9.Het projectplan heeft betrekking op een gebied ten noorden van de kern Bakel, in de gemeente Gemert-Bakel. Het projectgebied wordt aan de noordzijde begrensd door een openbaar zandpad en de Snelle Loop met daarachter de Geneneindse Velden, aan de oostzijde door de openbare weg Ven en een golfbaan, aan de zuidzijde door de sportvelden van Bakel en aan de westzijde door de openbare weg Geneneind met de daarnaast gelegen Klefsche Loop.
Het projectgebied heeft overwegend een agrarische functie. Door het projectgebied loopt de Peelrandbreuk. Karakteristiek voor de Peelrandbreuk is dat in de nabijheid daarvan ijzerhoudend kwelwater aan de oppervlakte treedt. Door diverse inrichtingsmaatregelen in het verleden zijn deze zogenoemde wijstverschijnselen grotendeels verloren gegaan.
Met het projectplan is beoogd de wijstverschijnselen en het oorspronkelijk karakter van de Esperloop als afwatering van het wijstgebied Geneneind te herstellen.
Het voorgestelde pakket van inrichtingsmaatregelen beoogt een drietal hydrologische veranderingen te bewerkstelligen. Water uit de Maas zal voortaan via de Snelle Loop langs het projectgebied worden geleid, zodat de Esperloop weer volledig gevoed wordt door lokaal opwellend wijstwater en door regenwater. Verder zullen in het gebied Geneneind in beperkte mate de grondwaterpeilen worden verhoogd ten behoeve van wijstherstel. Op de landbouwpercelen zal, door peilverhoging, grondwater worden geconserveerd, waardoor op onttrekking voor beregening kan worden bespaard. Verder zal het brongebied Geneneind, door onder meer aantakking van het wijstgebied Geneneindse Velden, worden vergroot.
Eiser is eigenaar van gronden die ten zuidwesten van het projectgebied, nabij de Esperloop, zijn gelegen. Eiser teelt hierop mais en asperges.
2.1Eiser voert allereerst aan dat de Crisis- en herstelwet (Chw) niet van toepassing kan zijn op het besluit, omdat er geen sprake is van herstel van een oude situatie, of van herinrichting van het gebied, ten behoeve waarvan het projectplan is opgesteld.
Verder is eiser van mening dat het indienen van een aanvullend rapport niet mogelijk is, omdat de Chw-procedure van toepassing wordt geacht.
Ter zitting van 28 januari 2014 heeft hij in dit verband nog aangevoerd dat de Chw bedoeld is om procedures te versnellen. Daarvan is hier, mede doordat verweerder een rapport over de hydrologische effecten in het geding heeft gebracht, geen sprake.
2.2Op grond van de Chw, in samenhang met de Waterwet, is de Chw van toepassing op besluiten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van bepaalde categorieën van ruimtelijke of infrastructurele projecten. Een van deze besluiten is het besluit tot vaststelling van een projectplan dat nodig is voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Een waterstaatswerk is volgens de Waterwet: een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
2.3Gelet op de in het projectplan beschreven inrichtingsmaatregelen, is sprake van het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk. Op de vaststelling van het projectplan is dan ook de Chw van toepassing.
Weliswaar moet eiser worden toegegeven dat, mede ten gevolge van de indiening van dit rapport, de uitspraak op zijn beroep niet binnen de in de Chw genoemde termijn van zes maanden na afloop van de beroepstermijn zal worden gedaan. Op overschrijding van de in de Chw genoemde termijnen staat evenwel niet de sanctie dat daardoor de Chw niet langer van toepassing is.
2.4Er is in de Chw geen bepaling te vinden die eraan in de weg staat dat tijdens de procedure nadere rapporten in het geding worden gebracht. Hoe dan ook zal de rechtbank moeten bewaken dat het beginsel van hoor en wederhoor geen geweld wordt aangedaan.
In dit geval is, na sluiting van het onderzoek ter zitting, maar voordat uitspraak was gedaan, naar aanleiding van het besprokene ter zitting door verweerder een aanvullend rapport in het geding gebracht. De rechtbank heeft hierin, uit het oogpunt van finale geschilbeslechting, aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen en eiser in de gelegenheid te stellen om op dat rapport te reageren. Hiermee is aan het beginsel van hoor en wederhoor voldaan. Eisers belang wordt er zeker niet mee gediend als, zoals hij heeft verzocht, het besluit - met voorbijgaan aan dit rapport - zou worden vernietigd omdat verweerder zijn beurt voorbij heeft laten gaan.
De beroepsgronden van eiser over de toepassing van de Chw falen dan ook.
