2.Bewijsmiddelen jegens verdachte [verdachte]
Getuige [getuige 1], wonende te Cuijk[adres 3], heeft verklaard dat ze in de nacht van 20 juni 2013 in bed lag en dat ze geschreeuw hoorde van een van de kinderen van de buren van pand [adres 2] te Cuijk. Ze keek uit het raam aan de achterzijde van de woning en zag vreemd licht van de woning van de buren komen. Ze hoorde toen een deur dicht slaan en meteen daarna hoorde en zag ze een oud wit combibusje met piepende banden wegrijden. Toen ze de witte bestelauto zag stond die zodanig dat die zo de straat uit kon rijden. Hij stond bij de schutting van nummer [adres 2]. De dichtslaande deur die ze had gehoord was het autoportier aan de bestuurderskant
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 20 juni 2013 op zijn fiets onderweg was als krantenbezorger. Hij vertrok om 03.30 uur met de fiets vanaf zijn huisadres te Cuijk. Toen hij over de [adres 17] in de richting van de [adres 13] te Cuijk fietste zag hij dat er een witte bestelauto over de [adres 13] kwam rijden. Deze auto trok zijn aandacht omdat hij hoorde dat de bestuurder niet goed schakelde. Hij zag dat het een kleine witte bestelauto was. Later op dezelfde ochtend ging hij tussen 05.30 uur en 05.45 uur de hond uitlaten. Hij liep vanaf zijn woning in de richting van de spoortunnel. Voor de spoortunnel ging hij naar links en daar trof hij een witte bestelauto aan..
Getuige [getuige 3], wonende te Cuijk [adres 4], heeft verklaard dat hij tijdens de brand aan de achterzijde van de woning ([adres 2]) ging kijken en dat er toen iets ontplofte. Hij zag dat de poort van de achtertuin van het pand open stond toen hij achterom ging. Hij vond dat vreemd omdat die normaal altijd dicht is.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 20 juni 2013 tussen 02.15 uur en 02.45 uur zijn hond uitliet. Tijdens het uitlaten van de hond trof hij een aantal goederen aan waaronder een haspel aan de bosrand tegenover de [adres 12]. Net of ze een auto hadden leeggemaakt.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat ze op donderdag 20 juni omstreeks 03.00 uur door haar broer [verdachte] werd gebeld. Zij hoorde paniek in zijn stem. Ook hoorde zij hem huilen. [verdachte] vertelde dat hij ruzie met [slachtoffer 3] had gehad via de whats-app. Hierna zei [verdachte] dat hij het huis in de hens had gezet. Hij heeft gezegd dat dit het huis van de moeder van [slachtoffer 3] betrof en dat hij wist dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] thuis waren. [verdachte] heeft letterlijk gezegd dat hij het huis met een scheutje benzine in de fik had gestoken. Na dat gesprek belde [getuige 5] naar [persoon 1], de begeleider van [verdachte], maar kreeg hem niet te pakken. Zodoende belde ze naar [persoon 2], de directeur van het kantoor van [persoon 1]. Ze vertelde tegen [persoon 2] dat het helemaal mis was met [verdachte]. Ze vertelde wat [verdachte] tegen haar had gezegd. Daarna belde ze [verdachte]. [verdachte] zei dat hij teruggefietst was en dat de vlammen boven het dak uitkwamen. Hij zei ook dat hij op vijfhonderd meter van het huis af stond en dat de politie en de brandweer bezig waren.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard de vriend te zijn van [getuige 5]. Hij heeft verteld dat hij op 20 juni omstreeks 03.00 uur naast [getuige 5] in bed lag toen [verdachte] belde. Hij kon het gesprek meeluisteren. [verdachte] vertelde in dat gesprek dat hij het huis van [slachtoffer 3] in brand had gezet.
Getuige[persoon 2] heeft verklaard dat hij in de nacht van donderdag 20 juni 2013 door [getuige 5] is gebeld en dat [getuige 5] tegen hem heeft verteld dat [verdachte] nogal verward was en had lopen roepen dat het allemaal niet meer hoeft en iets over brand.
