ECLI:NL:RBOBR:2014:1025

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
01/993216-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken met explosieven en diefstal uit geldautomaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere plofkraken op geldautomaten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor zijn rol in twee plofkraken, waarbij explosieven zijn gebruikt om toegang te krijgen tot de geldautomaten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat de overeenkomsten tussen de delicten onvoldoende specifiek waren om het gebruik van schakelbewijs geoorloofd te achten. De rechtbank overwoog dat de modus operandi van de gepleegde delicten niet specifiek genoeg was om de verdachte te verbinden aan alle feiten. De verdachte was betrokken bij plofkraken in [plaats 1], [plaats 2], [plaats 3], [plaats 4] en [plaats 5], waarbij aanzienlijke schade en gevaar voor omwonenden is ontstaan. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, maar niet-ontvankelijk verklaard voor de vorderingen die verband hielden met de vrijgesproken feiten. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder valse sleutels, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/993216-12
Datum uitspraak: 06 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 augustus 2013, 1 november 2013, 24 januari 2014 en 20 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juli 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 februari 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2010 te [plaats 1] tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg
heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat van de [bank 1] te
laten stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor omliggend onroerend goed in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
omwonenden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2010 te [plaats 1] ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk in een
geldautomaat van de [bank 1] een ontploffing teweeg te brengen terwijl daarvan
gemeen gevaar voor omliggend onroerend goed, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te
duchten was, met dat opzet een brandbaar gas in de geld-afgiftesleuf van die
geldautomaat heeft laten stromen en/of ter ontsteking van dat gas
elektriciteitsdraad in die geld-afgiftesleuf heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2010 te [plaats 1] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een geldautomaat van de [bank 1] weg te nemen goederen/geld, geheel of
ten dele toebehorende aan de [bank 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot (de
kluisruimte van) die geldautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen
goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen, die geldautomaat en de zich daarin bevindende camera met verf heeft
bespoten en/of een brandbaar gas in die geldautomaat heeft laten stromen en/of
dit gas vervolgens tot ontsteking heeft gebracht en/of markeringsborden
zodanig tegen het trottoir heeft geplaatst dat die geldautomaat met een auto
geramd kon worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2011 te [plaats 2], gemeente Haaren, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een
ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat
van de [bank 1] te laten stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te
brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor omliggend onroerend goed in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
omwonenden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was;
4.
hij op of omstreeks 18 augustus 2011 te [plaats 2], gemeente Haaren, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een geldautomaat van de [bank 1] weg te nemen
goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan de [bank 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich
daarbij de toegang tot (de kluisruimte van) die geldautomaat te verschaffen
en/of ie/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen, een brandbaar gas in die geldautomaat heeft
laten stromen en dit gas tot ontsteking heeft gebracht en/of (vervolgens) (de
kluisruimte van) die geldautomaat met een auto heeft geramd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te [plaats 5] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg
heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat van de [bank 2]
te laten stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te brengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor omliggend onroerend goed in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden, in
elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was;
6.
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te [plaats 5] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een geldautomaat van de [bank 2] heeft weggenomen een
geldbedrag van 94.800 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de [bank 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) een
brandbaar gas in die geldautomaat laten stromen en dit gas tot ontsteking
gebracht en/of (vervolgens) met een (aan een auto bevestigde) balk de deur van de kluisruimte van die geldautomaat geramd/geforceerd;
7.
hij op of omstreeks 14 december 2012 te [plaats 3] tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg
heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat van de [bank 2]
te laten stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te brengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor omliggend onroerend goed in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden, in
elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was;
8.
hij op of omstreeks 14 december 2012 te [plaats 3] ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een geldautomaat van de [bank 2] weg te nemen goederen/geld,
geheel of ten dele toebehorende aan de [bank 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot (de kluisruimte van) die geldautomaat te verschaffen en/of ie/dat
weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen, een brandbaar gas in die geldautomaat heeft laten stromen en
dit gas tot ontsteking heeft gebracht en/of (vervolgens) (de deur van de
kluisruimte van) die geldautomaat met een auto en/of een (aan een auto
bevestigde) balk heeft geramd/geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te [plaats 4] tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg
heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat van de [bank 3] te laten
stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor omliggend onroerend goed in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
omwonenden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was;
10.
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te [plaats 4] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een geldautomaat van de [bank 3] bank heeft weggenomen een
geldbedrag van ongeveer 77.420 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de [bank 3] bank, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) een
brandbaar gas in die geldautomaat laten stromen en dit gas tot ontsteking
gebracht en/of (vervolgens) (de deur van) de kluisruimte van die geldautomaat
geramd/geforceerd;
11.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot 30 april 2013 in
Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of zijn mededader(s) van (een)
voorwerp(en), namelijk van (een) geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van
ongeveer 94.800 euro (inbraak 17 oktober 2012) en/of een geldbedrag van
ongeveer 77.420 euro (inbraak 25 maart 2013) en/of een of meer ander(e)
voorwerp(en)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verhuld wie rechthebbende(n) op
die/deze voorwerp(en) is/zijn en/of dit/deze voorwerp(en) voorhanden heeft
gehad, terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit inbraak, althans uit enig
misdrijf en/of
heeft/hebben zij, verdachte en/of zijn mededader(s), bovenomschreven
voorwerp(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans
van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij/zij wist(en)
dat bovenomschreven voorwerp9en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig
was/waren uit inbraak, althans uit enig misdrijf;
12.
hij op of omstreeks 30 april 2013 te Amsterdam (een) wapen(s) van categorie
II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.

Algemene overweging over schakelbewijs.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring van feit 1 tot en met 8 mede kan worden gebaseerd op de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring van feit 9 en 10. Het in die zin schakelen van bewijsmiddelen acht de officier van justitie in dit geval geoorloofd. De ten laste gelegde feiten moeten niet los van elkaar, maar in onderlinge samenhang worden bezien.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het schakelen van bewijsmiddelen in dit geval niet mogelijk is. Daartoe heeft de verdediging onder meer gewezen op de onvoldoende specifieke en uitzonderlijke modus operandi, op het verschil in tijd en afstand tussen de gepleegde delicten en op het vaak in wisselende samenstellingen plegen van dit soort ram-/plofkraken. Bovendien kan er maar één van de vijf incidenten zelfstandig, zonder te schakelen, worden bewezen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat een bewezenverklaring op basis van onder meer schakelbewijs niet ongeoorloofd is. Volgens vaste jurisprudentie is het gebruik van bewijsmiddelen die aan de bewezenverklaring van een ander feit ten grondslag liggen, als ondersteunend bewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal betreffende soortgelijke feiten, waarbij de modus operandi en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, duiden op een specifiek gedragspatroon dat op essentiële punten overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij het te bewijzen feit.
