geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden op zijn plaats zou zijn. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zal de rechtbank een gevangenisstraf van 21 maanden opleggen.
Geen beroepsverbod:
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast een gevangenisstraf aan (verdachte) het door de officier van justitie gevorderde beroepsverbod op te leggen, gelet op het feit dat sinds het plegen van de strafbare feiten een aanzienlijke tijd is verstreken en (verdachte) niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
artikel 10, 27, 47, 51, 57, 91, 140, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 1a, 2,6 en 87 van de Wet op de economische delicten;
artikel 1, 24 en 72 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
artikel 1.1, 9.2.2.1 en 22.2 van de Wet milieubeheer;
artikel 1.1.1, 1.1.2, 1.2.2, 1.3.2, 2.1.1, 2.1.3 en 5.4.3 van het Vuurwerkbesluit;
artikel 1, 5 en 15 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1 primair, feit 5 primair, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 7 subsidiair, feit 8, feit 9 primair, feit 9 subsidiair, feit 10 primair, feit 11 primair:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 subsidiair, feit 6 subsidiair, feit 10 subsidiair, feit 11 subsidiair, feit 12, feit 13:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplegen van opdracht geven of feitelijke leiding geven aan overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
(artikel 1.3.2 van het Vuurwerkbesluit)
T.a.v. feit 2 primair:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan
(artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit)
T.a.v. feit 3 primair:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
T.a.v. feit 4 primair:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5 subsidiair:
medeplegen van opdracht geven of feitelijke leiding geven aan overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
(artikel 1.3.2. van het Vuurwerkbesluit)
T.a.v. feit 6 subsidiair:
medeplegen van opdracht geven of feitelijke leiding geven aan overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
(artikel 1.3.2. van het Vuurwerkbesluit)
T.a.v. feit 10 subsidiair:
medeplegen van opdracht geven of feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 11 subsidiair:
opdracht geven of feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon
T.a.v. feit 12:
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen
T.a.v. feit 13:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 subsidiair, feit 6 subsidiair, feit 10 subsidiair, feit 11 subsidiair, feit 12, feit 13:
Gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 31 mei 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, met proces-verbaalnummer 22BZ8071/375, afgesloten d.d. 8 januari 2010, aantal doorgenummerde bladzijden: algemeen dossier, p. A1 t/m A77, beslagdossier, p. B1000 t/m B1095, zaaksdossier 1, p. 1000 t/m 1073, zaaksdossier 2, p. 2000 t/m 2167, zaaksdossiers 3.1 en 3.2, p. 3000 t/m 3772, zaaksdossier 4, p. 4002 t/m 4218, zaaksdossier 5, p. 5000 t/m 5295, zaaksdossier 6, p. 6000 t/m 6130, zaaksdossier 7, p. 7000 t/m 7295 en persoonsdossier 1 (medeverdachte 2), p. 1000 t/m 1101, persoonsdossier 2 (medeverdachte 1), p. 2000 t/m 2070, persoonsdossier 3 (verdachte), p. 3000 t/m 3065, persoonsdossier 4, (verdachte), p. 4000 t/m 4044, persoonsdossier 5 (medeverdachte 3), p. 5000 t/m 5063, persoonsdossier 6 (getuige 3), p. 6000 t/m 6081, een rechtshulpdossier met rechtshulpverzoeken en -stukken aan/van België, Luxemburg, Groot-Brittannië en Duitsland.
2 Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 17-12-2008, persoonsdossier p. 1059.
3 Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 10-09-2012, persoonsdossier p. 2069.
4 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot onderzoek (bedrijf 2), persoonsdossier p. 1003A t/m 1006 en documenten 40, 41 en 42, algemeen proces-verbaal, p. A 47 t/m A. 52.
5 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot onderzoek (bedrijf 1), persoonsdossier p. 3004 t/m 3006.
6 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot rechtshulpverzoek Duitsland t.a.v. (bedrijf 1) te 47533 Kleve, persoonsdossier, p. 3014 t/m 3016.
7 Proces-verbaal verhoor verdachte (medeverdachte 1), algemeen 2e verhoor, persoonsdossier p. 2008 t/m 2010.
8 Proces-verbaal verhoor verdachte (medeverdachte 3), algemeen 1 en 2, persoonsdossier, p. 5015 en p. 5021-522.
9 Proces-verbaal verhoor verdachte (medeverdachte 1), algemeen 2e verhoor, persoonsdossier, p. 2013.
10 Proces-verbaal ter terechtzitting betreffende (medeverdachte 1) van 26 en 31 oktober 2012, p. 6 en p. 9 in samenhang met het proces-verbaal ter terechtzitting betreffende verdachte van 26 en 31 oktober 2012, p. 16, verhoor (medeverdachte 1) als getuige.
