ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3422

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/839657-10
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en opzetheling met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en opzetheling. De verdachte, geboren in 1979, werd ervan beschuldigd een jonge vrouw, aangeduid als [slachtoffer 1], te hebben gedwongen tot prostitutie en de opbrengsten daarvan voor zichzelf te hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouw in een kwetsbare positie had gebracht en haar afhankelijkheid had vergroot door haar te misleiden en te bedreigen. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2008 en 10 april 2009 in verschillende steden in Nederland, waaronder Waalre, Eindhoven en Amsterdam. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de vrouw had geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 109.460,-- had ingediend, toegewezen. Dit bedrag bestond uit € 5.000,-- voor immateriële schade en € 104.460,-- voor materiële schade, die verband hield met de verdiensten uit prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen enkele rekening had gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de tijd tussen de aangifte en de eerste zitting onwenselijk lang was en dat dit meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/839657-10
Datum uitspraak: 19 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 augustus 2011, 4 november 2011, 13 december 2011, 8 februari 2012, 20 april 2012, 29 november 2012 en 5 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 juli 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 juni 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2008 en met 10 april 2009 te Waalre en/of Eindhoven en/of Amsterdam en/of
Geldrop en/of Maasbracht en/of elders in Nederland, een ander te weten [slachtoffer 1]
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 1)
(telkens) door
- dwang en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
- dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
- misleiding danwel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het
oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1];
en/of
(lid 1 sub 4)
(telkens) met één of meerdere van de onder sub 1 van dit artikel genoemde
middelen, te weten dwang of één of meer andere feitelijkheden, dreiging met
geweld of één of meer andere feitelijkheden, misleiding, dan wel misbruik
van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van
een kwetsbare positie, die [slachtoffer 1] heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling
en/of
(lid 1 sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en/of
(lid 1 sub 9)
(telkens) met één of meerdere van de onder sub 1 van dit artikel genoemde
middelen te weten dwang of één of meer andere feitelijkheden, dreiging met
geweld of één of meer andere feitelijkheden, misleiding dan wel misbruik van
uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van
een kwetsbare positie die [slachtoffer 1] heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte en/of zijn mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van de
seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 1] met of voor een derde,
Immers heeft/hebben/is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in
voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] verteld dat hij van haar hield en/of verliefd op haar
was en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] ertoe bewogen haar baan op te zeggen en/of te
verhuizen en/of
- (vervolgens) in de huisvesting van voornoemde [slachtoffer 1] voorzien door die
[slachtoffer 1] onder te brengen bij familie en/of vrienden en/of bekenden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] voorgehouden dat in de prostitutie (in korte tijd)
veel geld verdiend kan worden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] voorgehouden dat zij maar voor korte tijd in de
prostitutie hoefde te werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] diverse werkinstructies gegeven en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat er (met het door haar verdiende geld) een
huis (in België) gebouwd zou worden waarin ze zouden gaan samenwonen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat als zij niet zou gaan werken zij dan niet
met hem, verdachte, zou gaan samenwonen en/of dat hij, verdachte, haar niet
meer zou willen zien en/of bij haar weg zou gaan en/of dat als zij niet wilde
werken zij terug zou moeten naar Polen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij zelf wel iemand had vermoord en/of
vrienden had die dingen voor hem konden regelen zelfs moorden, althans woorden
van vergelijkbare dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, door haar schuld naar de
gevangenis zou gaan omdat zij hem niet wilde helpen door te gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen (per auto) naar een club/werkplek gebracht
en/of laten brengen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gevraagd een tatoeage te laten zetten en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem en/of aan anderen af te staan/af te
dragen,
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft
kunnen bieden.
artikel 273F Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Eindhoven met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorscooter (merk Honda,
type Dylan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2011 tot en met 8 mei 2011 te
Eindhoven, in elk geval in Nederland, een motorscooter (merk Honda, type
Dylan) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
motorscooter wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
artikel 416 jo 417bis Wetboek van Strafrecht
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging onder feit 1 begaan, is tussen de woorden "2008" en "en" (regel 2) weggevallen "tot". Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging onder feit 2 subsidiair begaan, is tussen de woorden "hij" en "in" (regel 1) weggevallen "op één of meer tijdstip(pen)". De rechtbank herstelt deze omissies en leest voormelde zinsneden zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs ten aanzien van feit 1.