De rechtbank stelt vast dat de delicten zijn gepleegd bij geldautomaten in dorpen, in de nachtelijke uren en binnen enkele minuten, met een ramauto en/of vluchtauto, in vier van de vijf gevallen met een gestolen Audi, waarbij men een ontploffing probeerde te veroorzaken door het inbrengen van een explosief gas(mengsel) in de geldautomaat en de toegangsdeur tot de kluisruimte probeerde te forceren met een ramauto en/of een balk. Een dergelijke werkwijze is een gebruikelijke, veel voorkomende modus operandi bij ram-/plofkraken, die niet specifiek in de richting van verdachte wijst. Het in dit geval ruime tijdsverloop tussen de delicten sluit weliswaar het schakelen van bewijsmiddelen niet uit, maar is voor de rechtbank wel reden te meer om behoedzaam te zijn bij het gebruik van schakelbewijs.
Bij alle feiten is er weliswaar een DNA-match met verdachte gevonden, maar dat maakt op zichzelf nog niet het gebruik van schakelbewijs toelaatbaar. Essentiële overeenkomsten in de omstandigheden waaronder de delicten zijn gepleegd, blijken ook onvoldoende uit overige bewijsmiddelen, zoals de eigen verklaring van verdachte, voorwerpen die zijn aangetroffen op de plaats delict en in de woning waar verdachte is aangehouden, signalementen van verdachte, getapte telefoongesprekken en politie-observaties.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomsten tussen de gepleegde delicten onvoldoende dader specifiek zijn om op basis daarvan schakelbewijs geoorloofd te achten. De rechtbank zal dan ook hieronder per ten laste gelegd feit zelfstandig beoordelen of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring te kunnen komen.

Ten aanzien van feit 1-2: [plaats 1]

Inleiding
De [bank 1] regio Schiphol heeft aangifte gedaan van een poging tot diefstal van geld uit een pinautomaat op 15 november 2010 in een winkelcentrum, [adres 1]. Volgens de aangifte hebben de daders geprobeerd door middel van het inspuiten van gas een ontploffing teweeg te brengen om zich zo de toegang te verschaffen tot de geldkluis. In de geldautomaat bevond zich een gasneutralisatiesysteem waardoor de ontploffing kon worden voorkomen.
De politie constateerde ter plaatse dat er voor de geldautomaat een Audi A6 stond. Bij de Audi lagen twee wegmarkeringsborden. Tegen een roldeur naast de kluisdeur stonden twee ‘voeten’, behorend bij de wegmarkeringsborden. De voeten waren met elkaar verbonden met twee wikkels duct tape.
Tien bemonsteringen van de duct tapes zijn voor nader onderzoek ingezonden naar het NFI. In zijn rapport van 5 april 2011 heeft het NFI het volgende gerelateerd.
Van 9 van de 10 bemonsteringen van de duct tapes zijn geen DNA-profielen verkregen. Wel is van een bemonstering van de bovenste wikkel van de betonnen voet door middel van een LCN-DNA analyse een DNA-mengprofiel verkregen, waarin de DNA kenmerken reproduceerbaar aanwezig zijn van minimaal twee personen, waarvan minimaal één man. Dit mengprofiel voldoet niet aan de criteria voor opname in de DNA-databank. Een combinatie van DNA-kenmerken van dit mengprofiel is eenmalig vergeleken met DNA-profielen in de DNA-databank. Dit leverde een match op met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met voornoemde combinatie van DNA-kenmerken uit het mengprofiel is ongeveer 1 op 330.000.
Het standpunt van de officier van justitie.
De DNA-match is volgens de officier van justitie zeer relevant. De tape is aangetroffen op de betonnen voeten. Omdat tape niet herbruikbaar is, moet ervan worden uitgegaan dat degene wiens DNA op de tape zit, dit stuk tape heeft vastgepakt om het aan de betonnen voet te binden. Mede in samenhang met de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 9 en 10 acht de officier van justitie feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De DNA-match wijst niet onderscheidend in de richting van verdachte. Het gaat om DNA-kenmerken van minimaal twee personen en de berekende frequentie van de DNA-kenmerken is slechts 1:330.000. Bovendien is het DNA aangetroffen op een alledaags, klein en gemakkelijk te verplaatsen voorwerp. Het wijst daarom niet dwingend in de richting van verdachte als de dader. In dit geval kan ook schakelbewijs in samenhang met feit 9 en 10 niet leiden tot een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat naar haar oordeel de DNA-match slechts beperkte bewijswaarde heeft, gezien de constatering van het NFI dat het gaat om een mengprofiel en gezien de berekende frequentie van DNA-kenmerken van het mengprofiel. Voorts constateert de rechtbank dat de duct tape verplaatsbaar materiaal is. Uit het strafdossier blijkt ook niet dat het DNA-spoor zich op een zodanige plaats op de duct tape bevond, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de tape op de plaats delict heeft gebruikt. Hoewel het DNA-spoor een sterke aanwijzing is voor de betrokkenheid van verdachte bij deze poging tot een profkraak, stelt dit bewijsmiddel op zichzelf beschouwd dan ook niet buiten redelijke twijfel, dat het verdachte is geweest die dit feit heeft begaan.
Nu ook verder steunbewijs ontbreekt voor aanwezigheid van verdachte op de plaats delict, acht de rechtbank het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.

Ten aanzien van feit 3-4: [plaats 2]

Inleiding
Namens de [bank 1] is aangifte gedaan van een poging tot diefstal van geld uit een pinautomaat van de bank aan het [adres 2] op 18 augustus 2011. De politie heeft ter plaatse geconstateerd dat er voor de toegangsdeur tot de kluisruimte een Audi personenauto stond. De voorzijde van de Audi was beschadigd. Diverse omwonenden hebben in de bewuste nacht een knal of klap gehoord en daarna een auto hard en met piepende banden horen wegrijden.
In de Audi heeft de politie naast de bestuurderszitting een bivakmuts aangetroffen en veilig gesteld. De muts had twee ooggaten en een gat op mondhoogte. Op de bivakmuts zijn haren aangetroffen en veilig gesteld als AABP0581NL #01 tot en met #17. Aan de binnenzijde van de bivakmuts is celmateriaal bemonsterd en veilig gesteld als AADI0868NL#01. Onder het mondgat van de bivakmuts is een bloedspoor aangetroffen en veilig gesteld als AADI0868#02.
Naast de Audi heeft de politie twee installatiedraden aangetroffen. Een van de uiteinden van de draden was met tape verbonden aan een metalen pijp, die in de gelduitgiftesleuf van de pinautomaat stak. In het contactslot van de Audi stak een zogeheten plaksleutel. Naast de pinautomaat lag nog een lege sporttas.
In de sporttas zat een vuilniszak, waarop twee dactyloscopische sporen zijn veilig gesteld. Eén van beide vingerafdrukken matcht met het vingerafdrukkenblad ten name van[naam 1]. Het tweede dactyloscopische spoor kon niet worden geïdentificeerd.
In zijn rapporten van 8 maart 2012 en 2 april 2013 heeft het NFI het volgende gerelateerd.
De elektradraden, de metalen pijp en de plaksleutel zijn bemonsterd en onderzocht op bloedsporen. Hierbij is geen bloed aangetroffen. Onderzoek naar andere biologische en dactyloscopische sporen op deze voorwerpen heeft niet plaatsgevonden.