11 Proces-verbaal verhoor verdachte (expediteur bevrachter), algemeen 2, persoonsdossier, p. 6015 en p. 6018 t/m 6020.
12 CMR container CCLU710719-0, zaaksdossier 2, p. 2063/2071.
13 CMR container CCLU 673216-6, zaaksdossier 2, p. 2064/2069.
14 Rapport van bevindingen van Toezichteenheid goederenvervoer inspectie GV, zaaksdossier 2, p. 2061-2062.
15 Milieu proces-verbaal economisch delict door VROM-inspectie Vliegende brigade vuurwerk, zaaksdossier 2, p. 2050.
16 Zaaksprocesverbaal 2, zaaksdossier 2, proces-verbaalnummer: 22BZ8071/212, p 2111.
17 Zaaksprocesverbaal 2, zaaksdossier 2, proces-verbaalnummer: 22BZ8071/212, p 2112.
18 Zaaksprocesverbaal 2, zaaksdossier 2, proces-verbaalnummer: 22BZ8071/212, p. 2004.
Milieu proces-verbaal economisch delict door VROM-inspectie Vliegende brigade vuurwerk, zaaksdossier 2, p. 2051-2052.
Foto's overzicht lading container 1 en 2, p. 2073 t/m 2078 en foto's overzicht inbeslaggenomen vuurwerk, zaaksdossier 2, p. 2080 t/m 2082.
19 Proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het vuurwerkartikel 8005, zaaksdossier 2, p. 2026.
20 Milieu proces-verbaal economisch delict door VROM-inspectie Vliegende brigade vuurwerk, zaaksdossier 2, p. 2052 en p. 2058.
21 Deskundigen rapport NFI d.d. 29 november 2007 met betrekking tot onderzoek aan vuurwerkmonsters genomen bij (bedrijf 1)op 9 november 2007, zaaksdossier 2, p. 2085 t/m 2088.
22 Zaaksproces-verbaal 2, zaaksdossier 2, p 2006 en Milieu proces-verbaal economisch delict door VROM-inspectie Vliegende brigade vuurwerk, zaaksdossier 2, p. 2054.
23 Proces-verbaal verhoor getuige (chauffeur 2), zaaksdossier 2, p. 2033-2034.
24 Proces-verbaal verhoor getuige (chauffeur 2) d.d. 21 juni 2011 bij de rechter-commissaris.
25 Zaaksproces-verbaal 2, zaaksdossier 2, p. 2052.
26 Zaaksproces-verbaal 2, zaaksdossier 2, p 2052.
27 Zaaksproces-verbaal 2, zaaksdossier 2, p. 2051.
28 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 31 oktober 2012, p 3.
29 Zaaksproces-verbaal 2, zaaksdossier 2, p 2050.
30 Zaaksproces-verbaal 2, zaaksdossier 2, p 2006 en Milieu proces-verbaal economisch delict door VROM-inspectie Vliegende brigade vuurwerk, zaaksdossier 2, p. 2048.
31 Proces-verbaal (algemeen opsporingsambtenaar), algemeen opsporingsambtenaar, p. 3232 t/m 3237 i.h.b. p. 3234.
32 Rechtshulpverzoek van het parket van de procureur des konings te Dendermonde d.d. 23 juni 2008 met bijlagen, zaaksdossier 3, p. 3059 t/m 3107, in het bijzonder p. 3066 en 3067.
33 Bijlage 2 aan proces-verbaal 102279/08, Federale Scheepvaartpolitie Antwerpen, zaaksdossier 3, p. 3121 en p. 3128.
34 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek JOB in Engeland, zaaksdossier 3, p. 3615 t/m 3619.
Proces-verbaal van getuigenverhoor (directielid 1), zaaksdossier 3, p. 3627 t/m 3633.
Proces-verbaal van getuigenverhoor (directielid 2), zaaksdossier 3, p. 3638 t/m 3644.
35 Bijlage 2 aan proces-verbaalnr. 101304/08 d.d. 12 juli 2008 uitgaande van de Federale Politie - Scheepvaartpolitie Antwerpen, Proces-verbaal van verhoor (getuige 2), zaaksdossier 3, p. 3112, 3121 en 3128.
36 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek JOB in Engeland, zaaksdossier 3, p. 3615 t/m 3619.
