ECLI:NL:RBOBR:2014:1257

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_27
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake inrichtingsmaatregelen voor herstel van wijstherstel nabij de Peelrandbreuk

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 21 maart 2014, wordt het projectplan voor herstel van wijstverschijnselen nabij de Peelrandbreuk besproken. Eiser, eigenaar van gronden nabij de Esperloop, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas, dat inrichtingsmaatregelen heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is op het projectplan, maar dat er onvoldoende informatie is vergaard over de effecten van de waterafvoer op de Esperloop. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met de hydrologische effecten van de voorgestelde maatregelen en dat de rapportage hierover tekortschiet. Eiser heeft aangevoerd dat de uitvoering van het projectplan kan leiden tot schade aan zijn aspergeteelt door een stijging van het waterpeil. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen en stelt een termijn van zes weken in om dit te doen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/27 T

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,
en
het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas, verweerder
(gemachtigden: mr. E. van Breugel-Van Tienhoven, M.A.J. Kerkhof en ir. T.H. van Wee (Witteveen+Bos)).

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2012 (het bestreden besluit), voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft verweerder het projectplan Herstel brongebied Geneneind (het projectplan) vastgesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2013. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Voordat de rechtbank uitspraak had gedaan, heeft verweerder de rechtbank op 24 juni 2013 een rapport betreffende de toetsing van de hydrologische effecten van de uitvoering van het projectplan toegezonden.
De rechtbank heeft, naar aanleiding hiervan, op 27 juni 2013 het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld om, binnen drie weken na toezending van het rapport, schriftelijk te reageren.
Naar aanleiding van de reactie van eiser van 24 juli 2013 heeft verweerder de rechtbank op 20 augustus 2013 een nieuw exemplaar van het rapport over de hydrologische effecten toegezonden, waarin de foutieve kadastrale aanduiding is hersteld.
Omdat van een inhoudelijke wijziging van het rapport geen sprake was, heeft de rechtbank eiser niet opnieuw de gelegenheid geboden om daarop te reageren.
Eiser heeft de rechtbank desgevraagd geen toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Eiser heeft op 14 januari 2014 een nadere reactie aan de rechtbank doen toekomen.
Het onderzoek is vervolgens voortgezet ter zitting van 28 januari 2014, waar eiser is verschenen en verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

9.
Het projectplan heeft betrekking op een gebied ten noorden van de kern Bakel, in de gemeente Gemert-Bakel. Het projectgebied wordt aan de noordzijde begrensd door een openbaar zandpad en de Snelle Loop met daarachter de Geneneindse Velden, aan de oostzijde door de openbare weg Ven en een golfbaan, aan de zuidzijde door de sportvelden van Bakel en aan de westzijde door de openbare weg Geneneind met de daarnaast gelegen Klefsche Loop.
Het projectgebied heeft overwegend een agrarische functie. Door het projectgebied loopt de Peelrandbreuk. Karakteristiek voor de Peelrandbreuk is dat in de nabijheid daarvan ijzerhoudend kwelwater aan de oppervlakte treedt. Door diverse inrichtingsmaatregelen in het verleden zijn deze zogenoemde wijstverschijnselen grotendeels verloren gegaan.
Met het projectplan is beoogd de wijstverschijnselen en het oorspronkelijk karakter van de Esperloop als afwatering van het wijstgebied Geneneind te herstellen.
Het voorgestelde pakket van inrichtingsmaatregelen beoogt een drietal hydrologische veranderingen te bewerkstelligen. Water uit de Maas zal voortaan via de Snelle Loop langs het projectgebied worden geleid, zodat de Esperloop weer volledig gevoed wordt door lokaal opwellend wijstwater en door regenwater. Verder zullen in het gebied Geneneind in beperkte mate de grondwaterpeilen worden verhoogd ten behoeve van wijstherstel. Op de landbouwpercelen zal, door peilverhoging, grondwater worden geconserveerd, waardoor op onttrekking voor beregening kan worden bespaard. Verder zal het brongebied Geneneind, door onder meer aantakking van het wijstgebied Geneneindse Velden, worden vergroot.
Eiser is eigenaar van gronden die ten zuidwesten van het projectgebied, nabij de Esperloop, zijn gelegen. Eiser teelt hierop mais en asperges.
2.1
Eiser voert allereerst aan dat de Crisis- en herstelwet (Chw) niet van toepassing kan zijn op het besluit, omdat er geen sprake is van herstel van een oude situatie, of van herinrichting van het gebied, ten behoeve waarvan het projectplan is opgesteld.