Van het DNA in de bemonsteringen AADI0868#01 en #02 van de bivakmuts en van de haarsporen AABP0581NL#01 en #09 zijn DNA-profielen verkregen. Van het overige aan DNA-onderzoek onderworpen sporenmateriaal zijn geen of geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikte DNA-profielen verkregen.
Van het haarspoor AABP0581NL#01 aan de buitenzijde van de bivakmuts is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een onbekend gebleven man, wiens DNA-profiel niet voorkomt in de DNA-bank. Van het haarspoor AABP0581#09 is een onvolledig DNA-profiel verkregen. Dit onvolledig profiel matcht met het in de DNA-databank opgenomen DNA-profiel (in profielcluster 2041) van verdachte. Van de beide bemonsteringen van de bivakmuts is voorts een DNA-profiel verkregen dat eveneens matcht met het in de DNA-databank opgenomen DNA-profiel van verdachte. De berekende frequentie van de drie met verdachte matchende profielen hebben een berekende frequentie van kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot een ram-/plofkraak baseert de officier van justitie op de aangifte van de bank, de getuigenverklaringen en de met verdachte matchende DNA-sporen, in samenhang met de bewijsmiddelen betreffende het onder feit 9 en 10 ten laste gelegde delict. Voorts heeft de officier van justitie er nog op gewezen dat in de woning waarin verdachte op 30 april 2013 is aangehouden, zogenaamde HU66 sleutels zijn aangetroffen. Deze sleutels worden gebruikt voor het samenstellen van een zelfde soort plaksleutel als in de Audi is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De DNA-sporen wijzen niet anders of meer richting verdachte dan dat ze wijzen naar [medeverdachte] en de onbekende persoon waarvan een DNA-profiel op een haarspoor is verkregen. Bovendien zijn de met verdachte matchende DNA-profielen op de bivakmuts niet dwingend redengevend voor zijn daderschap. Het is a-typisch dat een bivakmuts van de dader wordt aangetroffen in de ramauto, terwijl de dader de plaats van het delict verlaat in een vluchtauto. Bovendien is het spoor aangetroffen op een alledaags, klein en gemakkelijk verplaatsbaar voorwerp. Het bij verdachte aantreffen van de HU66-sleutels kan niet aan het bewijs bijdragen, gezien het tijdsverloop tussen datum van het delict en datum van aanhouding. Gebruik van schakelbewijs is in dit geval niet mogelijk.
Het oordeel van de rechtbank
Wanneer vaststaat dat een delict is gepleegd waarbij de dader een bivakmuts droeg en vervolgens een bivakmuts in de buurt van de plaats van het delict (in dit geval in de ramauto) wordt aangetroffen, vormt dit op zichzelf genomen een sterke aanwijzing dat degene wiens DNA-materiaal op die bivakmuts is aangetroffen, ook degene is die daadwerkelijk betrokken is geweest bij het plegen van dit delict. Die aanwezigheid van DNA-materiaal levert echter nog geen sluitend bewijs op.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden die van de plofkraak zijn gemaakt vanaf de bovenzijde van de geldautomaat, het hoofd te zien is van een persoon met een bivakmuts op. De in de Audi aangetroffen bivakmuts heeft, behalve dat deze zwart gekleurd is, de stof van gebreid materiaal is en voorzien is van twee ooggaten en één mondgat, niet zodanig specifieke kenmerken, dat daaruit kan worden opgemaakt dat de bivakmuts in de Audi dezelfde is als de muts op de camerabeelden. Dat de (mede)dader na de mislukte plofkraak eerst de bivakmuts in de ramauto heeft teruggelegd en daarna met de vluchtauto is weggereden, acht de rechtbank ook niet een direct voor de hand liggend scenario.
Gelet op het ontbreken van ander sporenmateriaal, het aangetroffen haarspoor van een ander persoon en de plaats van het aantreffen van de bivakmuts, kan naar het oordeel van de rechtbank niet reeds uit het op de bivakmuts aangetroffen DNA-profiel van verdachte buiten redelijke twijfel worden geconcludeerd, dat hij (mede)dader is geweest van deze ram-/plofkraak.
Ten aanzien van bij verdachte aangetroffen HU66-sleutels overweegt de rechtbank nog het volgende. De sleutels zijn aangetroffen in de woning waar verdachte werd aangehouden. Twee van de drie sleutels lagen in een keukenla in een heuptasje, waarin identiteitspapieren van verdachte zaten. Zowel het heuptasje als verdachte zelf waren drijfnat. Onder deze omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat de HU66-sleutels van verdachte waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan het aantreffen van deze sleutels echter niet dienen als steunbewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde. Met de verdediging acht de rechtbank daartoe het tijdsverloop tussen de datum van het delict (18 augustus 2011) en datum van aanhouding van verdachte (30 april 2013) te groot.
Ook overigens is er onvoldoende (steun)bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde.

Ten aanzien van feit 7-8:[plaats 3]

Inleiding.
Namens de[bank 2] is aangifte gedaan van een poging tot diefstal van geld uit een pinautomaat op 14 december 2012 in [plaats 3]. Het betreft de geldautomaat gelegen aan het [adres 3]. De geldautomaat en het gebouw waarin de geldautomaat is ingebouwd, zijn zwaar beschadigd geraakt. De politie heeft geconstateerd dat de geldautomaat was vernield en dat de brokstukken van de automaat in een ruime straal over de straat verspreid lagen.
De deur gelegen naast de geldautomaat, die toegang biedt tot de ruimte waarin de geldautomaat zich bevindt, stond open. Op de parkeerplaats direct vóór de geldautomaat lag een voorgevelplaat. Onder deze gevelplaat was een twee-aderig elektriciteitssnoer zichtbaar. Aan het uiteinde van dit snoer zat een roze apparaat, waaraan met tape het snoer was vastgemaakt. Bij nader onderzoek bleek dat dat apparaat een stroomstootwapen was. Aan het stroomstootwapen zat ongeveer 8 meter snoer. Aan het uiteinde van dit snoer zat een metalen buis. In de buis was het uiteinde van het twee-aderig snoer zichtbaar. Via het stroomstootwapen kon op afstand aan het uiteinde van de metalen buis via het twee-aderig snoer een vlamboog worden gecreëerd. Rechts naast de deur lag een zwarte tas met hengsels. Er zijn twee stukken van overtuiging naar het NFI ingestuurd: een elektrische ontsteker, inclusief tape en snoer (SIN-nummer AAEX2224NL) en een zwarte tas (SIN-nummer AAEX2333NL), omschreven als “een grote reistas”.
In het NFI-rapport van 30 januari 2013 is het volgende gerelateerd.
Van zowel het apparaat met snoer als de tas waren 4 bemonsteringen naar het NFI ingezonden. Van de bemonstering van de runner van de rits van de tas en van alle vier bemonsteringen van het apparaat/snoer is geen DNA-profiel verkregen.