Proces-verbaal van getuigenverhoor (directielid 1), zaaksdossier 3 p. 3627 t/m 3633.
Proces-verbaal van getuigenverhoor (directielid 2), zaaksdossier 3 p. 3638 t/m 3644.
37 Proces-verbaal DAC-SPN-BDE Antwerpen-4925, Federale Politie Scheepvaartpolitie, Antwerpen, Post Tolhuis, d.d. 28 augustus 2008, zaaksdossier 3, p. 3108-3109.
Proces-verbaal DAC-SPN-BDE Antwerpen-4925, Federale Politie Scheepvaartpolitie, Antwerpen, Post Tolhuis.
Proces-verbaal verhoor (medeverdachte 3), zaaksdossier 3, p. 3110-3111.
Proces-verbaal verhoor zaak 3, verdachte (medeverdachte 3), persoonsdossier, p. 5036 t/m 5039.
38 Proces-verbaal DAC-SPN-BDE Antwerpen-4925, Federale Politie Scheepvaartpolitie, Antwerpen, Post Tolhuis, proces-verbaal verhoor (getuige 2), zaaksdossier 3, p. 3120.
39 Proces-verbaal verhoor zaak 3, verdachte (medeverdachte 3), persoonsdossier, p. 5036 t/m 5039.
Proces-verbaal verhoor zaak 3, verhoor 1 verdachte (expediteur bevrachter), persoonsdossier p. 6047 t/m 6052.
40 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot bezoek en gesprek met (medeverdachte 2), zaaksdossier 3, p. 3306 t/m 3308.
41 Zaaksproces-verbaal zaak 3, zaaksdossier 3, p. 3011.
42 Proces-verbaal van terechtzitting van 26 en 31 oktober 2012, p. 6 en p. 9.
43 Fax/brief van (advocaat), advocaat, zaaksdossier 3, p. 3134 t/m 3136 en p. 3161.
44 Proces-verbaal onderzoek aan inbeslaggenomen goed in het kader van onderzoek BRZ71, zaaksdossier 3, p. 3369-3370, 3373 t/m 3374.
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot bescheiden ontvangen van getuige (getuige 9), zaaksdossier 3, p. 3379
45 Proces-verbaal van terechtzitting van 26 oktober 2012, p. 7 en 9.
46 Zaaksdossier 3, p. 3753.
47 Proces-verbaal verhoor getuige (getuige 10), zaaksdossier 3, p. 3737 t/m 3744.
48 Proces-verbaal verhoor getuige (transporteur), zaaksdossier 3, p. 3747 t/m 3753.
49 Proces-verbaal verhoor getuige (getuige 11), zaaksdsossier 3, p. 3759 t/m 3766.
50 Proces-verbaal van doorzoeking, zaaksdossier 3, p. 3536-3539 (vertaling van p. 3441-3444).
51 Proces-verbaal VROM, zaaksdossier 3, p. 3563 t/m 3566, in het bijzonder p. 3562 en 3564.
52 Eindbericht politie-inspectie Emsland/graafschap Bentheim, zaaksdossier 3, p. 3549.
53 Eindbericht Politieinspectie Emsland/graafschap Bentheim, zaaksdossier 3, p. 3550.
54 Proces-verbaal verhoor (getuige 3), persoonsdossier, p. 6060.
55 Depotovereenkomst voor het opslaan van pyrotechnische artikelen cat. 1.4-1.3, zaaksdossier 3, p. 3541 t/m 3543 (vertaling van p. 3507-3508).
56 Factuur, zaaksdossier 3, p. 3595.
57 Zaaksdossier 3, p. 3659.
58 Eindbericht politie-inspectie Emsland/graafschap Bentheim, zaaksdossier 3, p. 3551.
59 Factuur, zaaksdossier 3, p. 3572.
60 Eindbericht Politieinspectie Emsland/graafschap Bentheim, zaaksdossier 3, p. 3552.
61 Proces-verbaal zaak 4, zaaksdossier 4, p. 4004.
Packinglist container CCLU6051619, zaaksdossier 4, p. 4121 en packinglist container CCLU7201781, zaaksdossier 4, p. 4123.
62 Invoice van (bedrijf 19) Aan (bedrijf 2)., zaaksdossier 4 p. 4108.
63 Proces-verbaal van observeren, zaaksdossier 4, p. 4131 t/m 4134.
64 Zaaksproces-verbaal, zaaksdossier 4, p. 4005.
Proces-verbaal VROM, onderzoek meldingen, zaaksdossier 4, p. 4166 t/m 4169.