Inleiding.
Verdachte staat terecht op de verdenking van mensenhandel omdat hij een jonge vrouw zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie en de opbrengst van die werkzaamheden aan hem beschikbaar te stellen. Verdachte zou de aldus verkregen gelden voor zichzelf hebben gebruikt.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden acht de officier van justitie het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank.1
Op vier verschillende dagen (p. 362) in de periode vanaf 23 april 2009 tot en met 20 mei 2009 en op verschillende dagen in maart 2011 (p. 407-463) doet [slachtoffer 1] (hierna te noemen [slachtoffer 1]) aangifte dat zij in de periode van 1 december 2007 tot en met18 april 2009 door verdachte is gedwongen in de prostitutie te (blijven) werken. Immers, nadat zij met die werkzaamheden was begonnen, dwingt verdachte haar daarmee door te gaan en eigent hij zich al het geld dat aangeefster daarmee verdient toe en besteedt dat voor zichzelf (p. 361-406).
Meer in het bijzonder houdt de verklaring van [slachtoffer 1] zakelijk weergegeven onder meer het navolgende in.
Op 29 juli 2007 is [slachtoffer 1] op 18-jarige leeftijd vanuit haar geboorteland Polen naar Nederland gekomen alwaar zij vanaf november 2007 werkte voor het uitzendbureau "[naam 1]" in Acht (p. 363). Zij woonde toen op het adres [adres 1] te [gemeente].
Eind december 2007 ontmoet [slachtoffer 1] via ene [persoon 1], die zij kende van het werk voor het uitzendbureau, verdachte voor het eerst in een café in Valkenswaard (p. 363-364). Het tweede contact dat [slachtoffer 1] met verdachte heeft vond plaats in het begin van januari 2008, waarbij zij met hem en [persoon 1] meereed naar een café in Venlo. Verdachte gedroeg zich in het café als een macho en betaalde de drankjes en het eten uit een dikke stapel briefjes van € 50,=. Hij reed in een grote Mercedes Benz en droeg dure kleding (p. 364-365). [slachtoffer 1] stelt dat zij die avond verkracht is door [persoon 1]. De dag erna is [slachtoffer 1] verdachte weer tegengekomen, zij vertelde hem wat er was gebeurd en verdachte gaf haar zijn telefoonnummer (p. 367), waarna zij een afspraak met hem gemaakt heeft. Verdachte heeft hierna tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij het met [persoon 1] geregeld had. Vanaf die tijd kwam verdachte bijna elke dag bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] werd verliefd op verdachte (p.368). Verdachte vertelde [slachtoffer 1] dat hij verliefd op haar was en in januari 2008 kregen ze een liefdesrelatie (p. 369). [slachtoffer 1] maakte kennis met de vrienden van verdachte (p. 369).
Verdachte vertelde [slachtoffer 1] desgevraagd dat hij vrienden had die dingen voor hem regelden, zelfs moorden en ook vertelde hij haar dat hij zelf iemand vermoord had (p. 369).
Eind januari/begin februari 2008 heeft verdachte tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij niet meer wilde dat zij nog werkte en dat hij wilde dat zij bij hem kwam wonen. [slachtoffer 1] is hierop naar haar werkgever gegaan en heeft haar baan opgezegd, waarbij zij aangaf dat zij dit deed omdat zij een rijke vriend had (p. 370).
Op een feest ontmoette [slachtoffer 1] een kennis van verdachte genaamd [persoon 2] (p. 370). [persoon 2] werkte als prostituee (p.369). [slachtoffer 1] vertelde [persoon 2] dat zij haar baan had opgezegd en dat zij een andere huisvesting zocht nu het huis waar zij woonde via haar werkgever geregeld was (p. 371). Ook zei [slachtoffer 1] tegen [persoon 2] dat zij werk zocht, waarna [persoon 2] haar vroeg of ze veel geld wilde verdienen door voor een raam te zitten en met mannen te praten en te drinken (p. 370-371). [slachtoffer 1] zag dat verdachte en [persoon 2] veel geld hadden en wilde dat ook.