Van de drie bemonsteringen van de hengsels van de tas zijn DNA-mengprofielen van minimaal drie personen verkregen. Van twee van de drie bemonsteringen is de frequentie of matchkans niet berekend. Van één van de drie bemonsteringen is dat wel gebeurd (AAEX2333NL#02). Van het afgeleide DNA-hoofdprofiel van deze bemonstering is de berekende frequentie kleiner dan één op één miljard, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit DNA-hoofdprofiel matcht met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 2041 in de DNA-databank. Het DNA-profiel van verdachte maakt deel uit van dit DNA-profielcluster.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder feit 7 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot ram/plofkraak baseert de officier van justitie op de aangifte van de bank, de getuigen, onder wie getuige [getuige 1], die een harde klap hoort midden in de nacht, een auto voor de pinautomaat ziet staan en drie personen uit de auto ziet stappen die op en neer naar de pinautomaat rennen en op de met verdachte matchende DNA-sporen op de aangetroffen tas. Deze bewijsmiddelen dienen in samenhang te worden bezien met de bewijsmiddelen betreffende het onder 9 en 10 ten laste gelegde delict. Voorst heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat in de zaak [plaats 4] (feit 9 en 10) ook sprake is van een soortgelijke tas. De verklaring van verdachte ter zitting, inhoudende dat hij een dergelijke tas wel eens tijdens een sportavond voor iemand heeft gedragen, acht de officier van justitie, gelet op het late tijdstip dat verdachte met deze verklaring komt, niet geloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken voor feit 7 en 8. Op de aangetroffen en bemonsterde tas zijn van de drie bemonsteringen van de hengsels van de tas DNA-mengprofielen van minimaal drie personen verkregen. Alleen verdachte is door het NFI geduid, de overige DNA-mengprofielen zijn niet geduid. Dit met verdachte matchende
DNA-profiel op de hengsels van de tas is niet dwingend redengevend voor zijn daderschap. Het spoor is aangetroffen op een alledaags en gemakkelijk verplaatsbaar voorwerp. Voorts heeft verdachte ter zitting een plausibele verklaring gegeven voor het feit dat zijn DNA-profiel op de tas zit. Het gebruik van schakelbewijs is in dit geval niet mogelijk.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de bemonsterde tas is aangetroffen rechts naast de deur van de geldautomaat. Van de drie bemonsteringen van de hengsels van de tas zijn DNA-mengprofielen van minimaal drie personen verkregen. Van twee van de drie bemonsteringen is de frequentie of matchkans niet berekend. De bemonstering waarbij dat wel gebeurd is, matcht met het DNA-profielcluster van verdachte. De rechtbank constateert dat een dergelijke (sport)tas een gemakkelijk verplaatsbaar en veel voorkomend voorwerp is. Verdachte heeft ter zitting een verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de tas. Hoewel het DNA-spoor een sterke aanwijzing is voor de betrokkenheid van verdachte bij deze poging tot een ram/plofkraak, stelt dit bewijsmiddel op zichzelf beschouwd niet buiten redelijke twijfel, dat het verdachte is geweest die deze feiten heeft begaan. Nu ook verder steunbewijs ontbreekt voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict, acht de rechtbank het onder feit 7 en 8 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 7 en 8 ten laste gelegde.

Ten aanzien van feit 11 en feit 12:

De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat hetgeen onder feit 11 en feit 12 aan verdachte ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs.
Ten aanzien van feit 5-6: [plaats 5] [1]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat met name gelet op de aangifte van de [bank 2], het onderzoek op de plaats delict en het in de geldautomaat aangetroffen horloge, waarvan het bandje aan één kant was afgescheurd, met daarop het DNA-profiel van verdachte, het onder feit 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigd bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor handen is, om tot een bewezenverklaring te komen, zodat vrijspraak dient te volgen. Subsidiair is de raadsman van mening dat een DNA-spoor van verdachte op het horloge verdachte nog niet tot pleger van een plofkraak maakt. Het aangetroffen spoor is
geen specifiek daderspoor.
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd, dat nu uit het dossier volgt dat een wettelijk vereist sluitzegel op de verpakking van het horloge heeft ontbroken en, gerelateerd hieraan, uit het dossier verder onduidelijk blijft wat de identiteit is van het onderzochte celmateriaal AADL0090NL#01 en AADL0090NL#02, er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, welk verzuim met bewijsuitsluiting dient te worden gesanctioneerd.
Het oordeel van de rechtbank
Eerst zal de rechtbank ingaan op het gevoerde verweer inzake het DNA-onderzoek van het horloge. De rechtbank stelt de volgende gang van zaken vast met betrekking tot het onderzochte horloge. [2]
De politie heeft in de vernielde geldautomaat een horloge aangetroffen, dat van een horlogebandje was voorzien en dat aan één zijde losgescheurd was van de bevestiging. Dit in beslag genomen horloge kreeg van de politie het SIN-nummer AADL0090NL. Van dit horloge werden door de politie twee DNA-bemonsteringen genomen, één vanaf de binnenzijde van het horlogebandje (welke bemonstering SIN-nummer AADK1526NL kreeg) en één vanaf de achterplaat (welke bemonstering SIN-nummer AADK1888NL kreeg).
Blijkens het NFI-rapport van 22 oktober 2012 werden van laatstgenoemde bemonsteringen (derhalve met de SIN-nummers: AADK1526NL en AADK1888NL en waarbij het NFI tevens verwijst naar het in beslaggenomen horloge met SIN-nummer AADL0090NL) geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikte DNA-profielen verkregen. Uit hetzelfde rapport volgt echter ook dat het NFI het horloge AADL0090NL zelf heeft onderzocht. Het rapport vermeldt daarover het volgende:
“De verpakking van het horloge AADL0090NL is niet afgesloten met een wettelijk vereist sluitzegel. Op 17 oktober is door officier van justitie [officier van justitie]van het Landelijk Parket schriftelijk verzocht om het onderzoek aan het aangeleverde onderzoeksmateriaal – ondanks het ontbreken van een sluitzegel – uit te voeren.”
