ECLI:NL:RBOBR:2014:1198

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
01/845944-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, schuldheling en handel in harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, schuldheling en het handelen in harddrugs. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk dat bestemd was voor particulier gebruik, het verkopen en verstrekken van amfetamine, cocaïne en GHB, en het verwerven van een bromfiets waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2013 in zijn woning in Veldhoven een aanzienlijke hoeveelheid illegaal vuurwerk en harddrugs voorhanden had. De verdachte ontkende kennis te hebben van het vuurwerk, maar de rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat hij dit niet had gezien, gezien de omstandigheden waaronder het vuurwerk was aangetroffen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2013 tot en met 19 november 2013 opzettelijk amfetamine, GHB en cocaïne had verkocht en verstrekt aan verschillende afnemers.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een nagenoeg blanco strafblad had. De rechtbank benadrukte de gevaren die het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en harddrugs met zich meebrengt voor de samenleving en de gezondheid van gebruikers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845944-13
Datum uitspraak: 18 maart 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [1967],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de[detentie-adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 januari 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Veldhoven, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, te
weten:
- 21, althans een of meer knalvuurwerk/banger(s) (type/merk Super Cobra 6)
en/of
- 318, althans een of meer knalvuurwerk/strijker(s) (type Magnum en/of Widow
maker en/of Pirat) en/of
- 55, althans een of meer knalvuurwerk (type Ugly Joe) en/of
- 60, althans een of meer knalvuurwerk (type FP 3) en/of
- 40, althans een of meer knalvuurwerk (type La Bomba) en/of
- 60, althans een of meer knalvuurwerk (type JC05) en/of
- 10, althans een of meer knalvuurwerk (type Spanish Cracker) en/of
- 10, althans een of meer knalvuurwerk (type M10.000) en/of
- 5, althans een of meer knalvuurwerk (type Chooêt Banger) en/of
- 10, althans een of meer knalvuurwerk (type Baby Vlinder)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl dat professionele
vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik;
art. 1.2.2. lid 1 Vuurwerkbesluit
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2013 tot en met 19 november 2013
te Veldhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 78,8 gram amfetamine en/of 3,2 gram cocaïne en/of 25 ml
4-hydroxybutaanzuur (GHB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of cocaïne en/of 4-hydroxybutaanzuur (GHB), zijnde
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/onder B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2013 tot en met 19 november 2013
te Veldhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van ongeveer 202,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30
gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 3 ahf/onder B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2011 tot en met 19 november 2013 te
Veldhoven, in elk geval in Nederland, een bromfiets (merk Peugeot Vivacity)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde bromfiets
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
Art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van feit 1:
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat verdachte er niet van op de hoogte was dat het desbetreffende vuurwerk zich in zijn woning bevond.
De rechtbank verwerpt dit verweer als overweegt als volgt.
Vast staat dat het vuurwerk zoals is opgenomen in de tenlastelegging op 19 november 2013 in de woning van verdachte in Veldhoven lag. De politie relateert in het proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2013 dat die dag in de slaapkamer van de zoon van verdachte een tas met verschillende soorten zwaar en illegaal vuurwerk werd aangetroffen en dat de deur van die slaapkamer volledig openstond. De verbalisanten zagen vanaf de overloop direct deze tas met vuurwerk op het bureau in die slaapkamer liggen. Verbalisanten achten het niet aannemelijk dat verdachte deze tas niet heeft gezien. Op een zolder van de woning van verdachte werd een zak met zwaar en illegaal vuurwerk aangetroffen. Op diezelfde zolder lag tevens een zak met hennep waarvan verdachte verklaart dat die van hem was. Uit een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan het onder de zoon van verdachte, [zoon van verdachte], inbeslaggenomen telefoontoestel blijkt op pagina 107 van het politiedossier dat[zoon van verdachte] op 16 oktober 2013 het volgende watsapp-gesprek heeft gevoerd met[vriend van zoon van verdachte]: [zoon van verdachte] “Doe jonge waar mn vader de cobras van haalt het gaat binnenkort shells bestellen Ook 6 inch”. [vriend van zoon van verdachte] : “gaaf”. Verder verklaart [zoon van verdachte] op 30 november 2013 bij de politie onder meer het volgende “Ik heb 1x een pak cobra’s bij mijn vader gekocht voor 12,50 euro.” Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat dat verdachte wetenschap had van het vuurwerk dat in zijn woning lag en dat dit voor particulier gebruik bestemd was.
Ambtshalve overweegt de rechtbank nog dat uit het proces-verbaal van onderzoek aan het inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 11 december 2013 blijkt dat op het vuurwerk zelf telkens de vereiste aanduidingen als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1, juncto artikel 2.1.3, lid 3 van het Vuurwerkbesluit ontbreken.
Ten aanzien van feit 2:
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat er geen bewijs is voor het feit dat de middelen die bij verdachte op 19 november 2013 zijn aangetroffen amfetamine, GHB en cocaïne betroffen, nu er slechts een indicatieve test is uitgevoerd en de stoffen niet nader zijn onderzocht door het NFI.
De rechtbank verwerpt dit verweer als overweegt als volgt.
Naast de positieve indicatieve testen, verklaart verdachte zelf, dat hij die dag de desbetreffende amfetamine, GHB en cocaïne in zijn woning aanwezig heeft gehad en verklaren de afnemers [afnemer 1] en [afnemer 2] dat verdachte hen amfetamine en GHB [afnemer 1] en cocaïne [afnemer 2] verkocht en/of verstrekte. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee de kans dat de aangetroffen stoffen geen amfetamine, GHB en cocaïne bevatten verwaarloosbaar zodat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte amfetamine, GHB en cocaïne heeft verstrekt, verkocht en aanwezig gehad.