In februari 2008 is [slachtoffer 1] met [persoon 2] naar Utrecht gegaan en heeft zich in laten schrijven om zodoende op de "bootjes" in Utrecht te mogen werken (p. 372). [slachtoffer 1] wilde wel praten en drinken met de mannen, maar zij gaf aan [persoon 2] aan dat zij geen seks met hen wilde (p. 373). [persoon 2] zei dat haar man [persoon 3] aan [verdachte] (verdachte) zou vragen of [slachtoffer 1] dit werk mocht doen. [persoon 2] vertelde [slachtoffer 1] daarbij dat het goed zou zijn dat [slachtoffer 1] geld zou verdienen omdat verdachte problemen had met geld en de politie (p. 373).
Verdachte heeft [slachtoffer 1] gezegd dat hij het niet erg vond als zij het werk ging doen (p. 373).
Verdachte heeft voor [slachtoffer 1] geregeld dat zij bij [persoon 4] (die [slachtoffer 1] kent als [naam 2]) [persoon 4], (p. 373) kon gaan wonen. [slachtoffer 1] heeft een week bij [persoon 4] verbleven. [persoon 4] heeft [slachtoffer 1] meegenomen naar Amsterdam om haar het echte werk te laten zien (p. 374). Verdachte was hiervan op de hoogte en is samen met [slachtoffer 1], [naam 2] en [persoon 5] naar Amsterdam gereden (p. 374). Nadat [slachtoffer 1] tegen verdachte zei dat zij de prostitutie niet in wilde, heeft verdachte tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij dan terug naar Polen zou worden gestuurd en dat hij, verdachte, daardoor in de gevangenis terecht zou komen omdat [slachtoffer 1] hem niet wilde helpen. [slachtoffer 1] voelde zich hierdoor schuldig (p. 375). Verdachte stuurde [slachtoffer 1] vervolgens bij terugkomst in Geldrop een sms-bericht dat de relatie over was en dat hij haar terug zou sturen naar Polen (p. 375). [slachtoffer 1] heeft hierna in een telefoongesprek tegen verdachte gezegd dat zij de prostitutie in zou gaan opdat verdachte niet bij haar weg zou gaan. Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat zij de dag erna moest beginnen en dat zij op deze manier aan hem moest bewijzen dat zij van hem hield (p. 375). Verdachte zei dat [persoon 5] haar de volgende dag op zou komen halen en naar Amsterdam zou brengen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gezegd dat het werk maar voor twee maanden was en dat het maar tien minuten per man zou zijn en dat het dus snel ging. Verdachte vertelde [slachtoffer 1] dat zij altijd een condoom moest gebruiken en dat zij haar vagina niet door handen moest laten aanraken. [persoon 5] en [persoon 4] hebben [slachtoffer 1] de volgende dag in de Mercedes Benz van verdachte naar Amsterdam gebracht. Hier heeft [slachtoffer 1] zich ingeschreven bij "[naam 3]" en [persoon 4] regelde een kamer voor haar. [slachtoffer 1] had die avond veel klanten en heeft € 650,= verdiend (p. 377-378). Verdachte was inmiddels ook in Amsterdam en heeft [slachtoffer 1] en [persoon 4] mee terug genomen naar Geldrop. Verdachte heeft in Geldrop aangegeven dat hij geld nodig had en [slachtoffer 1] heeft hem € 300,= gegeven. Nadat [slachtoffer 1] had gedoucht vroeg verdachte haar om meer geld. De volgende dag is [slachtoffer 1] door verdachte naar Amsterdam gebracht. Zij verdiende die nacht € 800,=. Tijdens de avond kreeg [slachtoffer 1] van verdachte berichten met (onder meer) de vraag hoe het ging en hoeveel geld zij al had verdiend. Op de terugweg heeft verdachte [slachtoffer 1] gezegd dat hij geld nodig had en [slachtoffer 1] heeft verdachte hierop al haar verdiensten gegeven. Verdachte heeft [slachtoffer 1] vervolgens ondergebracht in Hotel [naam 4] in Eindhoven (p. 380). Ook de dag erna bracht verdachte [slachtoffer 1] weer naar Amsterdam. Hij stuurde haar tijdens haar werk sms-berichten dat hij van haar hield en dat het maar voor twee maanden was en dat ze dan een mooi huis zouden hebben waar ze in konden leven (p. 380). Verdachte had geen werk en vroeg wederom om het verdiende geld. Verdachte zei dat [slachtoffer 1] meer geld kon verdienen.