Het rapport vermeldt voorts dat er een bemonstering is gedaan aan de achterplaat van het uurwerk van het horloge (AADL0090NL#2) en een bemonstering van de binnenzijde van de horlogeband van het horloge (AADL0090NL#01). Over laatstgenoemde bemonstering relateert het NFI dat een onvolledig DNA-profiel is aangetroffen dat met het DNA-profiel van verdachte matcht. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat de verpakking van het horloge AADL0090NL niet was afgesloten met een wettelijke vereist sluitzegel. Het ontbreken van een sluitzegel is in strijd met artikel 5 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken ), waarin is bepaald dat de verpakking van een in beslag genomen voorwerp waarop mogelijkerwijs celmateriaal aanwezig is, wordt voorzien van een identiteitszegel en voorts dat de opsporingsambtenaar ervoor zorgt dat het voorwerp zo spoedig mogelijk in een verpakking die hij heeft voorzien van een sluitzegel bij het NFI wordt bezorgd. Het DNA-besluit zelf verbindt aan het ontbreken van een sluitzegel geen rechtsgevolgen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert niet-naleving van voormelde regels een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Naar het oordeel leidt in het onderhavige geval het verzuim evenwel niet tot bewijsuitsluiting van het rapport van het NFI d.d. 22 oktober 2012. De rechtbank overweegt daartoe dat het geschonden voorschrift uit het Besluit DNA-onderzoek ertoe strekt te voorkomen dat onzekerheid rijst omtrent de identiteit van het onderzochte celmateriaal. In de onderhavige strafzaak blijkt uit het identiteitszegel dat wel op het ingestuurde horloge zat en uit de beschrijving van de plekken op het horloge waarop het DNA-onderzoek door het NFI is verricht, dat er volstrekte duidelijkheid bestaat omtrent de identiteit van het onderzochte celmateriaal. Overigens is gesteld noch gebleken dat er een kans op contaminatie van het onderzoeksmateriaal is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt de enkele omstandigheid dat het sluitzegel ontbreekt, er derhalve niet toe dat het door het NFI opgemaakte onderzoeksrapport onbruikbaar is voor het bewijs. Met de enkele vaststelling dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim kan worden volstaan.
Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of kan worden gekomen tot bewezenverklaring van het onder feit 5 en 6 ten laste gelegde. Daartoe neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Op 18 oktober 2012 heeft [naam 2] namens de[bank 2] Bank te [plaats 5] aangifte gedaan van het feit dat er op woensdag 17 oktober 2012 omstreeks 2.50 uur een ram- en plofkraak heeft plaatsgevonden op de geldautomaat (GEA) van de[bank 2] bank gelegen aan het [adres 8][adres 4]. Hij kreeg via de meldkamer om 2.50 uur een melding en beveiligingsbedrijf [bedrijf 1] is direct ter plaatse gegaan. Door collega’s van [bedrijf 1] werd direct gezien dat er een geldcassette op de grond lag. (eindpv, map 10, p. 3060 en 3061).
Op 24 januari 2013 heeft [naam 3] in aanvulling op de aangifte van de [bank 2] gesteld dat een bedrag van € 94.800,- was ontvreemd uit de kluis. De schade welke volgens de [bank 2] is toegebracht, betreft vervanging van de geldautomaat, te weten een bedrag van € 15.000,- en ontmanteling, te weten een bedrag van € 10.000,-.
(eindpv, map 10, aanvullende aangifte, p. 3108).
Getuige [getuige 2], [adres 4], heeft verklaard dat zij op 17 oktober 201 met haar man in bed lag en omstreeks 2.50 uur een knal hoorde. Onder haar woning bevindt zich de[bank 2] pinautomaat. Ze hoorde onder haar raam een man praten die korte krachtige commando’s gaf: “Sneller, sneller”. De man riep dit in de Nederlandse taal. Een voertuig reed onder de overkapping weg tussen de boom en invalidenparkeerplaats. Het betrof een donkere Audi A4 station of A3 Sportback, kenteken [kenteken 1]. (eindpv, map 10, p. 3062).
In het proces-verbaal sporenonderzoek is het volgende geverbaliseerd over de plaats delict (eindpv, map 10, p. 3067-3070, foto’s p. 3072-3079).
Gezien vanaf de rotonde[adres 4] bevond zich aan de linkerzijde van het[adres 4] een flatgebouw van vijf verdiepingen. Tussen de doorgaande weg[adres 4] en de pinautomaat (hierna: GEA) bevonden zich gezien vanaf de openbare weg: bomen met een kleine groenstrook, bestrate parkeervakken, een voetgangersgebied en een klein trottoir dat gedeeltelijk overkapt was door de bovengelegen woningen. Nader onderzoek op 19 juni 2013 wijst uit dat de geldautomaat zich op de begane grond bevond tussen kantoor- en winkelpanden en dat daarboven zich nog twee verdiepingen bevonden met daarin vier blokken met woningen (eindpv, map 10, p. 3109). De GEA was geplaatst tussen twee kantoorpanden. Rechts van de GEA bevond zich een deur welke toegang gaf tot de ruimte waarin de pinautomaat was geplaatst. Delen van de pinautomaat lagen tot op een afstand van ca. 15 meter vanaf de pinautomaat. Het betrof stukken glas, metaal en kunststof.
De voorzijde van de pinautomaat was beschadigd ter hoogte van het scherm en het toetsengedeelte. In de pinautomaat stak een aluminiumbuis met lengte van 57,5 cm, was hol en had een doorsnede van 8,1 mm. Deze buis was vermoedelijk gebruikt om via de buis gas in de pinautomaat te doen stromen. Delen van de buis ontbraken en lagen op het wegdek. De deur rechts van de pinautomaat, welke toegang gaf tot de ruimte achter de pinautomaat was geforceerd. In de sluitnaad was een afdruk van een breekvoorwerp zichtbaar, mogelijk een schroevendraaier. De scharnieren van de deur waren afgebroken en de deur stond los achter de deuropening. Het was nu mogelijk de ruimte achter de pinautomaat te betreden. Op de vloer van deze ruimte lagen bankbiljetten van 50 euro. De kluisdeur van de pinautomaat bleek los van de kluis achter tegen de muur te liggen. De metalen scharnieren waren van de kluisdeur afgescheurd, kennelijk als gevolg van een ontploffing dan wel explosie. Verbalisanten zagen dat er geldcassettes ontbraken uit de pinautomaat. In de GEA lag op de vloer (de rechtbank leest: vastzittend tussen een geldlade (eindpv, map 1, p. 25)) een horloge met bandje, welke aan een zijde losgescheurd was van de bevestiging, merk horloge Mont Blanc, donkerblauwe wijzerplaat met koperkleurige cijfers en zwart lederen bandje. Vermoedelijk heeft men gas in de pinautomaat laten stromen waarna dit gas werd ontstoken. Daardoor ontstond een explosie waarbij de kluis van de pinautomaat werd vernield. De toegangsdeur van de pinautomaat werd verbroken door deze in de drukken met een auto met behulp van een houten paal. Tevens werd hierbij mogelijk een schroevendraaier gebruikt. Hierdoor verkreeg men toegang tot het geld van de pinautomaat. Door de explosie ontstond gemeen gevaar voor goederen en personen.
Op de plaats van het delict is onder meer de volgende bemonstering gedaan:
Het in de kluisruimte aangetroffen horloge kreeg SIN nummer AADL0090NL (eindpv, map 10, p. 3070).
Het rapport van het NFI d.d. 22 oktober 2012 vermeldt dat er een bemonstering is gedaan aan de achterplaat van het uurwerk van het horloge (AADL0090NL#2) en een bemonstering van de binnenzijde van de horlogeband van het horloge (AADL0090NL#01). Van laatstgenoemde bemonstering stelt het NFI vast dat een onvolledig DNA-profiel is aangetroffen dat met het DNA-profiel van verdachte matcht. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard (eindpv, map 10, NFI-rapport d.d. 22 oktober 2012, p. 3080 en p. 3081).