3.1 Eiser voert vervolgens aan dat het bestreden besluit niet aan hem is bekendgemaakt door toezending, mededeling of uitreiking, omdat hij daarvan niet anders dan via internet kennis heeft genomen, dat verweerder niet is ingegaan op de door hem ingebrachte zienswijzen en dat het besluit niet is genomen in een openbare vergadering van het algemeen bestuur van het waterschap.
3.2Verweerder heeft in het verweerschrift erkend dat is verzuimd om het projectplan, waaronder de reactie op de ingediende zienswijze, aan eiser toe te zenden.
3.3De rechtbank is van oordeel dat eiser, doordat hij, ondanks het achterwege laten van de bekendmaking, tijdig beroep heeft ingesteld, door dit verzuim niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank ziet, overeenkomstig artikel 1.5, eerste lid, van de Chw, daarom geen aanleiding om het bestreden besluit om formele redenen te vernietigen.
3.4Verweerder heeft, in de nota van zienswijzen, een samenvatting gegeven van de ingediende zienswijzen en daarop een reactie gegeven. Dat verweerder niet op de door hem ingebrachte zienswijzen is ingegaan, mist feitelijke grondslag. Overigens verzet geen bepaling uit de Awb zich tegen een samenvatting van de ingebrachte zienswijzen.
3.5De omstandigheid dat eiser, zoals hij stelt, nadat hij zich voor de vergadering van het algemeen bestuur had gemeld, werd geplaatst in een luidruchtige ruimte waarin op een beeldscherm wazige en gebrekkige beelden met een gebrekkig geluid van de vergadering werden getoond, doet er niet aan af dat het bestreden besluit door het bevoegde bestuursorgaan is genomen.
Zo er al sprake is van het niet voldoen aan het Reglement van orde algemeen bestuur waterschap Aa en Maas, kan dit derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De beroepsgronden over de totstandkoming en de bekendmaking van het bestreden besluit falen derhalve.
4.1 Volgens eiser zijn de plannen van het waterschap in strijd met de reconstructieregelgeving en met het natuurbeleid van de provincie. Verder twijfelt eiser aan het niveau van bestuur en uitvoering in de regio. Eiser beroept zich hierbij op het door hem genoemde BING-rapport.
4.2Eiser heeft de consequenties die zowel de strijdigheid van de plannen met de reconstructieregelgeving en het natuurbeleid van de provincie, als het BING-rapport, voor het bestreden besluit zouden moeten hebben, geen handen en voeten gegeven. Niet duidelijk is welke conclusies eiser hieraan verbindt.
5.1Eiser voert met betrekking tot het projectplan allereerst aan dat de voorgenomen inrichtingsmaatregelen niet kunnen bijdragen aan herstel van de wijstverschijnselen, doordat het betrokken perceel in het verleden tot op grote diepte is vernield.
5.2Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ervaring heeft met wijstherstel en dat met het nemen van de hiervoor vereiste maatregelen elders goede resultaten zijn bereikt. Deze goede ervaringen, bij herstel van het wijstgebied Sint Annabos, zijn bij de planontwikkeling betrokken. Verweerder is er dan ook van overtuigd dat met de in het projectplan beschreven inrichtingsmaatregelen ook in het brongebied Geneneind de gewenste resultaten kunnen worden bereikt.
5.3In het projectplan is aangegeven dat in de periode 2005-2011 voor het gehele projectgebied en de omgeving ervan een scala aan hydrologische (model-)studies is uitgevoerd en uitgebreid hydrologische gegevens zijn verzameld en geanalyseerd. Verweerder heeft gewezen op het "Geohydrologisch onderzoek inzake watertoets IGP Bakel-Milheeze Noord, eindrapportage 9 september 2005" en het "Geohydrologisch onderzoek breukzone, Landslide milieu-adviesbureau" van 11 januari 2008.
Op grond van modelresultaten is primair gezocht naar maatregelen die binnen enkele jaren tot een verbetering van de wijstverschijnselen leiden. Praktisch gezien worden vooral maatregelen voorgesteld die, dat deel van het ondiepe grondwater en oppervlaktewater zodanig beïnvloeden dat binnen enkele jaren het wijstgebied Geneneind wordt hersteld. Met wijstherstel wordt tevens het brongebied van de Esperloop versterkt.
5.4De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het vaststellen van een projectplan een ruime beleidsvrijheid heeft. Het is aan verweerder om alle verschillende bij een dergelijk besluit betrokken belangen te onderzoeken en tegen elkaar af te wegen. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.Verder dient voorop te worden gesteld dat het waterschap deskundig is bij het uitoefenen van zijn publiekrechtelijke taak op waterstaatkundig gebied (zie rechtsoverweging 2.3.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4602).Verweerder heeft onderbouwd op basis van welke gegevens hij tot de overtuiging is gekomen dat in het brongebied Geneneind herstel van de wijstverschijnselen mogelijk is. Eiser heeft zijn opvatting dat herstel van deze verschijnselen niet meer mogelijk is weliswaar onderbouwd met de stelling dat er, in het kader van vroegere ruilverkavelingen, in het verleden kavelwijziging, egalisering en drainageactiviteiten hebben plaatsgevonden, maar niet onderbouwd hoe deze ingrepen ertoe hebben geleid dat herstel niet meer mogelijk is. Op basis van wat eiser heeft aangevoerd, kan niet de conclusie worden getrokken dat verweerder niet in redelijkheid tot vaststelling van het projectplan heeft kunnen komen. Deze beroepsgrond faalt.