Verdachte regelde vervolgens een nieuw adres voor [slachtoffer 1] bij een vriend van verdachte, genaamd [persoon 6] (p. 380-381). [persoon 6] kreeg geld van verdachte omdat [slachtoffer 1] een week bij hem verbleef (p. 382). In die week bracht verdachte [slachtoffer 1] naar Amsterdam, haalde haar weer op, pakte het geld af en bracht haar terug naar [persoon 6]. Hierna verhuisde [slachtoffer 1] naar het huis van de broer van verdachte, [persoon 7]. Terwijl [slachtoffer 1] bij [persoon 7] verbleef ging het wat het werk betrof hetzelfde als voorheen. [slachtoffer 1] hoorde van [persoon 7] dat verdachte een vrouw en kinderen heeft (p. 382). Verdachte vertelde [slachtoffer 1] hierop dat hij naar Spanje zou gaan als zij niet meer zou gaan werken en dat zij dan naar Polen terug zou moeten (p. 383). Het werk in Amsterdam ging vervolgens door. Na enkele maanden kregen verdachte en zijn broer [persoon 7] ruzie en [slachtoffer 1] verhuisde naar de zus van verdachte, genaamd [persoon 8], in [wijk], alwaar zij ongeveer één maand woonde. Nog steeds werkte [slachtoffer 1] in Amsterdam (p. 384). Na deze ene maand heeft verdachte [slachtoffer 1] naar [persoon 9] gebracht, wonende aan de [adres 2] te [gemeente 1]. In die tijd ging [slachtoffer 1] dagelijks naar Amsterdam om te werken. Zij was nog steeds erg verliefd op verdachte, wilde hem niet kwijt en moest het werk doen zodat zij verdachte financieel kon helpen. Na het werk gaf [slachtoffer 1] het verdiende geld zoals gewoonlijk aan verdachte (p. 385). Via twee vrienden van verdachte genaamd [persoon 10] en [persoon 11] werd geregeld dat [slachtoffer 1] op het adres [adres 3] te [gemeente 2] werd ingeschreven. [slachtoffer 1] heeft nooit op dit adres gewoond (p. 386) maar bleef in [gemeente 1] wonen.
Nadat [slachtoffer 1] ongeveer vijf maanden als prostituee gewerkt had, vertelde verdachte haar dat zij dit werk moest blijven doen omdat hij nog steeds geld nodig had voor het huis dat gebouwd werd in Turnhout (België), waar hij samen met [slachtoffer 1] zou gaan wonen. Als [slachtoffer 1] wilde stoppen met het werk, dan ging het samenwonen niet door en moest [slachtoffer 1] terug naar Polen (p. 389). Toen [slachtoffer 1] minder ging verdienen in Amsterdam is zij door verdachte naar een club in [gemeente 3] gebracht. Verdachte wilde dat [slachtoffer 1] meer ging werken en regelde de contacten hiertoe. Verdachte vertelde [slachtoffer 1] in augustus 2008 dat zij nog een half jaar moest blijven werken omdat hij € 800,= per dag nodig had voor het huis. Kort nadat [slachtoffer 1] in [gemeente 3] ging werken is zij ziek geworden. Verdachte zei tegen haar dat zij weer moest gaan werken omdat hij anders voor twee of drie maanden naar Spanje zou moeten om zelf te gaan werken. Verdachte vertelde [slachtoffer 1] dat het dan beter was om de relatie te beëindigen, omdat de relatie na zoveel maanden toch geen kans zou hebben. [slachtoffer 1] reageerde hier bang op en vertelde verdachte dat zij dan wel weer zou gaan werken.