Op basis van de verklaringen van [afnemer 1] en [afnemer 2] voornoemd acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de periode van 1 mei 2013 tot en met 19 november 2013 opzettelijk een hoeveelheid amfetamine en/of GHB en/of cocaïne aan hen heeft verkocht en/of heeft verstrekt. Daarbij komt dat uit een proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2013 blijkt dat uit een onderzoek aan de twee onder verdachte inbeslaggenomen telefoontoestellen blijkt dat verdachte in de periode van 22 juli 2013 tot en met 21 november 2013 watsapp-gesprekken heeft gevoerd met[afnemer 1] en [afnemer 2] en dat onder meer uit gesprekken met[afnemer 1] in november 2013 blijkt dat verdachte “gele” (de rechtbank verstaat dat hiermee amfetamine wordt bedoeld) voor haar kon regelen. De verdachte ontkent niet deze gesprekken te hebben gevoerd.
Van de zijde van de verdediging is, op de gronden zoals weergegeven in de pleitnotitie, nog aangevoerd dat de in de tuin van verdachte aangetroffen amfetamine van de bewijsvoering dient te worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer omdat deze amfetamine al was aangetroffen in het kader van de eerdere (rechtmatige) doorzoeking. Een nieuwe machtiging binnentreden was daarvoor niet nodig.
Ten aanzien van feit 3:
De verkoop en het verstrekken van de hennep acht de rechtbank bewezen op basis van de verklaringen van [afnemer 2],[afnemer 3] en[afnemer 4], die alle drie verklaren in de tenlastegelegde periode hennep van verdachte te hebben gekocht [afnemer 2] en[afnemer 3]) en verstrekt hebben gekregen[afnemer 4] en op basis van de grote hoeveelheid hennep die op 19 november 2013 in de woning van verdachte is aangetroffen en waarvan verdachte verklaart dat die van hem is.
Ten aanzien van feit 4:
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat verdachte bij gebreke van voldoende wettig en overtuigend bewijs van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Op 19 november 2013 is de betreffende bromfiets bij verdachte aangetroffen en uit onderzoek is gebleken dat deze op 1 juli 2011 is gestolen. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat [de verkoper] de bromfiets via[tussenpersoon]wilde verkopen voor 300,-- euro, maar dat, omdat de originele papieren ontbraken de prijs was gezakt naar 175,-- euro. Voor dat laatste bedrag heeft hij de bromfiets gekocht van [tussenpersoon]. Hij verklaart verder dat hij in eerste instantie de zaak niet vertrouwde omdat die papieren er niet bij zaten en dat hij heeft nagelaten bij de politie te informeren of de bromfiets eerlijk was. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank dan ook redelijkerwijs moeten vermoeden dat de bromfiets van misdrijf afkomstig was.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 19 november 2013 te Veldhoven opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten:
- 21 stuks knalvuurwerk/banger(s) (type/merk Super Cobra 6) en
- 318 stuks knalvuurwerk/strijker(s) (type Magnum en/of Widow maker en/of Pirat) en
- 55 stuks knalvuurwerk (type Ugly Joe) en
- 60 stuks knalvuurwerk (type FP 3) en
- 40 stuks knalvuurwerk (type La Bomba) en
- 60 stuks knalvuurwerk (type JC05) en
- 10 stuks knalvuurwerk (type Spanish Cracker) en
- 10 stuks knalvuurwerk (type M10.000) en
- 5 stuks knalvuurwerk (type Chooêt Banger) en
- 10 stuks knalvuurwerk (type Baby Vlinder),
voorhanden heeft gehad, terwijl dat professionele vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik;
2.
in de periode van 01 mei 2013 tot en met 19 november 2013 in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of hydroxybutaanzuur (GHB) en op 19 november te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 78,8 gram amfetamine en 3,2 gram cocaïne en 25 ml 4-hydroxybutaanzuur (GHB), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
in de periode van 01 april 2013 tot en met 19 november 2013 in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt een hoeveelheid hennep en op 19 november te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 202,3 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
in de periode van 01 juli 2011 tot en met 19 november 2013 in Nederland een bromfiets (merk Peugeot Vivacity) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemde bromfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering, een meldplicht, deelname aan de Leefstijltraining en aan een ambulante behandeling en ondergaan van urinecontroles.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, aan schuldheling en heeft gehandeld in harddrugs en sofsdrugs en deze voorhanden gehad. Verdachte heeft door het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid (deels) zeer gevaarlijk vuurwerk in zijn woning, gelegen in een woonwijk, een groot en levensbedreigend gevaar voor anderen in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van hun belangen. Het is algemeen bekend dat harddrugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het telen van hennep gaat steeds meer gepaard met andere, ook zware vormen van criminaliteit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij een nagenoeg blanco strafblad heeft.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal dan ook een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader aan te duiden inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten 1, 2 en 3 zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 57, 417bis
Opiumwet art. 2, 3, 10, 11
Vuurwerkbesluit art. 1.1.1, 1.2.2, 5.4.3
Wet op de economische delicten 1a, 2, 6, 87
Wet milieubeheer 1.1, 9.2.2.1, 22.2.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
t.a.v. feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
en
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 4:
Schuldheling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van
2
jaren.
onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten de goederen zoals die zijn vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 18 maart 2014.
Mr. Senden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.