Verder is eiser van mening dat het indienen van een aanvullend rapport niet mogelijk is, omdat de Chw-procedure van toepassing wordt geacht.
Ter zitting van 28 januari 2014 heeft hij in dit verband nog aangevoerd dat de Chw bedoeld is om procedures te versnellen. Daarvan is hier, mede doordat verweerder een rapport over de hydrologische effecten in het geding heeft gebracht, geen sprake.
2.2
Op grond van de Chw, in samenhang met de Waterwet, is de Chw van toepassing op besluiten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van bepaalde categorieën van ruimtelijke of infrastructurele projecten. Een van deze besluiten is het besluit tot vaststelling van een projectplan dat nodig is voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Een waterstaatswerk is volgens de Waterwet: een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
2.3
Gelet op de in het projectplan beschreven inrichtingsmaatregelen, is sprake van het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk. Op de vaststelling van het projectplan is dan ook de Chw van toepassing.
Weliswaar moet eiser worden toegegeven dat, mede ten gevolge van de indiening van dit rapport, de uitspraak op zijn beroep niet binnen de in de Chw genoemde termijn van zes maanden na afloop van de beroepstermijn zal worden gedaan. Op overschrijding van de in de Chw genoemde termijnen staat evenwel niet de sanctie dat daardoor de Chw niet langer van toepassing is.
2.4
Er is in de Chw geen bepaling te vinden die eraan in de weg staat dat tijdens de procedure nadere rapporten in het geding worden gebracht. Hoe dan ook zal de rechtbank moeten bewaken dat het beginsel van hoor en wederhoor geen geweld wordt aangedaan.
In dit geval is, na sluiting van het onderzoek ter zitting, maar voordat uitspraak was gedaan, naar aanleiding van het besprokene ter zitting door verweerder een aanvullend rapport in het geding gebracht. De rechtbank heeft hierin, uit het oogpunt van finale geschilbeslechting, aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen en eiser in de gelegenheid te stellen om op dat rapport te reageren. Hiermee is aan het beginsel van hoor en wederhoor voldaan. Eisers belang wordt er zeker niet mee gediend als, zoals hij heeft verzocht, het besluit - met voorbijgaan aan dit rapport - zou worden vernietigd omdat verweerder zijn beurt voorbij heeft laten gaan.
De beroepsgronden van eiser over de toepassing van de Chw falen dan ook.
3.1 Eiser voert vervolgens aan dat het bestreden besluit niet aan hem is bekendgemaakt door toezending, mededeling of uitreiking, omdat hij daarvan niet anders dan via internet kennis heeft genomen, dat verweerder niet is ingegaan op de door hem ingebrachte zienswijzen en dat het besluit niet is genomen in een openbare vergadering van het algemeen bestuur van het waterschap.
3.2
Verweerder heeft in het verweerschrift erkend dat is verzuimd om het projectplan, waaronder de reactie op de ingediende zienswijze, aan eiser toe te zenden.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser, doordat hij, ondanks het achterwege laten van de bekendmaking, tijdig beroep heeft ingesteld, door dit verzuim niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank ziet, overeenkomstig artikel 1.5, eerste lid, van de Chw, daarom geen aanleiding om het bestreden besluit om formele redenen te vernietigen.
3.4
Verweerder heeft, in de nota van zienswijzen, een samenvatting gegeven van de ingediende zienswijzen en daarop een reactie gegeven. Dat verweerder niet op de door hem ingebrachte zienswijzen is ingegaan, mist feitelijke grondslag. Overigens verzet geen bepaling uit de Awb zich tegen een samenvatting van de ingebrachte zienswijzen.
3.5
De omstandigheid dat eiser, zoals hij stelt, nadat hij zich voor de vergadering van het algemeen bestuur had gemeld, werd geplaatst in een luidruchtige ruimte waarin op een beeldscherm wazige en gebrekkige beelden met een gebrekkig geluid van de vergadering werden getoond, doet er niet aan af dat het bestreden besluit door het bevoegde bestuursorgaan is genomen.
Zo er al sprake is van het niet voldoen aan het Reglement van orde algemeen bestuur waterschap Aa en Maas, kan dit derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De beroepsgronden over de totstandkoming en de bekendmaking van het bestreden besluit falen derhalve.
