ECLI:NL:RBOBR:2013:CA2597

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
864520
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuur van rijplaten zonder schriftelijk huurcontract en gevolgen van diefstal

In deze zaak heeft eiseres, een professionele verhuurder, 37 rijplaten voor onbepaalde tijd verhuurd aan gedaagde. De rijplaten zijn op 24 september 2011 gestolen van de locatie waar gedaagde deze in gebruik had. Eiseres vordert schadevergoeding van € 28.381,50, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van € 800,-. Gedaagde voert aan dat er geen schriftelijk huurcontract is en dat er geen afspraken zijn gemaakt over verzekering van de rijplaten. Gedaagde stelt dat de diefstal overmacht is en dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijk huurcontract is en dat er geen aanvullende afspraken zijn gemaakt over de verzekering van de rijplaten. De rechter oordeelt dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst niet aan gedaagde kan worden toegerekend, omdat de diefstal niet te wijten is aan haar schuld. De rechter verwijst naar de algemene maatstaf van artikel 6:75 BW, die stelt dat een tekortkoming niet voor rekening van de schuldenaar komt als deze niet aan zijn schuld te wijten is.

De rechter concludeert dat eiseres, als professionele verhuurder, had moeten zorgen voor duidelijke afspraken over de verzekering van de rijplaten. Aangezien eiseres dit heeft nagelaten, komt de tekortkoming in beginsel niet voor rekening van gedaagde. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 864520
Rolnummer : 12-10715
Uitspraak : 6 juni 2013
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Clement,
t e g e n :
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.C.A. van de Ven.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.
1. De procedure
[eiseres] heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. [gedaagde] is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen. Vervolgens werden de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek, alsmede een akte uitlating producties aan de zijde van [eiseres] gewisseld. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert betaling van een hoofdsom van € 28.381,50, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
[eiseres] legt daaraan het volgende ten grondslag.
Zij heeft in week 37 van 2011 aan [gedaagde] voor onbepaalde tijd 37 rijplaten verhuurd. Deze platen zijn op 24 september 2011 gestolen van de locatie waar [gedaagde] deze in gebruik had genomen. [gedaagde] is gehouden de schade die [eiseres] daardoor lijdt te vergoeden. De schade bedraagt € 28.381,50. De verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 800,-.
2.2. [gedaagde] heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
Er is geen schriftelijk huurcontract. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over een eventuele verzekeringsplicht.
[gedaagde] heeft de op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting niet geschonden. Haar kan niet worden verweten de platen niet op een afgesloten terrein te hebben bewaard. De diefstal levert overmacht op voor [gedaagde].
Daarnaast bestaat er tussen partijen een mantelovereenkomst van onderaanneming. In geval van een onderaannemingsovereenkomst tussen partijen is daarin bepaald dat [eiseres] aansprakelijk is voor schade welke voortvloeit uit de aanwezigheid en het gebruik van door haar geleverde gereedschappen en materieel. Hoewel in het onderhavige geval geen sprake is van onderaanneming, rust op [eiseres] door het bestaan van de mantelovereenkomst wel een verzwaarde informatieplicht die meebrengt dat [eiseres] [gedaagde] had moeten waarschuwen voor het feit dat de rijplaten niet verzekerd waren. Dat heeft [eiseres] nagelaten.
Subsidiair betwist [gedaagde] de hoogte van de vordering.
2.3. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd zal, indien en voor zover van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] in week 37 van 2011 aan [gedaagde] voor onbepaalde tijd 37 rijplaten heeft verhuurd en dat deze platen op 24 september 2011 zijn gestolen van de locatie waar [gedaagde] deze in gebruik had genomen.
Tevens staat vast dat er geen schriftelijk huurcontract is opgemaakt en dat er geen aanvullende afspraken tussen partijen zijn gemaakt met betrekking tot de verzekering van de rijplaten.
