ECLI:NL:RBOBR:2014:1515
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Oordeel over termijnoverschrijding bij kinderopvangtoeslag en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2009. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst, waarin werd bepaald dat hij € 3.920,00 aan voorschotten kinderopvangtoeslag moest terugbetalen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst de wettelijke termijn voor het nemen van het primaire besluit had overschreden, evenals de termijn voor het beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Ondanks deze termijnoverschrijdingen besloot de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat het voor de Belastingdienst nog steeds mogelijk was om de teveel betaalde voorschotten terug te vorderen.
Eiser had schade geleden door de termijnoverschrijding, in de vorm van heffingsrente over het terug te betalen bedrag. De rechtbank oordeelde dat dit verzoek om schadevergoeding gegrond was en veroordeelde de Belastingdienst tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de door eiser betaalde heffingsrente tot de dag van de uitspraak. Daarnaast werd de Belastingdienst opgedragen het griffierecht van € 44,- aan eiser te vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de overschrijding van de termijnen niet leidde tot onomkeerbare gevolgen voor de terugvordering van de kinderopvangtoeslag, maar dat eiser wel recht had op schadevergoeding voor de geleden schade door de vertraging.