Verdachte nam [slachtoffer 1] hierna mee naar het [adres 4] te [gemeente 2] en vertelde haar hoe het er daar aan toe ging (p. 392). Ook toen [slachtoffer 1] op het [adres 4] in [gemeente 2] ging werken regelde verdachte bepaalde zaken voor haar (p. 390). Zo gaf verdachte [slachtoffer 1] een lijst met namen en telefoonnummers en zei dat zij deze moest bellen om zo aan een (werk)kamer te komen. Voordat [slachtoffer 1] op het [adres 4] ging werken kreeg zij wederom van verdachte instructies mee. Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat zij, als er politie kwam, niet moest zeggen dat zij een vriend had, maar dat zij voor zichzelf werkte, dat zij het geld voor zichzelf hield en het niet af hoefde te geven en dat ze die dag voor het eerst aan het werk was (p. 392). [slachtoffer 1] heeft tot 1 januari 2009 op het [adres 4] gewerkt. Op het [adres 4] werkte [slachtoffer 1] uiteindelijk zes dagen per week en verdiende er € 800,=, tot zelfs meer dan € 1.000,= per dag. Zelfs toen zij € 1000,= per dag verdiende vertelde verdachte haar dat dit niet genoeg was (p. 393).
Omdat [slachtoffer 1] volgens verdachte op het [adres 4] te weinig verdiende is ze eind januari 2009 weer in Amsterdam gaan werken (p. 398). Op 11 april 2009 is [slachtoffer 1] naar Polen gegaan om haar familie te bezoeken (p. 399). Op 18 april 2009 is [slachtoffer 1] met het vliegtuig vanuit Polen terug gekomen naar Nederland en heeft zij aangifte gedaan (p. 400).
[slachtoffer 1] heeft haar verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris op 10 juli 2012 gehandhaafd.
De aangifte van [slachtoffer 1] wordt op verschillende punten ondersteund door de verklaringen van diverse getuigen en (mede)verdachte(n):
Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 juni 2013 verklaard dat hij een relatie met [slachtoffer 1] had en dat hij wist dat zij in de prostitutie werkzaam was.
[persoon 12] heeft ten overstaan van de politie (p. 970 e.v.) en de rechter-commissaris (op 8 november 2011) verklaard dat ze van [slachtoffer 1] heeft gehoord dat verdachte [slachtoffer 1] pushte om te stoppen met werken en dat hij haar geld beloofde en een appartement. [slachtoffer 1] vertelde [persoon 12] dat verdachte van haar hield, dat hij met haar wilde trouwen en een huis voor haar wilde bouwen, maar dat hij wel wilde dat [slachtoffer 1] voor hem in de prostitutie ging werken (p. 971).
[persoon 13] (beheerder [adres 4]) heeft ten overstaan van de politie (p. 927 e.v.) en de rechter-commissaris (op 1 november 2011) verklaard dat hij [slachtoffer 1] kent onder haar werknaam "[naam 5]". Hij heeft haar diverse malen na werktijd naar [gemeente 1] gebracht en wist van [slachtoffer 1] dat zij op verschillende adressen verbleef. Voorts verklaarde [persoon 13] dat "[naam 5]" één van de meest verdienende dames op het [adres 4] was, maar dat zij nooit geld had. [slachtoffer 1] had hem verteld dat zij verplichtingen had aan haar vriend, dat haar vriend haar geld beheerde en dat ze al haar afspraken met hem moest afstemmen. [slachtoffer 1] vertelde [persoon 13] dat haar vriend haar geld had en dat zij er niet aan kon komen. Ze zei dat hij het geld voor haar bewaarde en later dat hij het voor haar investeerde.
De zus van verdachte, [persoon 8], heeft ten overstaan van de politie verklaard dat [slachtoffer 1] met verdachte enige dagen bij haar in huis heeft gelogeerd (p. 1158).
[persoon 14] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer 1] een aantal weken in de woning aan de [adres 5] te [gemeente 2], waar zij met haar familie woont, heeft verbleven en dat zij [slachtoffer 1] heeft leren kennen via haar oom [verdachte] (verdachte) (p. 1165).
[persoon 15] heeft bij de politie verklaard dat zij [slachtoffer 1] als "[naam 5]" kende van het werk op het [adres 4] te [gemeente 2]. [slachtoffer 1] had haar verteld dat zij al het geld dat zij op het [adres 4] verdiende aan haar vriend gaf en dat ze bezig waren met het bouwen van een huis in België. Ook verklaart [persoon 15] dat [slachtoffer 1], die zes dagen per week werkte, altijd binnen bleef en dat ze elke vrije minuut die ze had met haar vriend belde (p. 1029). [slachtoffer 1] had haar voorts verteld dat haar vriend haar altijd naar haar werk bracht (p. 1023).
