ECLI:NL:RBOBR:2014:1001

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
C-01-246011 - HA RK 12-458
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzet tegen beschikking inzake betaling eigen bijdrage rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzet dat was ingediend door een eiser in verzet, wonende te Eindhoven, tegen de burgerlijke maatschap, gevestigd te Best. Het verzet was ingediend naar aanleiding van een beschikking van de voorzieningenrechter van 25 april 2013, waarin het bedrag van de declaratie van de geopposeerde was vastgesteld op € 554,18. De eiser in verzet had op 20 mei 2013 een verzetschrift ingediend, dat behandeld werd op de terechtzitting van 24 september 2013. Tijdens deze zitting heeft de eiser in verzet een pleitnota overgelegd, terwijl de geopposeerde, vertegenwoordigd door [naam 1], verweer heeft gevoerd. Na de zitting heeft de eiser in verzet een wrakingsverzoek ingediend, dat door de rechtbank op 5 december 2013 niet ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gronden voor het verzet niet gegrond zijn. De eiser in verzet heeft een aantal stellingen naar voren gebracht, waaronder een onjuiste feitelijke weergave in de beschikking en het niet accepteren van een voorstel tot matiging van de declaratie. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de stellingen van de eiser in verzet niet op feiten zijn gebaseerd en dat de geopposeerde niet onjuist heeft gehandeld. De rechtbank heeft de gronden van de eiser in verzet als onvoldoende geacht om tot vernietiging van de beschikking te komen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet afgewezen en de aangevallen beschikking bekrachtigd. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.F.M. Strijbos op 6 maart 2014.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/246011 / BP RK 12-458
Beschikking van 6 maart 2014
in de zaak van
[eiser in verzet],
wonende te Eindhoven,
opposante,
tegen
De burgerlijke maatschap [gedaagden in verzet],
gevestigd en kantoorhoudende te Best,
geopposeerde.

1.De procedure

1.1.
Deze beslissing wordt gegeven naar aanleiding van het op 20 mei 2013 door opposante ingediende verzetschrift. Dit verzet is behandeld ter terechtzitting van 24 september 2013. Aldaar is opposante verschenen en heeft zich bediend van een pleitnota, die zich bij de stukken bevindt. Geopposeerde is ter terechtzitting verschenen in de persoon van[naam 1] en heeft verweer gevoerd. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
Na de terechtzitting heeft opposante een wrakingsgeschrift ingediend. Bij beschikking van deze rechtbank van 5 december 2013 is opposante in haar verzoek tot wraking niet ontvankelijk verklaard.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak in de onderhavige zaak bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Geopposeerde heeft in de persoon van[naam 2] rechtsbijstand verleend aan opposante in een geschil dat zij in 2010 had met de gemeente Eindhoven. De Raad voor Rechtsbijstand heeft daarvoor een toevoeging afgegeven en een eigen bijdrage opgelegd van € 750,00. Op 3 februari 2011 heeft opposante aan[naam 2] meegedeeld dat zij de zaak niet wilde voortzetten[naam 2] heeft het dossier uiteindelijk gesloten op 7 april 2011. De toevoeging is gedeclareerd waarbij een vergoeding werd toegekend van € 554,18, waarmee de door opposante verschuldigde eigen bijdrage is verlaagd tot dat bedrag. Omdat opposante niet tot betaling daarvan wenste over te gaan, heeft geopposeerde zich gewend tot de voorzieningenrechter van deze rechtbank en verzocht om een bevelschrift betaling eigen bijdrage ex artikel 38 lid 4 van de Wet op de Rechtsbijstand. Bij beschikking van 25 april 2013 heeft deze het bedrag van de declaratie van geopposeerde in de bedoelde zaak vastgesteld op € 554,18. Met het onderhavige verzetschrift komt opposante tegen laatstgenoemde beslissing op.
2.2.
Het verzet is kennelijk gegrond op een aantal stellingen, die samengevat en in onderling verband bezien, op het volgende neerkomen:
Er staat een foute feitelijke weergave in de beschikking, omdat het onwaar is dat de Deken de klachten tegen de [naam 2] en [naam 1] ongegrond heeft verklaard;
Ten onrechte is aangenomen dat de matiging van de declaratie niet van toepassing is omdat opposante het voorstel niet zou hebben geaccepteerd;
Ten onrechte heeft de Raad van Discipline haar klacht afgewezen;
[naam 1]heeft doelbewust geprobeerd te rechter te misleiden;
Opposante wenst de klacht tegen [gedaagden in verzet] te handhaven.
Ad a:
2.3.
Bij de stukken bevindt zich een brief van de Deken van 30 mei 2012 inzake “de klacht [eiser in verzet] tegen [gedaagden in verzet]”. In die brief heeft de Deken de klachten beide ongegrond verklaard. De stelling van opposante is dus onwaar en kan reeds daarom niet tot vernietiging van de aangevallen beschikking leiden.
Ad b:
2.4.
Bij de stukken bevindt zich een brief van het kantoor van geopposeerde aan opposante waarin het voorstel tot matiging wordt gedaan. Het voorstel is onder de voorwaarden van finale kwijting en acceptatie door opposante vóór 13 januari 2012. Vaststaat dat opposante dat voorstel niet heeft aanvaard, zodat het is vervallen. De stelling faalt.
Ad c:
2.5.
Dat de Raad van Discipline de klacht ten onrechte heeft afgewezen, brengt nog niet mee dat de aangevallen beschikking niet in stand kan blijven, al was het maar omdat die beschikking daarop niet is gebaseerd.
Ad d:
2.6.
Kennelijk betoogt opposante dat[naam 1] niet heeft medegedeeld dat de declaratie was gematigd tot € 554,18 respectievelijk tot € 350,00. Deze stelling berust evenmin op de feiten. Geopposeerde heeft niet anders aan de voorzieningenrechter medegedeeld dan dat de declaratie € 554,18 bedroeg (zij het dat bovendien vergoeding van buitenechtelijke werkzaamheden werd verzocht, welk verzoek door de voorzieningenrechter is afgewezen). Dat de matiging niet meer aan de orde was is reeds bij b. beschreven. Ook in dat opzicht heeft geopposeerde niet misleid.
Ad e:
2.7.
Deze stelling is te vaag om tot vernietiging van de beschikking te kunnen leiden. Het had op de weg van opposante gelegen om thans concreet en gedocumenteerd aan te geven waarom geopposeerde onjuist heeft gedeclareerd. Op zich zelf heeft opposante gelijk wanneer zij betoogt dat het bewijs van een negatief feit moeilijk is en dat de rechter daarmee rekening moet houden, maar dat neemt niet weg dat opposante meer duidelijkheid had kunnen verschaffen waarom het juist zou zijn dat het urenoverzicht (dat zij op zich zelf niet eens betwist) niet op waarheid kan berusten. De opmerking dat zij geen telefoon heeft is in dat opzicht volstrekt onvoldoende. De opmerking dat zij niet behoeft te betalen voor studie-uren van[naam 2], mist relevantie omdat die uren ook niet zijn gedeclareerd, zoals op het uren overzicht duidelijk staat aangegeven.
2.8.
Nu de gronden voor het verzet alle falen, zal het verzet als ongegrond worden aangemerkt en worden afgewezen. De aangevallen beschikking zal voor zoveel nodig worden bekrachtigd.

3.De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzet af;
- bekrachtigt de aangevallen beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2014.