Op donderdag 20 juni 2013 omstreeks 05.40 uur zag een politiemedewerker een jonge man bij de afzetting van de brandende woning aan het [adres 2] te Cuijk staan. De man had een paar zwarte damesschoenen in zijn handen. De man zei dat hij een vriend was van [slachtoffer 3] en dat hij een paar schoenen terug kwam brengen. Toen hem zijn identiteitsbewijs werd gevraagd bleek het[verdachte] te betreffen.
Op donderdag 20 juni 2013 om 06.48 uur kreeg de politie de melding dat er een man in een telefoonmast aan de [adres 19] in Cuijk zou zitten. Ter plaatse werd[verdachte] in de top van een telefoonmast aangetroffen. Tijdens een telefoongesprek ter plaatse met [verdachte] verklaarde hij dat zijn goede vriendin was “afgebrand” en dat [slachtoffer 3], zijn vriendin, tijdens de brand is overleden. Na dit gesprek wierp [verdachte] zijn mobiele telefoon naar beneden vanuit de zendmast waarin hij zat. Dit telefoontoestel werd voor onderzoek in beslag genomen. Het gelukte ’s middags rond 16.00 uur om [verdachte] te bewegen om uit de mast te komen, waarna hij werd aangehouden.
Tijdens het onderzoek naar de inhoud van de mobiele telefoon van[verdachte] werden er whats-app berichten aangetroffen die [verdachte] had verstuurd en ontvangen. Er werd onder andere whats-app berichten verkeer aangetroffen met het telefoonnummer [telefoonnummer] dat in gebruik was bij [slachtoffer 3]. Uit onderzoek bleek dat het hierna te melden whats-app verkeer tussen[verdachte] en [slachtoffer 3] op maandag 17 juni 2013 heeft plaatsgevonden (De gesprekken met “me” zijn de uitgaande whats-apps verstuurd door [verdachte]. De overige gesprekken zijn de inkomende whats-apps verstuurd door [slachtoffer 3])
2013-06-17 21:23:07 :me: Ik ben niet gesprongen voor jou en nu doe je zo
2013-06-17 21:20:26 :[telefoonnummer]: Ja en
2013-06-17 21:24:03 :me: Dan weet je wat ik ga doen. De groeten.
2013-06-17 21:22:04 :[telefoonnummer]: Oké veel plezier
2013-06-17 21:26:04 :me: Kut wijf
2013-06-17 21:23:27 :[telefoonnummer]: Homo
2013-06-17 21:26:42 :me: Trut
2013-06-17 21:26:54 :me: Brand in de hel
2013-06-17 21:32:13 :[telefoonnummer]: Ga dood
2013-06-17 21:35:35 :me: Dat doe ik ook. En jij ook. Jij zal branden in de hel.
2013-06-17 21:34:13 :[telefoonnummer]: Nee doei
2013-06-17 21:37:30 :me: Zeker wel
2013-06-17 21:34:35 :[telefoonnummer]: Ik krijg nooit spijt
2013-06-17 21:38:06 :me: Daar zorg ik voor dat je zal branden tot in de hel. Je kunt geen spijt hebben als je dood bent.
2013-06-17 21:37:55 :[telefoonnummer]: Ik ga niet dood
2013-06-17 21:41:09 :me: Ja wel. Daar zorg ik voor.
2013-06-17 21:38:33 :[telefoonnummer]: Nee
2013-06-17 21:41:51 :me: Ik beloof het je. Je zal branden in de hel.
2013-06-17 21:39:34 :[telefoonnummer]: Nee
2013-06-17 21:43:00 :me: Je moet maar eens opletten
2013-06-17 21:43:23 :me: Het is eerder dan je verwacht
2013-06-17 21:41:25 :[telefoonnummer]: Op houden
2013-06-17 21:45:02 :me: Ik hou pas op aan het eind van je leven
2013-06-17 21:44:32 :[telefoonnummer]: Zijn wij, dan geen vrienden
2013-06-17 21:47:58 :me: Volgens jou niet
2013-06-17 21:44:58 :[telefoonnummer]: Ik wil geen ruzie
2013-06-17 21:48:20 :me: Je hebt het zelf getypt
2013-06-17 21:45:26 :[telefoonnummer]: Nu wel ik wil geen ruzie
2013-06-17 21:48:51 :me: Ik ook niet maar je maakt het er zelf naar.
