ECLI:NL:RBOBR:2014:1153

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
01/849769-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van schuldheling en opzetheling met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 maart 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzetheling en schuldheling. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 17 mei 2013, en de rechtbank heeft de verdachte op tegenspraak veroordeeld na meerdere zittingen. De tenlastelegging omvatte verschillende goederen, waaronder een Tom-Tom, kledingstukken van het merk Wilson, schoenen van het merk Adidas, een laptop van Fujitsu Siemens en een kinderwagen van het merk I'coo, die allemaal als door misdrijf verkregen werden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 12 februari 2013 en 19 december 2012, deze goederen heeft verworven, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van de ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling en opzetheling, en legde een taakstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de relevante wetsartikelen zijn genoemd in het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/849769-12
Datum uitspraak: 14 maart 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 mei 2013, 2 augustus 2013, 25 oktober 2013, 17 december 2013 en 21 februari 2014, 24 februari 2014 en 28 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 mei 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 oktober 2013 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 februari 2013 te Rijkevoort, gemeente Boxmeer, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
a. een Tom-Tom (delict 2) en/of
b. meerdere, althans een, kledingstuk(ken) van het merk Wilson en/of meerdere,
althans een pa(a)r(en) schoenen (merk Adidas) (delict 11) en/of
c. meerdere, althans een, dozen/doos met diepvriessnacks (delict 39) en/of
d. een laptop (merk Fujitso Siemens Amilio) (delict 55)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij
en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van bovengenoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
zij op of omstreeks 19 december 2012 te Heesch, gemeente Bernheze, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, een personenauto, merk Saab (voorzien van het [kenteken 1]) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of
haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de
betreffende auto wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof (delict 23);
zij op of omstreeks 13 februari 2013 te Rijkevoort, gemeente Boxmeer, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, een kinderwagen (merk I'coo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van de betreffende kinderwagen
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf verkregen goed betrof (delict 19);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1a en 1c is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In de woning van verdachte is een Tom Tom aangetroffen waarvan is vast komen te staan dat deze van diefstal afkomstig is. De rechtbank acht onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van de Tom Tom wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank zal verdachte dan ook van feit 1a vrijspreken.
De rechtbank acht onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig dat de echtgenoot van verdachte, [medeverdachte 1], betrokken is geweest bij de inbraak in [bedrijf 1] te Lith. Voorts acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig dat de in de woning van verdachte aangetroffen snacks ook daadwerkelijk afkomstig zijn van de inbraak in genoemde snackbar. De rechtbank zal verdachte dan ook van feit 1c vrijspreken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 12 februari 2013 te Rijkevoort, gemeente Boxmeer,
b. kledingstukken van het merk Wilson en schoenen (merk Adidas) (delict 11) en
d. een laptop (merk Fujitso Siemens Amilio) (delict 55)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van bovengenoemde goederen redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
op 19 december 2012 te Heesch, gemeente Bernheze, een personenauto, merk Saab (voorzien van het [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de betreffende auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof (delict 23).
op 13 februari 2013 te Rijkevoort, gemeente Boxmeer, een kinderwagen (merk I'coo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de betreffende kinderwagen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof (delict 19).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging.

Ten aanzien van feit 1b en feit 1d.

-In de woning van verdachte en haar echtgenoot zijn meerdere kledingstukken van het merk Wilson en schoenen van het merk Adidas aangetroffen. Deze goederen lagen in het zicht. Deze goederen zijn afkomstig van een inbraak gepleegd op 4 december 2012. Op deze goederen zaten nog de stickers en labels van de winkel waar was ingebroken.
[medeverdachte 2]heeft bij de politie bekend dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] sportkleding en schoenen heeft gestolen bij een tennisshop. Ook heeft hij bij de politie in het algemeen verklaard dat de vrouw van zijn vader, zijnde verdachte, bij meerdere criminele activiteiten van haar man was betrokken.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen in haar woning en bij het verwerven of voorhanden krijgen van deze goederen op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
-In de woning van verdachte is een laptop aangetroffen, die van een inbraak uit een woning te Oss afkomstig is. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 3] deze inbraak heeft gepleegd. De echtgenoot van verdachte en [medeverdachte 3] hielden zich in de periode voorafgaand aan de doorzoeking bezig met criminele activiteiten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte moet hebben geweten van deze criminele activiteiten. [medeverdachte 2]heeft in het algemeen bij de politie verklaard dat de vrouw van zijn vader, zijnde verdachte, bij meerdere criminele activiteiten van haar man betrokken was.
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de laptop in haar woning en bij het verwerven en/of het voorhanden krijgen van deze laptop redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was.

Ten aanzien van de feiten 2 en 3.

De Saab 9000 met [kenteken 1] werd, zo blijkt uit de aangifte, tussen 18 december 2012 te 23.00 uur en 19 december 2012 te 03.00 uur gestolen te Oss. In de kofferbak van deze auto lag onder meer een kinderwagen van het merk I`coo. Volgens aangever was de kinderwagen een uniek exemplaar.
Op 19 december 2012 omstreeks 19.12 uur zagen verbalisanten te Rijkevoort dat [medeverdachte 1] in de Saab met [kenteken 1] stapte en hiermee vertrok. In de nacht van 19 op 20 december 2012 tussen 23.52 uur en 01.00 uur vond er een politie-achtervolging plaats van een Saab met het [kenteken 1]. De snelheid van de auto was op enig moment ongeveer 150 kilometer per uur en de achterlichten werden gedoofd. De politie zag een persoon, donker gekleed, aan de bestuurderszijde uit de auto vluchten in de richting van [adres 2] te Heesch. Op camerabeelden was te zien dat een persoon aan de passagierszijde uitstapte en dat twee personen wegrenden van het voertuig vandaan. Eén van deze personen, vermoedelijk een vrouw, was donker gekleed en droeg lichte schoenen. Op 19 december 2012 omstreeks 23.56 uur zag een andere politie-eenheid een vrouw vanuit [adres 2] aan komen lopen. Dit bleek verdachte te zijn. Zij was donker gekleed en had beige/crème kleurige schoenen aan. Haar handen en schoenen zaten onder het zand. In haar jas zaten handschoenen, een muts en een zaklamp. Tevens kwam haar man, [medeverdachte 1], in het donker gekleed en met een bezweet voorhoofd aanlopen vanaf [adres 2]. Verdachte en haar man hadden geen redelijke verklaring voor hun aanwezigheid onder genoemde omstandigheden aldaar.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in voornoemde gestolen auto heeft gezeten. De wandelwagen die in voornoemde auto lag, werd in haar woning aangetroffen. Uit deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van voornoemde auto en kinderwagen wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren en dat zij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van de feiten 1a, 1b, 1c, 1d, 2 en 3:
  • een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van 12 uren gelet op artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling.
Heling is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank acht alles afwegend een taakstraf van 80 uren passend en geboden.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht daarbij een proeftijd van twee jaren geïndiceerd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie en zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 416, 417bis.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1a en 1c is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
1b
Schuldheling;
1d
Schuldheling;
T.a.v. feit 2:
Opzetheling;
T.a.v. feit 3:
Opzetheling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. de feiten 1b en 1d, feit 2, feit 3:
* Taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
T.a.v. de feiten 1b en 1d, feit 2, feit 3:
* Gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. P.A. Buijs, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 14 maart 2014.
Mr. Buijs is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.