[persoon 15] heeft haar verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris op 31 januari 2012 bevestigd. Daar verklaarde ze ook dat [slachtoffer 1] aan [persoon 15] vertelde dat ze eigenlijk niet wilde werken, maar dat ze moest van haar vriend. Dat was een Marokkaanse jongen. Een grote jongen met lang haar.
[persoon 16] heeft bij de politie verklaard dat ze denkt dat [slachtoffer 1] de hele week werkte en dat ze bleef werken tot ze het geld had verdiend dat ze moest verdienen. [slachtoffer 1] had haar verteld dat ze € 500,= moest verdienen, afgezien nog van de kosten van de kamerhuur (p. 1036). [slachtoffer 1] werd altijd gehaald door haar verloofde en dan ging ze met hem mee. [slachtoffer 1] telde altijd haar klanten. Ze zei altijd dat ze een bepaald aantal klanten nog moest doen (p. 1037).
[persoon 16] heeft haar verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris op 28 november 2012 bevestigd.
[persoon 17] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat verdachte nooit heeft gewerkt en dat hij aan geld komt door "dit soort praktijken", daarbij doelend op het prostitueren van meisjes als [slachtoffer 1] en dat verdachte [slachtoffer 1] bijna dagelijks 's middags op de [adres 2] te [gemeente 1] ophaalde en laat in de nacht terugbracht. Ook zegt hij dat als je verdachte tegen je hebt, verdachte dit laat oplossen door mensen en dat verdachte je dan ergens naar toe lokt zonder dat je het door hebt, waarna je vervolgens half dood wordt geslagen of een kogel in je nek krijgt (p. 989).
[persoon 4] heeft op 15 december 2010 bij de politie een (derde) verklaring afgelegd (p. 1054) waarin zij onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] bevestigd. [persoon 4] verklaarde dat [slachtoffer 1] tijdelijk bij haar verbleven heeft omdat verdachte [persoon 4] daartoe gedwongen had. [slachtoffer 1] en [persoon 4] moesten elkaar in de gaten houden tijdens hun werk als prostituee. [slachtoffer 1] is door verdachte bij [persoon 4] gebracht omdat [persoon 4] al in de prostitutie zat en dat zou makkelijker voor haar zijn. [persoon 4] verklaarde dat verdachte haar en [slachtoffer 1] de eerste keer dat [slachtoffer 1] zou werken naar Amsterdam gereden heeft, dat zij geld leende aan [slachtoffer 1] voor de huur van de kamer en dat zij beiden die avond gewerkt hadden. [persoon 4] verklaarde dat zij voor het oog van [slachtoffer 1] haar geld aan verdachte moest geven en dat [slachtoffer 1] dit ook moest doen. [slachtoffer 1] was blij dit te doen, omdat ze zo aan hun toekomst kon werken.
Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder "de bewezenverklaring" nader zal worden omschreven.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, wordt met name gesterkt door de gedetailleerde aangifte die op belangrijke punten ondersteund wordt door de verschillende getuigen. De rechtbank acht daarbij, anders dan de raadsman, de derde verklaring van [persoon 4] betrouwbaar en bruikbaar om tot het bewijs te dienen, nu deze verklaring gedetailleerd is en op details past bij de aangifte en overige bewijsmiddelen. Daarnaast heeft [persoon 4] deze verklaring spontaan afgelegd; zelf gaf zij namelijk aan dat zij nog een verklaring af wilde leggen, waarbij ze verklaarde erg getwijfeld te hebben om weer te verklaren omdat ze bang was voor verdachte. Uit het verslag verbatim studioverhoor (p. 1063 ev.) blijkt dat [persoon 4] geëmotioneerd was tijdens het afleggen van deze verklaring. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank geloof hecht aan deze verklaring van [persoon 4].
Anders dan de verdediging heeft gesteld staat het intrekken van deze verklaring door [persoon 4] (onder de omstandigheid dat zij niet ter terechtzitting als getuige is gehoord) niet aan het bezigen van deze verklaring voor het bewijs in de weg, aangezien deze verklaring niet het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen.