2013-06-17 21:46:32 :[telefoonnummer]: Oké
2013-06-17 21:49:56 :me: De groeten in de hel
2013-06-17 21:47:24 :[telefoonnummer]: Nee
2013-06-17 21:50:43 :me: Ben je boos. Ben je bang. Ben je verdrietig
2013-06-17 21:48:53 :[telefoonnummer]: Niks wil gewoon vrienden
2013-06-17 21:52:53 :me: Jij wil gewoon vrienden zijn
2013-06-17 21:51:22 :[telefoonnummer]: Ja
2013-06-17 21:55:11 :me: Maar als ik steeds aan moet horen dat ik een lozer of een kneus of lelijk ben
2013-06-17 21:55:50 :me: Dat noem ik geen vriend schap
2013-06-17 22:07:25 :me: Snap ie dat
2013-06-17 22:10:27 :me: Aan jou de keus
2013-06-17 22:13:17 :me: Als ik niks hoor dan weet ik genoeg
2013-06-17 22:13:38 :me: En dan brand je tot in de hel
Uit een onderzoek van de historische gegevens van het mobiele telefoonnummer van [verdachte] bleek dat zijn mobiele telefoon op donderdag 20 juni 2013 omstreeks 02.30 uur aanstraalde op een mast bij het [adres 5] 145 te Cuijk. Het [adres 5] 145 te Cuijk ligt in de wijk [wijk 1]. In deze zelfde wijk ligt ook de woning [adres 2] te Cuijk. De onderlinge afstand is hemelsbreed ongeveer 260 meter. Twee minuten later, om 02.32 uur kwam de eerste melding bij de politie meldkamer binnen van de brand op het adres [adres 2].
• Tussen donderdag 20 juni 2013 omstreeks 02.56 uur en 06.13 uur waren er een aantal telefonische contacten tussen [verdachte] en onder andere zijn zus [getuige 5] en [nabestaande 1] (vader van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en ex-man van [slachtoffer 1]). Verder probeerde [verdachte] [slachtoffer 3] te bellen en via sms te bereiken. Hierbij werden de volgende telefoonmasten in Cuijk en omgeving aangestraald:
o De mast bij het [adres 8], gelegen hemelsbreed ongeveer 1800 meter van het [adres 2] te Cuijk.
o De mast bij het [adres 5] in Cuijk, gelegen hemelsbreed ongeveer 260 meter van het [adres 2] te Cuijk.
o De mast bij de [adres 6] te Haps, gelegen ongeveer 2555 meter verwijderd van het [adres 2] te Cuijk.
o De mast bij de [adres 7] in Overasselt, gelegen hemelsbreed ongeveer 1400 meter van camping [naam 1] aan de [adres 9] in Linden.
o De mast bij de [adres 10] te Cuijk, gelegen ongeveer 2270 meter van het [adres 2] te Cuijk.
Getuige [getuige 7], wonende te Cuijk [adres 11], heeft verklaard dat zij op woensdag 19 juni 2013 omstreeks 21.00 uur een jongen door de schutting heeft zien kijken van de woning [adres 2]. Deze jongen was op een mountainbike.
Ter terechtzitting van 27 maart 2014 heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij de jongen was die op 19 juni 2013 omstreeks 21.00 uur door de schutting van de woning [adres 2] te Cuijk keek.
Naar aanleiding van de verklaring van getuige [getuige 4] over het aantreffen van goederen aan de rand van een bos, werd ter plaatse op de [adres 12] te Cuijk een onderzoek ingesteld. Deze goederen werden op donderdag 20 juni 2013 om 06.57 uur aantroffen op de [adres 13]. Het betrof een hoeveelheid gereedschap, een haspel met elektriciteitskabel, een fietsband en fietsreparatie materiaal, luciferdoosjes en een mat.
De op de [adres 12] te Cuijk aangetroffen goederen werden in beslag genomen en werden vastgelegd op foto. Deze foto’s werden op dinsdag 25 juni 2013 getoond aan [getuige 8]. [getuige 8] is de eigenaar van de zorgboerderij waar [verdachte] werkzaam was. [getuige 8] deelde mede dat hij de tang links onder op fotonummer 4 herkent als zijnde een soortgelijke tang die [verdachte] in zijn bezit had. [getuige 8] verklaarde dat de luciferdoosjes op afbeelding 10 soortgelijk zijn aan de luciferdoosjes die iemand in opdracht van hem gekocht had voor [verdachte]. Deze luciferdoosjes zijn gekocht bij de supermarkt [supermarkt 1] en zijn van het merk "Zwaluw".