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het celmateriaal in de bemonstering met SIN-nummer AADL0090NL#01, welk celmateriaal matcht met het DNA-profiel van verdachte, is aangetroffen op een horlogebandje van een Mont Blanc horloge, dat aan één zijde was afgescheurd en vastzat tussen een geldla op de vloer van de kluisruimte van de GEA. Voorts stelt de rechtbank vast, dat gelet op de plek waar het bemonsterde horloge(bandje) is aangetroffen en de hoedanigheid waarin het is aangetroffen, te weten aan één zijde afgescheurd, het genoegzaam vaststaat dat degene die op dat moment het betreffende horloge droeg, één van de daders van de plofkraak in [plaats 5] is geweest.
Verdachte heeft zijn ter zitting afgelegde verklaring, inhoudende dat hij veel spullen, waaronder ook mogelijk dit betreffende Mont Blanc horloge, wel vaker aan vrienden en kennissen uitleent, op geen enkele wijze onderbouwd door bijvoorbeeld namen te noemen van die vrienden/kennissen. Voorts is in de bemonstering van dit horlogebandje door het NFI géén DNA-materiaal van een ander persoon aangetroffen, zodat ook hier geen ondersteuning voor verdachtes verklaring te vinden is. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het celmateriaal van verdachte op het horlogebandje is in theorie denkbaar, maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande buiten gerede twijfel vast dat het verdachte is geweest die als (mede)dader bij de plofkraak in [plaats 5] betrokken is geweest.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het -kort gezegd- in eendaadse samenloop medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en diefstal door twee of meer verenigde personen met braak en verbreking.

Ten aanzien van feit 9-10: [plaats 4]

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat met name gelet op de aangifte van de [bank 3] bank,
het onderzoek op de plaats delict en het bloedspoor dat is aangetroffen op een metalen plaatje in de kluis van de automaat en waarvan het NFI zegt dat dit DNA-spoor verdachte toebehoort, het onder feit 9 en 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht voor haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op maandag 25 maart 2013 heeft een plofkraak plaatsgevonden op een geldautomaat (GEA) van de [bank 3] aan het [adres 5] te [plaats 4].
Op 10 april 2013 werd door [naam 4] namens [bank 3] hiervan aangifte gedaan. Op 25 maart 2013 omstreeks 5.19 uur ontving het Alarm en Communicatie Centrum van [bank 3] een inbraakmelding. Hierop werd de politie en het beveiligingsbedrijf in kennis gesteld. Ter plaatse bleek dat de geldautomaat, de ruimte waar deze stond en de toegangsdeuren naar deze ruimte zwaar beschadigd waren als gevolg van een ontploffing en verbreking. De toegangsdeuren van de GEA waren opengebroken. Precies voor deze locatie stonden gasflessen waarmee de ontploffing tot stand was gebracht. De kluisdeur bleek als gevolg van deze ontploffing totaal weggeslagen te zijn, waardoor de daders toegang hebben gekregen tot het aanwezige geld. De daders hebben een bedrag van € 77.420,- uit de genoemde automaat weggenomen (te weten 749 biljetten van €10,-, 839 biljetten van € 20,- en 1063 biljetten van €50,-). Door genoemd incident werd de geldautomaat totaal vernield. De schade die [bank 3] hierdoor heeft geleden bedraagt € 32.902,-.Totaal derhalve 110.322,- (eindpv, map 12, aangifte [bank 3], p. 3377 en 3378).
Getuige [getuige 3], wonende[adres 6] te [plaats 4], heeft op 29 maart 2013 verklaard dat hij een harde klap hoorde en vervolgens twee mannen, in donker gekleed, weg zag rennen in de richting van een grijze Audi TT met gele kentekenplaten. Deze personen hadden allebei een grote zwarte soort voetbalachtige tas bij zich. Beide personen stapten aan een andere zijde in. De sporttassen hebben ze beiden in de auto gedaan, waar ze ook instapten. Het was een nieuw model Audi. De auto is met piepende banden weggereden. (eindpv, map 12, p.3380-3382).
Getuige [getuige 4], wonende [adres 7] te [plaats 4], heeft op 26 maart 2013 verklaard dat hij op 25 maart 2013 omstreeks 5.10 uur eerst een kleine klap en vervolgens een hardere klap hoorde. Getuige zag vanuit zijn slaapkamerraam een zilvergrijze Audi TT, met de achterkant in de richting van de pinautomaat staan. Getuige zag twee personen lopen, donker gekleed. De personen riepen iets naar elkaar, het waren duidelijk mannenstemmen. De mannen renden heen en weer tussen de auto en pinautomaat. Vervolgens hoorde de getuige een auto wegrijden met hoge snelheid (eindpv, map 12, p. 3402 en 3403).
Op 9 mei 2013 zijn de camerabeelden van het winkelcentrum [winkelcentrum] te [plaats 4] van 25 maart 2013 bekeken. Op de beelden is om 5.17.21 uur te zien dat een lichtkleurige personenauto achteruit aan komt rijden en recht voor de camera stopt. Het betreft een Audi TT.
5.17.32. Een persoon stapt uit aan de bestuurderszijde en rent achter de auto langs in de richting van de camera. Deze persoon draagt een donkerkleurige broek met een lichte streep op de zijkant. Verder een donkerkleurige jas en hoofd bedekkende kledingstukken.
5.17.35. In de linkeronderhoek is een lichtflits te zien.
5.19.27. Een persoon komt even in beeld, deze persoon draagt hoofd bedekkende kleding en een jas met 2 lichtkleurige horizontale strepen op de borst.
5.19.40. De persoon met de gestreepte jas komt weer in beeld en rent naar het portier aan de bijrijderszijde.
5.19.45. De persoon met de gestreepte broek komt in beeld en rent naar het portier aan de bestuurderszijde.
5.19.51 beide personen stappen in en de auto rijdt daarna snel weg.
(eindpv, map 12, p. 3424 en foto’s p. 3426-3429).
In het proces-verbaal sporenonderzoek is het volgende geverbaliseerd over de plaats delict. (eindpv, map 12, p. 3461-3468 en foto’s p. 3470-3511). Op het [adres 5] te [plaats 4], gemeente Haarlemmermeer, bevond zich een geldautomaat in gebruik bij de [bank 3]. De kluisruimte was gesitueerd in een aanbouw behorende bij een appartementencomplex bestaande uit vijf verdiepingen. In genoemd pand was tevens gevestigd de winkel [winkel 1]. De geldautomaat bevond zich in een muur aan de kopse kant van het pand. Voor de geldautomaat bevond zich een plein, alwaar zich op diverse plaatsen metalen hekwerken bevonden, om rijwielen tegen aan te plaatsen. Een voetgangerspad gaf toegang tot verschillende winkelpanden. Aan de rechterkant van de geldautomaat bevond zich een toegangsdeur naar een hal. Vanuit deze gang was via een tweede deur, welke was voorzien van een ruit, de kluisruimte bereikbaar. Beide deuren werden afgesloten door kleefmagneten, welke van binnenuit door middel van een drukknop en van buiten middels het aanbieden van een pas ontgrendeld konden worden. De wanden en het plafond van voornoemde hal waren aan de binnenzijde voorzien van gipsplaten; de wanden en het plafond van de kluisruimte van metalen beplating. Gezien vanuit de tweede deur bevond zich tegen de linkerwand de kluis van de geldautomaat, alwaar zich geldcassettes bevonden. Boven de kluis was de gelduitgifteautomaat gesitueerd. Naast de kluis van de geldautomaat bevond zich een tweede losse kluis. Verbalisanten zagen dat de wanden van voornoemde kluisruimte ontzet waren en dat er, kennelijk door een gasexplosie, een doorgang tussen de zij- en voorgevel was ontstaan, waardoor de kluisruimte van buitenaf te betreden was. De gehele geldautomaat was vernield. Onderdelen werden op voornoemd plein aangetroffen.