3.2. Vaststaat dat er sprake is van een blijvende onmogelijkheid in de nakoming van de huurovereenkomst nu [gedaagde] als gevolg van de diefstal van de rijplaten deze niet meer bij het einde van de huurovereenkomst aan [eiseres] kan teruggeven. Nu dit wordt veroorzaakt door diefstal van de rijplaten, dient, ter beantwoording van de vraag of [gedaagde] ter zake schadeplichtig is, te worden beoordeeld of haar deze tekortkoming kan worden toegerekend.
Omdat partijen geen aanvullende afspraken hebben gemaakt dient deze beoordeling te geschieden aan de hand van de algemene maatstaf van artikel 6:75 BW.
3.3. [eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde], door geen enkele maatregel te treffen om diefstal van de rijplaten te voorkomen, haar zorgplicht heeft geschonden. Volgens [eiseres] wordt normaal gesproken een bouwperceel afgesloten middels hekken en is er veelal sprake van camerabewaking. Daarvan was in dit geval geen sprake, zodat de rijplaten zonder moeite door derden konden worden meegenomen, aldus [eiseres].
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de rijplaten ongeveer 800 kilogram per stuk wegen en om die reden in de regel niet worden gestolen. Voorts heeft zij aangevoerd dat zij kabel- en leidingwerk verricht, dat zij zich daarom voortbeweegt op een terrein, meters maakt, waarbij het om forse afstanden gaat, waardoor het niet mogelijk is om het terrein af te sluiten, en dat van haar ook niet kon worden verwacht, mede vanwege de daarmee gemoeide tijd, om de platen in de ochtend neer te leggen en in de avond weer op te halen; de rijplaten kunnen ook niet zomaar even worden opgeborgen. Zij kon derhalve niet anders handelen dan zij heeft gedaan en heeft derhalve niet onzorgvuldig gehandeld, aldus [gedaagde].
3.4. Dit verweer van [gedaagde] moet worden aanvaard. Onweersproken is dat in het onderhavige geval geen sprake was van een bouwterrein dat afgesloten kan worden (of gemakkelijk met camera’s kan worden beveiligd), maar van een route langs een traject waar kabels dan wel leidingen moesten worden gelegd, zodat het praktisch onmogelijk was om hekken om de rijplaten te plaatsen. Ook kon niet van [gedaagde], in verband met de daarmee gemoeide tijd, worden verwacht dat zij de rijplaten iedere dag bij het eind van het werk zou weghalen en (achter hekken) zou opslaan en in de ochtend weer zou neerleggen. Dit nog daargelaten dat lieden die in één keer bijna 30 ton aan staal stelen zich vermoedelijk niet zouden hebben laten tegenhouden door een om de platen staand hekwerk.
De tekortkoming is daarom niet te wijten aan de schuld van [gedaagde].
3.5. De vraag is dan of de tekortkoming krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [gedaagde] komt.
In HR 24 oktober 1997, NJ 1998, 69 is bepaald dat, wanneer een auto voor een betrekkelijk korte tijd is gehuurd van een professionele verhuurder en de huurder niet in staat is om de auto op het overeengekomen tijdstip aan de verhuurder af te geven omdat deze is gestolen zonder dat daarbij sprake is van schuld van de huurder, deze tekortkoming naar in het verkeer geldende opvattingen in beginsel niet voor rekening van de huurder komt. Dit uitgangspunt geldt naar het oordeel van de kantonrechter ook in het onderhavige geval. [eiseres] is een professionele verhuurder. Van haar had om die reden, en mede in aanmerking genomen de waarde van de rijplaten, mogen worden verwacht dat zij [gedaagde] had duidelijk gemaakt dat schade als gevolg van diefstal van de rijplaten voor rekening van haar - [gedaagde] - zou komen. In dat geval zou [gedaagde] maatregelen daartegen hebben kunnen treffen, bijvoorbeeld door een verzekering daarvoor af te sluiten. Nu [eiseres] dat heeft nagelaten komt de tekortkoming in beginsel niet voor rekening van [gedaagde].
En er zijn geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de tekortkoming wel aan [gedaagde] moet worden toegerekend.
3.6. De vorderingen worden daarom afgewezen.
3.7. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 800,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis waar het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2013.
Zaaknummer: 864520 blad 3
vonnis