[getuige 8] heeft ook verklaard dat hij twee jerrycans met brandstof mist. Een met 20 liter diesel en een met 16 a 17 liter benzine.
Op 20 juni 2013 omstreeks 18.35 uur kreeg een surveillance eenheid van de meldkamer de opdracht te gaan naar Escharen in verband met de diefstal van een Seat Inca met het kenteken [kenteken 1]. Omdat deze collega's eerder op de dag hadden vernomen dat er op de [adres 14] ter hoogte van [nummer 1] te Cuijk, een witte Seat Inca was aangetroffen gingen ze eerst daarheen om te verifiëren of het hetzelfde voertuig betrof. Op de [adres 14] zagen ze dat het inderdaad de Seat Inca betrof met het kenteken [kenteken 1]. Het voertuig werd voor verder onderzoek in beslag genomen. Het [adres 2] en de [adres 14], beiden te Cuijk, zijn over de weg 450 meter van elkaar verwijderd.
Op vrijdag 21 juni 2013 werd er door [aangever] aangifte gedaan van diefstal van een witte Seat Inca met kenteken [kenteken 1] . De diefstal had volgens de aangever plaats gevonden tussen maandag 17 juni 2013 om 21.00 uur en donderdag 20 juni 2013 om 15.00 uur. De auto werd weggenomen vanaf het terrein van het bedrijf [bedrijf 1], gevestigd aan de [adres 15] te Escharen. De auto had op een gedeelte van het terrein gestaan achter een onafgesloten hekwerk. [aangever] verklaarde dat het in zijn bedrijf al zeker 5 jaar de gewoonte was om sleutels van auto's en machines op een vaste plek bij het voertuig of de machine te leggen. De auto's zijn nooit afgesloten. Iedereen die bij hem werkt of gewerkt heeft weet dat. [verdachte] heeft kort na 16 maart 2012 drie maanden bij hem gewerkt.
Op de camerabeelden van de beveiligingscamera van het bedrijf[bedrijf 1] is te zien dat er op 20 juni 2013 om 00.08 uur een lichtkleurige bestelauto achteruit rijdend vanachter de niet afgesloten omheining aan komt rijden. Vervolgens stopt de desbetreffende bestelauto op de openbare weg [adres 15] ter hoogte van voornoemd bedrijfspand, waarna deze bestelauto, langzaam met gedoofde verlichting zijn weg vervolgt richting Escharen.
Op vrijdag 21 juni 2013 werd een forensisch onderzoek ingesteld in de Seat Inca met kenteken [kenteken 1]. Op het contactslot van de auto werd een sleutel aangetroffen. Na opening van de achterdeur werd een sterke geur waargenomen van een ontbrandbare vloeistof. In de bedrijfsauto werden onder andere de volgende goederen aangetroffen welke voor onderzoek in beslag werden genomen:
• Tussen de voorstoelen van de auto lag een fles frisdrank van het merk "River".
• In het dashboardkastje van de auto werd een leeg flesje Hero cassis aangetroffen.
• In het vak van het linker voorportier werd een aansteker aangetroffen.
• Op de vloer van de auto lag een beige mat. Met behulp van een gasdetectiemeter werd in de mat ter hoogte van de deuropening een geringe indicatie verkregen voor de aanwezigheid van een vluchtige stof mogelijk ontbrandbare vloeistof.
• Op de vloer van de auto werd een rugzak in camouflage kleuren aangetroffen. In een zijvak van de rugzak werden twee sleutelbossen aangetroffen.