Bewijs ten aanzien van feit 2, subsidiair.
Inleiding.
Tussen 29 april 2011 te 13.40 uur en 29 april 2011 te 15.00 uur is in Eindhoven een motor van het merk Honda, type Dylan 150 gestolen2.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden acht de officier van justitie het onder 2, subsidiair ten laste gelegde feit (opzetheling) wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 subsidiair aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 8 mei 2011, omstreeks 00.15 uur wordt door [verbalisant 1] bij een verkeerscontrole een scooter met daarop twee personen, rijdend op het fietspad van [adres 6] te Eindhoven, gezien. In het voorbijrijden ziet [verbalisant 1] dat de scooter niet voorzien is van een kentekenplaat. De bestuurder van de scooter wordt een stopteken gegeven, waarna deze echter de snelheid verhoogt. Na een korte achtervolging en een poging te ontvluchten wordt de bestuurder (verdachte) door [verbalisant 1] aangehouden3.
Technisch onderzoek4 wijst uit dat aan de motor(scooter) Honda Dylan 150 behalve de kentekenplaat - duidelijk zichtbaar5 - ook een kunststof kap aan de voorzijde en het contactslot ontbreken. Door het ontbreken van de kunststofkap kan met de bedrading een doorverbinding gemaakt worden om de motor zonder sleutel te starten. Het contactslot blijkt in zijn geheel te zijn verwijderd.
Onder de inleiding is reeds vermeld dat het om een gestolen motor gaat.
Verdachte heeft verklaard dat de (motor)scooter waarop hij reed niet van hem was, maar van een jongen die hij amper kent, genaamd [naam 6]6. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wellicht had kunnen zien dat de kunststof kap en het contactslot ontbraken, maar dat het die avond al laat was en dat hij wat gedronken had, zodat het hem niet was opgevallen7.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting geeft voor het niet zien van de ontbrekende kunststof kap, het ontbrekende contactslot en derhalve een ontbrekende sleutel om de motor te kunnen starten, acht de rechtbank gelet op de (omschrijving van de) zich in het dossier bevindende foto's van de scooter8 ongeloofwaardig.
Op grond van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de motor een uit misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht derhalve opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 10 april 2009 te Waalre en Eindhoven en Amsterdam en Maasbracht en/of elders in Nederland, een ander te weten [slachtoffer 1], door
- dwang en
- misleiding danwel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en
met één of meerdere van de onder sub 1 van dit artikel genoemde
middelen, te weten dwang en misleiding, dan wel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer 1] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en
met één of meerdere van de onder sub 1 van dit artikel genoemde middelen te weten dwang en misleiding dan wel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie die [slachtoffer 1] heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde,
immers heeft/is hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] verteld dat hij van haar hield en verliefd op haar was en
- voornoemde [slachtoffer 1] ertoe bewogen haar baan op te zeggen en te verhuizen en
- vervolgens in de huisvesting van voornoemde [slachtoffer 1] voorzien door die [slachtoffer 1] onder te brengen bij familie en vrienden en bekenden en
- voornoemde [slachtoffer 1] bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- voornoemde [slachtoffer 1] voorgehouden dat in de prostitutie (in korte tijd) veel geld verdiend kan worden en
- voornoemde slachtoffer 1] voorgehouden dat zij maar voor korte tijd in de prostitutie hoefde te werken en
- voornoemde [slachtoffer 1] diverse werkinstructies gegeven en
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat er (met het door haar verdiende geld) een huis (in België) gebouwd zou worden waarin ze zouden gaan samenwonen en
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat als zij niet zou gaan werken zij dan niet met hem, verdachte, zou gaan samenwonen en dat hij, verdachte, haar niet meer zou willen zien en bij haar weg zou gaan en dat als zij niet wilde werken zij terug zou moeten naar Polen en
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij zelf wel iemand had vermoord en vrienden had die dingen voor hem konden regelen zelfs moorden, althans woorden van vergelijkbare dreigende aard en/of strekking en
- voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, door haar schuld naar de gevangenis zou gaan omdat zij hem niet wilde helpen door te gaan werken en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen (per auto) naar een club/werkplek gebracht en laten brengen en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en
- voornoemde [slachtoffer 1] bewogen een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan,
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] een afhankelijkheidssituatie is ontstaan tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden.