4.1 Volgens eiser zijn de plannen van het waterschap in strijd met de reconstructieregelgeving en met het natuurbeleid van de provincie. Verder twijfelt eiser aan het niveau van bestuur en uitvoering in de regio. Eiser beroept zich hierbij op het door hem genoemde BING-rapport.
4.2
Eiser heeft de consequenties die zowel de strijdigheid van de plannen met de reconstructieregelgeving en het natuurbeleid van de provincie, als het BING-rapport, voor het bestreden besluit zouden moeten hebben, geen handen en voeten gegeven. Niet duidelijk is welke conclusies eiser hieraan verbindt.
Deze beroepsgrond faalt.
5.1
Eiser voert met betrekking tot het projectplan allereerst aan dat de voorgenomen inrichtingsmaatregelen niet kunnen bijdragen aan herstel van de wijstverschijnselen, doordat het betrokken perceel in het verleden tot op grote diepte is vernield.
5.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ervaring heeft met wijstherstel en dat met het nemen van de hiervoor vereiste maatregelen elders goede resultaten zijn bereikt. Deze goede ervaringen, bij herstel van het wijstgebied Sint Annabos, zijn bij de planontwikkeling betrokken. Verweerder is er dan ook van overtuigd dat met de in het projectplan beschreven inrichtingsmaatregelen ook in het brongebied Geneneind de gewenste resultaten kunnen worden bereikt.
5.3
In het projectplan is aangegeven dat in de periode 2005-2011 voor het gehele projectgebied en de omgeving ervan een scala aan hydrologische (model-)studies is uitgevoerd en uitgebreid hydrologische gegevens zijn verzameld en geanalyseerd. Verweerder heeft gewezen op het "Geohydrologisch onderzoek inzake watertoets IGP Bakel-Milheeze Noord, eindrapportage 9 september 2005" en het "Geohydrologisch onderzoek breukzone, Landslide milieu-adviesbureau" van 11 januari 2008.
Op grond van modelresultaten is primair gezocht naar maatregelen die binnen enkele jaren tot een verbetering van de wijstverschijnselen leiden. Praktisch gezien worden vooral maatregelen voorgesteld die, dat deel van het ondiepe grondwater en oppervlaktewater zodanig beïnvloeden dat binnen enkele jaren het wijstgebied Geneneind wordt hersteld. Met wijstherstel wordt tevens het brongebied van de Esperloop versterkt.
5.4
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het vaststellen van een projectplan een ruime beleidsvrijheid heeft. Het is aan verweerder om alle verschillende bij een dergelijk besluit betrokken belangen te onderzoeken en tegen elkaar af te wegen. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Verder dient voorop te worden gesteld dat het waterschap deskundig is bij het uitoefenen van zijn publiekrechtelijke taak op waterstaatkundig gebied (zie rechtsoverweging 2.3.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4602).
Verweerder heeft onderbouwd op basis van welke gegevens hij tot de overtuiging is gekomen dat in het brongebied Geneneind herstel van de wijstverschijnselen mogelijk is. Eiser heeft zijn opvatting dat herstel van deze verschijnselen niet meer mogelijk is weliswaar onderbouwd met de stelling dat er, in het kader van vroegere ruilverkavelingen, in het verleden kavelwijziging, egalisering en drainageactiviteiten hebben plaatsgevonden, maar niet onderbouwd hoe deze ingrepen ertoe hebben geleid dat herstel niet meer mogelijk is. Op basis van wat eiser heeft aangevoerd, kan niet de conclusie worden getrokken dat verweerder niet in redelijkheid tot vaststelling van het projectplan heeft kunnen komen.
Deze beroepsgrond faalt.
6.1
Eiser heeft verder aangevoerd dat uitvoering van het projectplan een dusdanige toename van de toevoer van water op de Esperloop tot gevolg zal hebben, dat de capaciteit daarvan onvoldoende zal blijken te zijn om het water onder alle omstandigheden af te kunnen voeren. Dit zal schade toebrengen aan zijn teelt van asperges.
Verweerder heeft volgens eiser bij de opstelling van het projectplan onvoldoende rekening gehouden met diverse in het afwaterende gebied illegaal gerealiseerde LOP-stuwen en aangelegde drainagesystemen. Ook heeft de overstort van het gemeenteriool in de Bernhardstraat een te kleine capaciteit, waardoor niet alleen soms extra toevoer van water plaatsvindt, maar eisers perceel ook wordt verontreinigd.