Deze aangetroffen goederen werden in beslag genomen en werden vastgelegd op foto. Deze foto opnamen werden op dinsdag 25 juni 2013 getoond aan getuige [getuige 8], de eigenaar van de zorgboerderij waar [verdachte] werkzaam was. Getuige [getuige 8] verklaarde dat[verdachte] een soortgelijke rugzak in gebruik heeft. Er is vervolgens een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de rugzak die in de aangetroffen Seat Inca met kenteken [kenteken 1] werd aangetroffen. In de rugzak bevonden zich onder andere de twee genoemde sleutelbossen. Een van de sleutelbossen was voorzien van twee rode labels. Een van die labels had als opschrift: "Lucht bux kast" .
Op 02 juli 2013 heeft [getuige 9], de moeder van verdachte, verklaard dat de twee sleutelbossen die in de rugzak zaten van verdachte zijn.
Op dinsdag 02 juli 2013 werden de sleutels van de in de rugzak aangetroffen sleutelbossen met toestemming van de bewoonster [getuige 9] gepast op sloten van diverse deuren in de woning [adres 16] te [plaats]. Dit betreft de woning waar verdachte[verdachte] tot 05 juni 2013 heeft gewoond. Uit dit onderzoek bleek het volgende:
• Vier sleutels bevestigd aan de sleutelbos voorzien van het groene blanco label passen op het slot van de toegangsdeur van de slaapkamer van[verdachte]. Deze sleutels passen ook op het slot van de in die slaapkamer aanwezige zogenaamde luchtbukskast.
• Een sleutel bevestigd aan de sleutelbos voorzien van het rood blanco label en een rood label met de tekst 'lucht bux kast' past op het slot van de schuur in de tuin van de woning.
• Twee sleutels bevestigd aan de sleutelbos voorzien van het rood blanco label en een rood label met de tekst 'lucht bux kast' passen op het bijzetslot van de schuur in de tuin van de woning.
In de Seat Inca [kenteken 1] werd een frisdrankfles aangetroffen welke werd onderzocht op de aanwezigheid van vingerafdrukken. Op de fles werden 4 bruikbare vingerafdrukken aangetroffen welke werden ingevoerd in het HAVANK systeem. Dit leverde een match op met een vingerafdruk van verdachte [verdachte]. Nadat verdachte [verdachte] was aangehouden werd er DNA wangslijmvlies bij hem afgenomen. Na het in beslag nemen van de Seat Inca [kenteken 1] werd het interieur bemonsterd in verband met een onderzoek naar mogelijk aanwezig DNA. Uit het onderzoek bleek dat op het stuurwiel, de versnellingspook, de contactsleutel en de opening van een frisdrankfles DNA profielen werden aangetroffen die matchen met het DNA profiel van verdachte [verdachte]
Uit onderzoek van camerabeelden van camping [naam 1] te Linden bleek onder andere het volgende:
• Op camerabeelden van camping [naam 1] aan de [adres 9] te Linden is te zien dat [verdachte] op woensdag 19 juni 2013 om 23.10 uur het campingterrein af fietst. Hij draagt een grote rugzak op zijn rug. Op donderdag 20 juni 2013 van 00.56 uur komt hij in de Seat Inca [kenteken 1] aangereden. Hij haalt een mountainbike achter uit het laadruimte van de auto en loopt daarmee het camping terrein op. Daarna komt hij zonder fiets terug. Hij opent het bijrijders portier en pakt een grote rugzak met camouflageprint uit de auto. Daarna zet hij die rugzak achter in de auto in de laadruimte. Hierna stapt hij in en rijdt met gedoofde lichten weg. Het kenteken [kenteken 1] is zichtbaar.
• Donderdag 20 juni 2013 van 04.52 uur tot en met 05.10 uur:
De auto met kenteken [kenteken 1] komt aangereden en wordt geparkeerd op het parkeerterrein tegenover de slagboom van de camping. [verdachte] stapt uit en loopt het camping terrein op. Hij draagt een donker shirt met korte mouwen en een lange broek. Daarna komt [verdachte] om 05.01 uur weer van het campingterrein afgelopen. Om 05.10 uur is te zien dat de auto wegrijdt en de openbare weg opdraait.
In de woning [adres 2] te Cuijk werd door de Forensisch Technische Opsporing onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen. Verder werd ook onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen op de mat die werden aangetroffen in de Seat Inca [kenteken 1] en op de mat die werd aangetroffen bij de bosrand tegenover de [adres 12]. Er werden monsters genomen die voor verder onderzoek werden opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut. Door het NFI werd onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen op de ingestuurde monsters. Uit het onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen zijn door het NFI in de volgende monsters vluchtige stoffen van motorbenzine aangetroffen:
• Drie brandmonsters uit de woning.