65 CMR, zaaksdossier 4, p. 4143.
66 Proces-verbaal van observeren, zaaksdossier 4, p. 4135 t/m 4136.
67 Zaaksproces-verbaal zaak 4, p. 4005.
68 Milieu proces-verbaal Vliegende Brigade Vuurwerk, zaaksdossier 4, p. 4137 t/m 4140.
69 DOC 285, zaaksdossier 4, p. 4125.
70 Zaaksproces-verbaal zaak 4, zaaksdossier 4, p. 4010.
71 Proces-verbaal van verhoor getuige (getuige 4), zaaksdossier 4, p. 4078 t/m 4080.
72 Foto (medeverdachte 3), zaaksdossier 3, doc 62, p. 3309.
73 E-mails, zaaksdossier 4, p. 4072 t/m 4073.
74 Proces-verbaal onderzoek aan inbeslaggenomen goed in het kader van onderzoek BRZ71, zaaksdossier 3, p. 3369-3370, 3373 t/m 3374.
75 Proces-verbaal van terechtzitting van 26 oktober 2012, p. 9.
76 Zaaksproces-verbaal 5, zaaksdossier 5, p. 5003.
77 Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, zaaksdossier 5, p. 5074 t/m 5237.
78 Zaaksproces-verbaal 5, zaaksdossier 5, p. 5004.
79 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, zaaksdossier 5, p. 5240 t/m 5254.
80 Zaaksproces-verbaal 5, zaaksdossier 5, p. 5008.
81 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, zaaksdossier 5, p. 5260 t/m 5263.
82 Proces-verbaal verhoor (medeverdachte 1), persoonsdossier 2, p. 2045.
83 Zaaksproces-verbaal 7, zaaksdossier 7, p. 7008-7009.
84 Proces-verbaal verdenking witwassen en valsheid in geschrift door (bedrijf 2), Titaan llc en de verdachten (verdachte), zaaksdossier 7, p. 7046 t/m 7049.
85 Proces-verbaal van bevindingen verdenking witwassen en valsheid in geschrift door (bedrijf 1), zaaksdossier 7, p. 7041.
86 Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek JOB in Engeland, zaaksdossier 3, p. 3615 t/m 3619.
Proces-verbaal van getuigenverhoor (directielid 1), zaaksdossier 3, p. 3627 t/m 3633.
Proces-verbaal van getuigenverhoor (directielid 2), zaaksdossier 3, p. 3638 t/m 3644.
87 Getuigenverklaring (persoon 9), zaaksdossier 7, p. 7285.
88 Facturen 2006, zaaksdossier 7, p. 7106 t/m 7125.
89 Facturen 2006, zaaksdossier 7, p. 7102 t/m 7104.
90 Facturen 2007, zaaksdossier 7, p. 7132 t/m 7151.
91 Facturen 2008, zaaksdossier 7, p. 7158 t/m 7162.
92 Facturen 2007, zaaksdossier 7, p. 7166 t/m 7169.
93 Proces-verbaal van verhoor getuige (getuige 7), zaaksdossier 7, p. 7270 t/m 7275.
94 Proces-verbaal verhoor verdachte (boekhouder), zaaksdossier 7, p. 7025 t/m 7035.
95 Bankafschriften, zaaksdossier 7, p. 7236 t/m 7247.
96 Proces-verbaal verdenking witwassen en valsheid in geschrift door (bedrijf 2), Titaan llc en de verdachten (verdachte), zaaksdossier 7, p. 7049.
97 Euro Receipt of payment, zaaksdossier 7, p. 7236.
98 Proces-verbaal van verhoor getuige (getuige 7), zaaksdossier 7, p. 7270 t/m 7275.
99 Verklaring(getuige 7) tegenover de rechter-commissaris op 29 juni 2011.
100 Proces-verbaal verhoor verdachte (boekhouder), zaaksdossier 7, p. 7025 t/m 7035.
101 Proces-verbaal van terechtzitting van 26 oktober 2012.
102 Deskundigenrapport NFI d.d. 18 augustus 2008, zaakdossier 3, p. 3427-3440.
103 Eindbericht politie-inspectie Emsland/graafschap Bentheim, zaaksdossier 3, p. 3547 e.v., in het bijzonder p. 3550.
104 Zaaksdossier 4, p. 4005 in onderlinge samenhang met p. 4137-4139.
105 Zaaksdossier 6, p. 6048 e.v. deskundigenrapport NFI, in het bijzonder p. 6058, 4e en 5e alinea.
??
??
??
??
2
Parketnummer: 01/997014-09
(verdachte)