Volgens eiser is er geen hydrologisch model opgesteld voor de beschrijving van de hydrologische effecten op het oppervlaktewatersysteem en op grondwater en stijghoogten, zodat de effecten van de voorgenomen wijzigingen voor het gebied en voor het benedenstrooms gelegen gebied buiten het plangebied niet inzichtelijk zijn. Monitoring achteraf voldoet niet aan het vereiste van een zorgvuldige belangenafweging vooraf.
6.2
Verweerder heeft zich, naar aanleiding van de door eiser ingebrachte zienswijzen, op het standpunt gesteld dat het omkeren van het verhang in een deel van de Esperloop en het aantakken van de Klefsche Loop leidt tot een extra aanvoer van wijstwater van 10 tot 20 liter per seconde (orde van grootte). Deze toename zal volgens verweerder niet leiden tot veranderingen van het grondwaterpeil (en natuurlijke variatie daarin) ter plaatse van eisers agrarische percelen. Het oppervlaktewaterpeil kan met de in het gebied gelegen stuwen worden (bij)geregeld, zodat wateroverlast voor eiser kan worden voorkomen.
Bovendien zullen de gevolgen van de te nemen maatregelen door het waterschap worden gemonitord. De gevolgen van de maatregelen zullen worden vastgelegd op basis van een monitoringplan en er zal een meetnet worden aangelegd, waarin maximaal gebruik zal worden gemaakt van de beschikbare meetgegevens.
Met betrekking tot de riooloverstort heeft verweerder aangegeven dat deze weliswaar invloed heeft op de Esperloop, maar buiten het plangebied ligt. Welke illegale activiteiten eiser bedoelt, is verweerder niet duidelijk. Er zijn verweerder in elk geval geen activiteiten bekend die een relatie hebben met het projectplan.
6.3
Verweerder heeft, naar aanleiding van wat eiser heeft aangevoerd, weliswaar informatie verschaft over de extra toevoer van wijstwater, maar het is niet alleen deze toevoer die de gevolgen voor de waterstand in de benedenloop van de Esperloop bepaalt. Door vergroting van de oppervlakte van het aangetakte gebied, zal er ook sprake zijn van een toename van de toevoer van regenwater. Een totaalbeeld van de gevolgen van de uitvoering van het project op de waterstand van de Esperloop, nabij eisers gronden, ontbrak hiermee. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, voorafgaande aan het bestreden besluit, onvoldoende informatie heeft vergaard over de effecten van de waterafvoer op de Esperloop, over de wijze waarop deze effecten worden gereguleerd en over hoe en waar deze effecten worden gemonitord. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en komt daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank had dit overigens ook op de zitting van 9 april 2013 als voorlopig oordeel medegedeeld.
7.1
Eiser heeft verder nog beroepsgronden aangevoerd die betrekking hebben op de vrees voor overlast van muggen en knutten, met name voor bezoekers van de nabijgelegen sportvelden, op het niet bereiken van een agrarische structuurverbetering voor in het projectgebied gelegen gronden en op het niet verbeteren van de situatie voor de gewone bronlibel en de verslechtering van de situatie voor andere flora en fauna in de Esperloop.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgronden betrekking hebben op een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van eiser om, als agrariër, niet te worden geconfronteerd met de vernatting van zijn perceel waardoor schade aan de daarop plaatsvindende teelt plaatsvindt. Deze beroepsgronden kunnen, gelet op artikel 1.9 van de Chw, dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8.
Naar aanleiding van het in rechtsoverweging 6.3 genoemde voorlopige oordeel, heeft verweerder op 24 juni 2013 een rapport van Witteveen+Bos (W+B), gecorrigeerd op 20 augustus 2013, over de toetsing van hydrologische effecten bij eisers perceel in het geding gebracht. Op basis van dit rapport stelt verweerder zich op het standpunt dat ten gevolge van de inrichtingsmaatregelen sprake is van een stijging van het oppervlaktewaterpeil van de Esperloop met 5 cm in de winter en 3 cm in de zomer en van het grondwater met 1 tot 3 cm in de winter en nagenoeg geen verandering in de zomer. De grondwaterpeilstijging heeft volgens verweerder geen negatief effect op het verbouwen van asperges.
De rechtbank zal hierna bezien of aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
9.1
Eiser heeft op het rapport gereageerd. Eiser heeft allereerst gesteld dat W+B niet onafhankelijk is, omdat het bedrijf, gelet op de schaliegasrapportages waarbij het betrokken was, al naar gelang de wens van de opdrachtgever rapporteert. Verder is het onderzoek door W+B niet volledig, worden gegevens onvoldoende gecontroleerd en bevat de rapportage onjuistheden of slordigheden.