• Het monster van de mat uit de Seat Inca [kenteken 1].
• Het monster van de mat aangetroffen bij de bosrand tegenover de [adres 12].
Vervolgens werd een vergelijkend onderzoek gedaan naar de aard en samenstelling van de vluchtige stoffen van motorbenzine. Uit het vergelijkend onderzoek bleek:
• Voor de twee brandmonsters uit de woning is het veel waarschijnlijker dat de motorbenzine dezelfde herkomst heeft dan dat die een verschillende herkomst heeft.
• Voor de twee monsters van de matten is het iets waarschijnlijker dat de motorbenzine dezelfde herkomst heeft dan dat die een verschillende herkomst heeft.
• Voor de vergelijking van de twee brandmonsters uit de woning en de twee monsters van de matten is het ongeveer even waarschijnlijk dat de motorbenzine dezelfde herkomst heeft als dat die een verschillende herkomst heeft.
[slachtoffer 4], eigenaar van de woning gelegen aan het [adres 2] te Cuijk heeft aangifte gedaan van brandstichting op 20 juni 2013 in zijn woning.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van de in haar op schrift gesteld requisitoir vermelde bewijsmiddelen komt de officier van justitie tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 20 juni 2013 opzettelijk brand heeft gesticht in de woning gelegen aan het [adres 2] te Cuijk terwijl door die brand gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde brandstichting de dood ten gevolge hebbende is niet vereist dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en haar dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. In dit delict is de dood een geobjectiveerd gevolg, dat aan de dader van de brandstichting wordt toegerekend. Nu is komen vast te staan dat sprake is geweest van brandstichting, dat [slachtoffer 1] en haar dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als gevolg van die brand zijn omgekomen, en dat verdachte die brand opzettelijk heeft gesticht, kan de tenlastegelegde brandstichting de dood van voornoemde personen ten gevolge hebbende wettig en overtuigend worden bewezen.
Voor een bewezenverklaring van moord is vereist dat er sprake is van voorbedachte raad. Toen verdachte op woensdagavond 19 juni 2013 geen contact kon krijgen met [slachtoffer 3] is hij voorbereidingen gaan treffen voor het delict. Om 23.10 uur is hij op de mountainbike vertrokken. Omdat hij met zijn mountainbike geen brandstof kon vervoeren moest er een auto komen. Hij ging naar Escharen waar hij bij een bedrijf dat hij kende een auto stal. Met die auto heeft hij zijn mountainbike terug gebracht naar zijn caravan. Om 01.04 uur is hij weer met de auto vertrokken. Op enig moment na de diefstal van de auto heeft hij in Beers jerrycans met brandstof weggenomen. Hij is naar Cuijk gereden. Daar zal verdachte de jerrycans naar de woning moeten hebben getild, de woning zijn binnengegaan, de brandbare stoffen hebben uitgegoten, die stoffen kort voor 02.30 uur hebben aangestoken en weer zijn vertrokken. Deze handelingen staan allemaal in het teken van het uitvoeren van verdachtes plan om in de woning aan het [adres 2] brand te stichten. Verdachte heeft tussen 23.00 uur en 02.30 uur vele momenten gehad om te bedenken dat dit een slecht plan was. Hij had alle gelegenheid om er vanaf te zien, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft handeling na handeling doorgezet, totdat zijn daad was gesteld. Uit de verklaring van verdachtes zus [getuige 5] blijkt dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] en haar dochters in de woning waren. Gelet hierop is er overduidelijk sprake van voorbedachte raad. De tenlastegelegde moord, meermalen gepleegd, kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat niet bewezen kan worden dat de brandstichting en de moord zijn gepleegd door verdachte. Hiervoor ontbreken essentiële bewijsmiddelen.
Er is geen aantoonbaar bewijs dat verdachte op het moment van het ontstaan van de brand in de woning aan het [adres 2] is geweest en dat hij die handelingen heeft verricht die staan omschreven in de tenlastelegging. Weliswaar kan worden aangetoond dat verdachte zich in de omgeving van de woning heeft opgehouden, echter daarmee is niet aangetoond dat de brand die is ontstaan in de woning is aangestoken door verdachte en dat verdachte degene is geweest die gebruik heeft gemaakt van brandversnellende middelen.