2.
subsidiair:
op 8 mei 2011 te Eindhoven, een motorscooter (merk Honda, type Dylan), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorscooter wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voor de feiten 1 en 2 subsidiair een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
De officier van justitie houdt bij zijn eis rekening met de naar zijn zeggen onwenselijk lange tijd die verstreken is tussen het tijdstip waarop de eerste aangifte is gedaan (23 april 2009) en het tijdstip van de eerste terechtzitting (18 augustus 2011).
De geschorste voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden opgeheven.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
Nu de raadsman tot een integrale vrijspraak concludeert is geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich (o.a.) schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft een kwetsbare, jonge vrouw die net in Nederland was bewogen tot prostitutie en gedurende ruim een jaar voordeel getrokken uit haar werkzaamheden. Verdachte heeft het slachtoffer op slinkse wijze afhankelijk van hem gemaakt en haar vervolgens uitgebuit. Verdachte heeft gehandeld uit puur winstbejag en geen enkele rekening gehouden met de gevolgen voor de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Deze gevolgen blijken mede uit hetgeen het slachtoffer in haar schade-onderbouwingsformulier heeft aangegeven. Nergens heeft verdachte getoond dat hij inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen. Daar waar verdachte heeft willen doen geloven dat het slachtoffer vrijwillig de prostitutie is ingegaan, wijst de rechtbank erop dat het hier om een jonge kwetsbare vrouw ging die zich door verdachte's gedrag in een afhankelijke positie van hem bevond, vele uren werkte en (nagenoeg) alle verdiende gelden aan verdachte afdroeg, en dat er dan geen sprake meer is van "vrijwilligheid".
De rechtbank deelt de visie van de officier van justitie dat de tijd tussen de datum van de eerste aangifte en de eerste zittingsdatum onwenselijk lang is geweest en zal hier bij de op te leggen straf rekening mee houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is en dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf is voor de hier bewezen verklaarde feiten. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf en wel voor de duur van twee (2) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet geen reden voor opheffing van de (geschorste) voorlopige hechtenis, gelet op de inhoud van de bewezenverklaring en de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Nu de raadsman tot een integrale vrijspraak van feit 1 concludeert, bepleit hij dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten:
*immateriële schadevergoeding (post 2) tot een bedrag van € 5.000,= en
*materiële schadevergoeding (post 1) tot een bedrag van € 104.460,= (€ 60.000,= +
€ 44.460,= , gebaseerd op bijlage II bij de vordering onder sub a en sub b - verdiensten uit prostitutie) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk verklaren voor zover deze vordering het bedrag van € 5.000,= en € 104.460,= betreffende de immateriële, respectievelijk de materiële schade te boven gaat, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 273f (oud), 416.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2 primair:
Vrijspraak.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
Mensenhandel
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Opzetheling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 109.460,00 subsidiair 365 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 109.460,= (zegge: honderdnegenduizend en vierhonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.000,= immateriële schadevergoeding (post 2) en een bedrag van € 104.460,= materiële schadevergoeding (post 1).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 109.460,= (zegge: honderdnegenduizend en vierhonderdzestig euro), te weten € 5.000,= immateriële schadevergoeding (post 2) en een bedrag van € 104.460,= materiële schadevergoeding (post 1).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 19 juni 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een pagina uit een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina uit een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Gezamenlijke Recherche, cluster Eindhoven, genummerd BVH 2009064787 / onderzoek 2233100355 - mensenhandelonderzoek "[onderzoeksnaam]" afgesloten d.d. 6 juli 2011.
2 aangifte door [slachtoffer 2] p. 348-349
3 Proces-verbaal van bevindingen p. 220-221
4 Proces-verbaal technisch onderzoek p. 356
5 Proces-verbaal technisch onderzoek p. 358-359
6 Verklaring verdachte p. 351-352, herhaald ter terechtzitting d.d. 5 juni 2013
7 Verklaring verdachte ter zitting d.d. 5 juni 2013
8 Zie voetnoot 5.