Binnen in de kluisruimte troffen verbalisanten in de hal diverse vernielde gipsplaten aan. De deur die toegang gaf tot de kluisruimte was niet slotvast afgesloten. De rechterwand van de kluis, alwaar de geldcassettes zich in bevonden, was losgeraakt. In de kluis bevond zich een vijftal geldcassettes, waarvan in een drietal nog enkele bankbiljetten zaten. Aan de buiten- en binnenzijde van de bovenste geldcassette hebben verbalisanten de volgende bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld en voorzien van de volgende SIN-nummers: AAEQ4366NL: Bloedspoor A, AAEQ4367NL: Bloedspoor B, AAEQ4368NL: Bloedspoor C.
Op de vloer in de kluisruimte zagen verbalisanten een tweetal metalen platen liggen, de behuizing van de gelduitgifteautomaat ontbrak deels. Aan de binnenzijde van een van voornoemde metalen platen hebben verbalisanten een bloedspoor aangetroffen. (SIN-nummer AAWQ4369NL).
Naast metalen platen, troffen verbalisanten op de vloer een zogenoemde dodehoekspiegel, bankbiljetten en delen van geldcassettes aan. Onder enkele bankbiljetten lag een zwart kunststof plaatje. Op de buitenzijde, hebben verbalisanten bloed aangetroffen: SIN-nummer AAFV4271NL. (eindpv, map 12, p. 3463).
De ontstekingsbron bestond zeer waarschijnlijk uit een BMW sleutelhanger met vonkontsteker, waaraan middels grijs tape een wit elektriciteitssnoer was bevestigd.
Gelet op de volgorde van inbraakmeldingen, het aangetroffen schadebeeld, het aantreffen van de set gasflessen en vermoedelijke ontstekingsbron, het aantreffen van een houten balk, het aantreffen van een beschadiging op de buitenzijde toegangsdeur, het aantreffen van een schoenzoolprofiel op de dodehoekspiegel en het aantreffen van bloed in de geldcassettes en op de binnenzijde van een metalen plaat kan gesteld worden dat een zogenoemde plofkraak heeft plaatsgevonden op de geldautomaat. Hierbij werd zeer waarschijnlijk een ontstekingsbron en een mengsel van zuurstof en acetyleengas in de geldautomaat gebracht, waardoor middels een gasexplosie een drukopbouw werd veroorzaakt en de kluisruimte, de gelduitgifteautomaat en de kluis, alwaar zich de geldcassettes bevonden, vernield werden. Na de gasexplosie werd de kluisruimte betreden, zeer waarschijnlijk open geramd met de aangetroffen houten balk. Binnen werd door de dader(s) bloed achtergelaten op onderdelen afkomstig uit de vernielde kluis en van de vernielde gelduitgifteautomaat.
Acetyleen betreft een gas dat met zuurstof vrijwel altijd een explosief mengsel vormt. Door het inbrengen van een dergelijk mengsel tezamen met een ontstekingsmechanisme werd een explosie veroorzaakt, waardoor schade aan het gebouw is ontstaan. In het geval dat personen zich ten tijde van de explosie in de buurt van de explosie hadden bevonden, hadden zij in meer of mindere mate letsel kunnen oplopen. Door de kennelijke ongecontroleerde explosie hadden de dader(s) waarschijnlijk geen controle over de explosiekracht en kon de omvang van de schade niet worden ingeschat. (eindpv, map 12, p. 3465).
Uit het door het NFI opgestelde rapport d.d. 2 april 2013 blijkt het volgende:
De bemonsteringen AAEQ4367NL en AAEQ4369NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is in beide bemonsteringen bloed aangetroffen. Het onderzoeksmateriaal AAFV4271Nl is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn aan zijde 1 meerdere bloedsporen aangetroffen. Een gedeelte van twee bloedsporen (AAFV4271NL#01 en AAFV4271NL#02) zijn bemonsterd voor een DNA-onderzoek. Voorts zijn de bemonsteringen met de SIN-nummers AAEQ4367NL, AAEQ4369NL#01, AAFV4271NL#01 en AAFV4271NL#02 onderzocht en daarbij is vastgesteld dat alle bemonsterde sporen afkomstig zijn van het DNA-profiel van een onbekende man A. Het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AAFV4271NL#01 is op 2 april 2013 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezig DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 2041. Het DNA-profiel van verdachte maakt deel uit van voornoemd DNA-profielcluster. Dit betekent dat het bloed in de bemonstering AAFV4271NL#01 afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AAFV4271NL#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van het bloed van de bemonstering AAFV4271NL#01 is toegevoegd aan DNA-profielcluster 2041.
(eindpv, map 12, NFI-rapport d.d. 2 april 2013, p. 3514, 3515 en p. 3517-3520).
De rechtbank stelt vast dat het bloedspoor met SIN-nummer AAEQ4367NL is aangetroffen op de buitenzijde van de voorkant van de bovenste geldlade, het bloedspoor met SIN-nummer AAEQ4369NL#01 is aangetroffen aan de binnenzijde van de beplating van de automaat en het bloedspoor met SIN-nummers AAFV4271NL#01 en AAFV4271NL#02 is aangetroffen op een deel van de bovenzijde van de geldla in de geldautomaat binnen op de vloer van de kluisruimte (eindpv, map 12, p. 3467),
Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank reeds uit het op die drie plekken in de kluisruimte aangetroffen DNA-profiel van verdachte buiten redelijke twijfel worden geconcludeerd, dat hij (mede)dader is geweest van de ram-/plofkraak.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het -kort gezegd- in eendaadse samenloop medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en diefstal door twee of meer verenigde personen met braak en verbreking.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 17 oktober 2012 te [plaats 5] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat van de [bank 2] te laten stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden en anderen, te duchten was.
op 17 oktober 2012 te [plaats 5] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de [bank 2] heeft weggenomen een geldbedrag van 94.800 euro, toebehorende aan de [bank 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en verbreking, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) een brandbaar gas in die geldautomaat laten stromen en dit gas tot ontsteking
gebracht en vervolgens met een (aan een auto bevestigde) balk de deur van de kluisruimte van die geldautomaat geramd/geforceerd.
op 25 maart 2013 te [plaats 4] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbaar gas in een geldautomaat van de [bank 3] te laten stromen en dit gas vervolgens tot ontsteking te brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
omwonenden en anderen, te duchten was.
op 25 maart 2013 te [plaats 4] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de [bank 3] bank heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 77.420 euro, toebehorende aan de [bank 3] bank, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en verbreking, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) een brandbaar gas in die geldautomaat laten stromen en dit gas tot ontsteking
gebracht en vervolgens (de deur van) de kluisruimte van die geldautomaat geramd/geforceerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek conform het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts verbeurdverklaring van een bedrag van € 94.800,-, te weten het bedrag dat is buitgemaakt bij de plofkraak op 17 oktober 2012 in [plaats 5]. De rechtbank dient een termijn te bepalen waarbinnen verdachte dit bedrag dient te hebben terugbetaald ingevolge artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht. De vervangende hechtenis dient te worden bepaald op één jaar.