9.2
De rechtbank ziet, in wat eiser aanvoert over rapportages voor een andere opdrachtgever en over een andere materie, onder verwijzing naar standpunten van derden over het bedrijf, geen aanleiding om aan de onafhankelijkheid van W+B te twijfelen.
Dit argument faalt.
10.1
Eiser is verder van mening dat verweerder zich er niet van heeft vergewist of de in het rapport gepresenteerde feiten, uitgangspunten en aannames juist zijn. Hij heeft daarbij gewezen op diverse onjuistheden die er volgens hem in de aannames van de rapporteur zitten. Ter zitting is er, naar aanleiding van een door eiser getoonde foto, gedebatteerd over de breedte van de waterlijn in de Esperloop. Het profiel van de Esperloop is bepalend voor de afvoercapaciteit daarvan.
10.2
De rechtbank stelt voorop dat, indien uit het advies van een deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zonder nadere toelichting niet onbegrijpelijk zijn, het bestuursorgaan waaraan het advies is uitgebracht bij het nemen van een besluit in beginsel van dat advies kan uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht.
10.3
De deskundige van W+B heeft verklaard dat bij de berekeningen van de afvoer is uitgegaan van de door verweerder opgegeven leggermaten van de Esperloop. Weliswaar heeft er ook veldonderzoek plaatsgevonden, maar de leggermaten zijn bepalend. De afmetingen van de profielen zijn in tabel 2.2 van het rapport opgenomen. De breedte van de waterlijn bedraagt, op basis van het profiel 1,5 tot 2 meter.
De leggermaten zijn niet bij eisers perceel weergegeven en de breedte van de Esperloop bij het perceel van eiser is niet bepaald.
De gegevens zijn in het Sobekmodel ingevoerd. Desgevraagd heeft de deskundige verklaard dat het voor buitenstaanders niet controleerbaar is of de gegevens bij het perceel van eiser zijn meegenomen.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het bestaande profiel niet overal aan de legger voldoet. Als er wateroverlast ontstaat zal de Esperloop worden teruggebracht naar het profiel van de legger. Zolang dat nog niet het geval is, zal dat niet gebeuren.
10.4
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet aan de vergewisplicht heeft voldaan. Verweerder had zich in dit geval ter plaatse van de gesteldheid van de Esperloop op de hoogte moeten stellen. Aldus bestaat er vooralsnog onvoldoende zekerheid over dat uitvoering van het projectplan bij eisers perceel niet kan leiden tot een dusdanige stijging van het waterpeil en het grondwaterpeil dat geen schade wordt toegebracht aan de aspergeteelt. De overgelegde rapportage bevat daarvoor onvoldoende gegevens. De rechtbank betrekt hierbij dat het profiel van de Esperloop nabij eisers perceel duidelijk afwijkt van het profiel dat is aangegeven in tabel 2.2 van het rapport en aanpassing van het profiel, nadat wateroverlast optreedt, niet waarborgt dat geen schade zal optreden. Waarom, gelet op het vooralsnog achterwege blijven van aanpassing van het profiel aan de leggermaten, bij de berekening niet wordt uitgegaan van de werkelijk bestaande situatie, is de rechtbank niet duidelijk geworden.
10.5
Verweerder heeft zich, voor zijn standpunt dat de inrichtingsmaatregelen geen negatief effect hebben op het verbouwen van asperges, dan ook niet op het rapport van W+B kunnen baseren.
10.6
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
Om het gebrek te herstellen, moet verweerder duidelijkheid verstrekken over het profiel van de Esperloop, over de gehele lengte langs eisers perceel tot aan de eerste benedenstrooms gelegen stuw, waarvan hij bij de berekening van de gevolgen van de toevoer van extra water door uitvoering van het projectplan uitgaat. Als verweerder daarbij blijft uitgaan van de leggergegevens, zal verweerder een deugdelijke motivering moeten geven op welke wijze te allen tijde wordt voorkomen dat de stijging van het waterpeil in de Esperloop leidt tot schade aan de aspergeteelt door eiser alsmede moeten aangeven wanneer de Esperloop, indien deze afwijkt van de legger, in overeenstemming wordt gebracht met de legger. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10.7
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank mededelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken op de herstelpoging van verweerder te reageren. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10.8
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
11.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, en mr. M.J.H.M. Verhoeven en mr. H.M.J.G. Neelis, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open.