6.1Eiser heeft verder aangevoerd dat uitvoering van het projectplan een dusdanige toename van de toevoer van water op de Esperloop tot gevolg zal hebben, dat de capaciteit daarvan onvoldoende zal blijken te zijn om het water onder alle omstandigheden af te kunnen voeren. Dit zal schade toebrengen aan zijn teelt van asperges.
Verweerder heeft volgens eiser bij de opstelling van het projectplan onvoldoende rekening gehouden met diverse in het afwaterende gebied illegaal gerealiseerde LOP-stuwen en aangelegde drainagesystemen. Ook heeft de overstort van het gemeenteriool in de Bernhardstraat een te kleine capaciteit, waardoor niet alleen soms extra toevoer van water plaatsvindt, maar eisers perceel ook wordt verontreinigd.
Volgens eiser is er geen hydrologisch model opgesteld voor de beschrijving van de hydrologische effecten op het oppervlaktewatersysteem en op grondwater en stijghoogten, zodat de effecten van de voorgenomen wijzigingen voor het gebied en voor het benedenstrooms gelegen gebied buiten het plangebied niet inzichtelijk zijn. Monitoring achteraf voldoet niet aan het vereiste van een zorgvuldige belangenafweging vooraf.
6.2Verweerder heeft zich, naar aanleiding van de door eiser ingebrachte zienswijzen, op het standpunt gesteld dat het omkeren van het verhang in een deel van de Esperloop en het aantakken van de Klefsche Loop leidt tot een extra aanvoer van wijstwater van 10 tot 20 liter per seconde (orde van grootte). Deze toename zal volgens verweerder niet leiden tot veranderingen van het grondwaterpeil (en natuurlijke variatie daarin) ter plaatse van eisers agrarische percelen. Het oppervlaktewaterpeil kan met de in het gebied gelegen stuwen worden (bij)geregeld, zodat wateroverlast voor eiser kan worden voorkomen.
Bovendien zullen de gevolgen van de te nemen maatregelen door het waterschap worden gemonitord. De gevolgen van de maatregelen zullen worden vastgelegd op basis van een monitoringplan en er zal een meetnet worden aangelegd, waarin maximaal gebruik zal worden gemaakt van de beschikbare meetgegevens.
Met betrekking tot de riooloverstort heeft verweerder aangegeven dat deze weliswaar invloed heeft op de Esperloop, maar buiten het plangebied ligt. Welke illegale activiteiten eiser bedoelt, is verweerder niet duidelijk. Er zijn verweerder in elk geval geen activiteiten bekend die een relatie hebben met het projectplan.
6.3Verweerder heeft, naar aanleiding van wat eiser heeft aangevoerd, weliswaar informatie verschaft over de extra toevoer van wijstwater, maar het is niet alleen deze toevoer die de gevolgen voor de waterstand in de benedenloop van de Esperloop bepaalt. Door vergroting van de oppervlakte van het aangetakte gebied, zal er ook sprake zijn van een toename van de toevoer van regenwater. Een totaalbeeld van de gevolgen van de uitvoering van het project op de waterstand van de Esperloop, nabij eisers gronden, ontbrak hiermee. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, voorafgaande aan het bestreden besluit, onvoldoende informatie heeft vergaard over de effecten van de waterafvoer op de Esperloop, over de wijze waarop deze effecten worden gereguleerd en over hoe en waar deze effecten worden gemonitord. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en komt daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank had dit overigens ook op de zitting van 9 april 2013 als voorlopig oordeel medegedeeld.
7.1Eiser heeft verder nog beroepsgronden aangevoerd die betrekking hebben op de vrees voor overlast van muggen en knutten, met name voor bezoekers van de nabijgelegen sportvelden, op het niet bereiken van een agrarische structuurverbetering voor in het projectgebied gelegen gronden en op het niet verbeteren van de situatie voor de gewone bronlibel en de verslechtering van de situatie voor andere flora en fauna in de Esperloop.
7.2De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgronden betrekking hebben op een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van eiser om, als agrariër, niet te worden geconfronteerd met de vernatting van zijn perceel waardoor schade aan de daarop plaatsvindende teelt plaatsvindt. Deze beroepsgronden kunnen, gelet op artikel 1.9 van de Chw, dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.