Uitspraak
1.[eiseres 1],
[eiseres 2],
[eiseres 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 december 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
‘de, in de considerans van deze overeenkomst, genoemde bouwkavels (met eventuele opstallen)’, ‘De afspraak betreft de kavels 1 t/m 4’, ‘Indien één of meer van de genoemde kavels’). Uit de tekst van de overeenkomst kan niet worden afgeleid dat de in artikel 18.6 genoemde BTW-korting is beperkt tot de twee onbebouwde kavels, bouwkavels 1 en 2. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat [vader eisers] en [eiseres] hebben bedoeld die BTW-korting enkel op de onbebouwde kavels van toepassing te doen zijn. [eiseres 3] heeft bovendien ter comparitie erkend dat er tijdens de besprekingen voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst voor wat de betreft de BTW-korting als genoemd onder 18.6, geen onderscheid is gemaakt tussen de bebouwde kavels 3 en 4 en de onbebouwde kavels 1 en 2. Volgens [eiseres 3] heeft zij op enig moment nà het ondertekenen van de koopovereenkomst aan [vertegenwoordiger] van [gedaagde] gezegd dat de BTW-korting alleen zou gelden voor de onbebouwde kavels. Uit deze mededeling volgt echter niet dat zulks de bedoeling van [vader eisers] en [gedaagde] is geweest bij het sluiten van de overeenkomst.