De moord acht de verdediging evenmin bewezen nu niet vast staat dat verdachte de brand heeft gesticht en de doodsoorzaak onlosmakelijk verband houdt met de brandstichting blijkens de autopsierapporten. Zelfs al zou bewezen worden geacht dat verdachte de brand heeft gesticht dan nog is moord niet aan de orde omdat er geen motief is en voorts geen kalm beraad of rustig overleg kan worden aangetoond. Volgens de raadsman heeft verdachte een ernstige psychische problematiek waardoor hij wordt belemmerd in zijn besluitvorming en zijn er ernstige beperkingen van zijn denken, voelen en handelen. Gelet hierop kan niet zonder meer gesproken worden van rustig overleg en kalm beraad.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank concludeert uit de hiervoor vermelde bevindingen van politie, brandweer, getuigen en deskundigen het volgende.
Verdachte is op woensdagavond 19 juni 2013 op de fiets naar Escharen gereden, waar hij een auto heeft weggenomen. Daarna heeft hij zijn fiets met de auto teruggebracht naar de camping en is vervolgens met de weggenomen auto weer vertrokken. Terwijl hij beschikte over de auto heeft hij in Beers twee jerrycans met brandversnellende middelen weggenomen. Hij is met de auto naar het pand [adres 2] te Cuijk gereden. Daar heeft hij brand gesticht in die woning door de brandversnellende middelen uit te gieten en vervolgens in brand te steken.
Gelet op deze handelingen acht de rechtbank de ten laste gelegde opzet op de brandstichting bewezen. Uit de verklaring van de zus van verdachte blijkt dat verdachte er van uit ging dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de woning van de moeder aanwezig waren. Door midden in de nacht brand te stichten in die woning heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] inderdaad in de woning aanwezig waren en zouden slapen. De mogelijkheid dat zij zouden komen te overlijden door zijn handelen heeft verdachte willens en wetens aanvaard en op de koop toegenomen. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat uit de rapportage van deskundige Overtoom blijkt dat in de directe nabijheid van de trap naar de eerste verdieping brandversnellende middelen zijn uitgegoten, waardoor de enige vluchtweg voor de slachtoffers door het handelen van verdachte werd afgesloten. Gezien het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de drie slachtoffers.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of bewezen kan worden dat verdachte de drie slachtoffers met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
Nu verdachte zegt zich nauwelijks meer iets te herinneren van de bewuste nacht, dient de rechtbank de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte te beoordelen om vast te kunnen stellen of verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft enkele dagen eerder, op 17 juni 2013 what’s app berichten verstuurd aan [slachtoffer 3] inhoudende “Brand in de hel”, “Jij zal branden in de hel”, “Daar zorg ik voor dat je zal branden tot in de hel”, “Daar zorg ik voor”, “Jij zal branden in de hel” ‘Het is eerder dan je verwacht’. Vervolgens heeft hij op 19 juni 2013 omstreeks 21.00 uur bij de woning [adres 2] te Cuijk door de schutting gekeken. Later die avond is hij op de fiets naar Escharen gereden. Daar heeft hij een auto weggenomen. Terwijl hij beschikte over de auto heeft hij in Beers twee jerrycans met brandversnellende middelen weggenomen. Hij is daarna naar het pand [adres 2] te Cuijk gereden waar [slachtoffer 3], haar zus [slachtoffer 2] en hun moeder [slachtoffer 1] verbleven. Op de benedenverdieping in het pand heeft hij op 20 juni 2013 kort voor 02.32 uur brand gesticht door de brandversnellende middelen uit te gieten en vervolgens in brand te steken.
Voormelde handelingen, die elkaar opvolgen, hebben allemaal in het teken gestaan van verdachtes voorgenomen plan. Verdachte heeft tijdens het plegen van die handelingen telkens alle gelegenheid gehad om af te zien van zijn plan, maar hij heeft dat niet gedaan. Gelet op de hiervoor omschreven uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte met voordachten rade heeft gehandeld.