Tot slot dienen de inbeslaggenomen twee valse sleutels, welke op een Audi passen, te worden onttrokken aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van vier van de vijf tenlastegelegde plofkraken. Voor wat betreft feit 9 en 10 ([plaats 4]) refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank en zo ook aan de (eventueel) daarvoor op te leggen straf. Daarbij verzoekt de raadsman sterk rekening te houden met het gegeven dat de broer van zijn cliënt tijdens de voorlopige hechtenis van cliënt is overleden, dat zijn cliënt nauwelijks afscheid heeft kunnen nemen van zijn overleden broer en dat het hem niet gegund was samen met zijn familie te rouwen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van twee zogenaamde plofkraken.
Hij heeft zowel in [plaats 5] als in [plaats 4] opzettelijk een ontploffing teweeg gebracht in een geldautomaat door een brandbaar gas in de automaat te laten stromen en dit vervolgens tot ontsteking te brengen. Vervolgens heeft hij met gebruikmaking van een auto waaraan een balk was bevestigd de deur van de kluisruimte van die geldautomaten geramd en een geldbedrag van respectievelijk € 94.800,-- en € 77.420, toegeëigend en meegenomen.
Hierbij heeft verdachte een ravage veroorzaakt zonder zich te bekommeren om de gevolgen daarvan voor de directe omgeving. Hij en zijn mededaders waren alleen uit op eigen financieel gewin. Boven de geldautomaten bevonden zich appartementen waarin mensen lagen te slapen, die – zo blijkt uit getuigenverklaringen – knallen hebben gehoord en daarvan wakker zijn geworden. Dergelijke feiten leiden tot sterke gevoelens van angst en onrust in de samenleving. Bovendien is er sprake van aanzienlijke materiële en financiële schade voor derden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, met name vanwege het gewelddadige karakter van een plofkraak. Voorts laat de rechtbank nog meewegen dat verdachte eerder veroordeeld is voor onder meer gewelds- en vermogensdelicten, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten als de onderhavige te plegen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de normaliter opgelegde straf in soortelijke zaken. Als uitgangspunt acht de rechtbank een straf van 24 maanden voor een plofkraak als hier aan de orde passend. Opmerking verdient overigens dat bij bewezenverklaring van meerdere, soortgelijke feiten deze uitgangspunten niet onverkort worden toegepast, aangezien dit in voorkomende gevallen tot onredelijk hoge straffen zou leiden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van hetgeen hem onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 7, feit 8, feit 11 en feit 12 ten laste is gelegd en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank.
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
De vordering van de benadeelde partij[bank 1] ([plaats 1]) (feit 1-2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de (aangepaste) vordering van de [bank 1] [plaats 1], te weten een bedrag van € 8.053,79, met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor ditzelfde bedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor de feiten waar deze vordering op ziet.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [bank 1] e.o. ([plaats 2]) (feit 3-4).
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de [bank 1] [plaats 2], te weten een bedrag van € 52.702,32, met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor ditzelfde bedrag. Het overige verzochte dient te worden afgewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor de feiten waar deze vordering op ziet.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [naam 5] (feit 5-6).
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van [naam 5] voor een bedrag van € 12.055,-, met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor ditzelfde bedrag. Voor het overige dient deze benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in diens vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor de feiten waar deze vordering op ziet.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering, te weten het kunnen vaststellen welke schade rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, temeer nu de factuur van het schadeherstel bijna een jaar later na het strafbare feit is opgemaakt.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [bank 3] ([plaats 4]) (feit 9-10).
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de [bank 3] bank Nederland, te weten een bedrag van
€ 110.322,-, met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor ditzelfde bedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte refereert zich ten aanzien van deze vordering, met uitzondering van de gestelde desinvesteringskosten. Volgens de verdediging zijn dat kosten, die niet rechtstreeks voortvloeien uit de bewezenverklaring en dienen deze kosten te worden afgewezen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de materiële schadevergoeding (posten buit en vernielde geldautomaat en vernieling/schade aan pand).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post desinvesteringskosten ter hoogte van € 15.000,-. nu onduidelijk is gebleven wat met deze kosten wordt bedoeld en voorts of deze gestelde schadepost in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit. Nader onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.
- en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 63, 157, 310, 311.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 7, feit 8, feit 11, feit 12:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het feit 1 primair en subsidiair, feit 2,
feit 3, feit 4, feit 7, feit 8, feit 11 en feit 12 ten laste gelegde heeft
begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 5:
(eendaadse samenloop van feit 5 en 6)
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
T.a.v. feit 6:
(eendaadse samenloop van feit 5 en 6)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. feit 9:
(eendaadse samenloop van feit 9 en 10)
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
T.a.v. feit 10:
(eendaadse samenloop van feit 9 en 10)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 5, feit 6, feit 9, feit 10:
Gevangenisstraf voor de duur
van 42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [bank 1], [plaats 1], in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. feit 3, feit 4:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [bank 1] e.o., [plaats 2], in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. feit 5, feit 6:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam 5] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. feit 9, feit 10:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 95322,00 subsidiair 365 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer[bank 3]([plaats 4]) van een bedrag
van EUR 95.322,00 (zegge: vijfennegentigduizenddriehonderdtweeentwintig euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Het
bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 95.322,00 materiële schadevergoeding
(posten buit en vernielde geldautomaat en vernieling/schade aan pand).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bank 3]
([plaats 4]),van een bedrag van EUR 95.322,00 (zegge:
vijfennegentigduizenddriehonderdtweeentwintig euro), te weten EUR 95.322,00
materiële schadevergoeding (posten buit en vernielde geldautomaat en schade aan
pand).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten
de post desinvesteringskosten, niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: twee valse sleutels Audi.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M.G.P.A. Burghoorn, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 6 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld het proces-verbaal van politie Dienst Infrastructuur i.o/Team Zuid-Oost 2, onderzoek Tiama, bestaande uit 13 ordnermappen en gesloten op 12 juli 2013 (ordnermap 13 op 7 oktober 2013), met onderzoeknummer 26120413Z, aantal doorgenummerde pagina’s: 3663 (hierna te noemen: eindpv).
2.Eindpv, map 10, p. 3068