ECLI:NL:RBOBR:2014:2306

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
01/845380-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

Op 1 mei 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 april 2013 in Eindhoven, samen met medeverdachten, een geldbedrag van in totaal ongeveer 6465 euro heeft weggenomen van een evenementenbureau, terwijl zij op dat moment voor dat bureau werkzaam was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden had geëist, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte ernstig misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat haar was gegeven door het evenementenbureau. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845380-13
Datum uitspraak: 01 mei 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 30 april 2013 te Eindhoven (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden geld (totaal ongeveer 6465 euro) en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op (een of meer tijdstippen op) of omstreeks 30 april 2013 te Eindhoven (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid/hoeveelheden geld (totaal ongeveer 6465 euro) en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep van/als kassamedewerkster(s) in dienst van en/of werkzaam voor "[bedrijf 1]", in
elk geval anders dan door misdrijf, te weten onder gehoudenheid om die munten/consumptiebonnen te verkopen en/of dat geld als wisselgeld te gebruiken en/of af te dragen aan "[bedrijf 1]", onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 30 april 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld (telkens) wist(en), althans hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 31 december 2012 tot en met 1 januari 2013 te Eindhoven (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden geld en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 31 december 2012 tot en met 1 januari 2013 te Eindhoven (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid/hoeveelheden geld en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep van/als kassamedewerkster(s) in dienst van en/of werkzaam voor "[bedrijf 1]", in elk geval anders dan door misdrijf, te weten onder gehoudenheid om die munten/consumptiebonnen te verkopen en/of dat geld als wisselgeld te gebruiken en/of af te dragen aan "[bedrijf 1]", onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in de periode van 31 december 2012 tot en met 1 januari 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld (telkens) wist(en), althans had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 te 's-Hertogenbosch (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden geld en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
haar mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 te 's-Hertogenbosch, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid/hoeveelheden geld en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep van/als kassamedewerkster(s) in dienst van en/of werkzaam voor "[bedrijf 1]", in elk geval anders dan door misdrijf, te weten onder gehoudenheid om die munten/consumptiebonnen te verkopen en/of dat geld als wisselgeld te gebruiken en/of af te dragen aan "[bedrijf 1]", onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld (telkens) wist(en), althans had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 22 februari 2013 tot en met 23 februari 2013 te Rotterdam, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden geld en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 22 februari 2013 tot en met 23 februari 2013 te Rotterdam, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid/hoeveelheden geld en/of munten/consumptiebonnen, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf 1]", in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren)
verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep van/als kassamedewerkster(s) in dienst van en/of werkzaam voor "[bedrijf 1]", in elk geval anders dan door misdrijf, te weten onder gehoudenheid om die munten/consumptiebonnen te verkopen en/of dat geld als wisselgeld te gebruiken en/of af te dragen aan "[bedrijf 1]", onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in de periode van 22 februari 2013 tot en met 23 februari 2013 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheid/hoeveelheden munten/consumptiebonnen en/of geld (telkens) wist(en), althans had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is en dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Er zijn geen camerabeelden waarop eventuele strafbare feiten te zien zijn en verdachte zwijgt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een verklaring gegeven voor de reden waarom hij € 2.000,- op zak had. Het is niet vreemd dat hij als autohandelaar contant geld bij zich heeft. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] komt ook in een heel ander daglicht te staan wanneer deze wordt gezien tegen de achtergrond van [medeverdachte 2] zelf. Volgens de GGZ heeft hij geld verdiend met de handel in drugs. Er is ook een WhatsApp-bericht in het dossier dat in die richting wijst. Voorts was sprake van een geplande aanhouding van cliënt zodat een meervoudige confrontatie had kunnen plaatsvinden. Nu dit niet is gebeurd dient het resultaat van de enkelvoudige spiegelconfrontatie te worden uitgesloten van het bewijs. Gelet op het voorgaande is er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen.
De rechtbank verwerpt voornoemde verweren en overweegt als volgt.
De bewezenverklaring.
 Op 30 april 2013 werd in het Beursgebouw te Eindhoven tijdens een dance/ hardstyle feest bij medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] een geldbedrag van in totaal € 6.465,- aangetroffen in onder andere de sokken, schoenen en ondergoed.
 Medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben een schriftelijke afstandsverklaring ondertekend waarin zij allebei hebben aangegeven dat zij het bij hen aangetroffen geld van kassameisjes hadden gekregen en dat zij daarvan afstand deden.
 Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gedetailleerde, voor zichzelf en de andere verdachten, belastende verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij 30 april 2013 gebeld werd door medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vroeg of hij, [medeverdachte 2], mee op stap wilde in Eindhoven en geld wilde gaan verdienen. Hij vertelde [medeverdachte 1] toen dat hij wel mee wilde. Even later haalde [medeverdachte 1] hem bij hem thuis rond 13:00 uur op. Ze hebben nog een vriend van [medeverdachte 1] opgehaald, een Marokkaanse jongen die in [woonplaats] woont en [medeverdachte 4] genaamd is, en nog een andere jongen die op hetzelfde adres woont als [medeverdachte 4]. Ze zijn met zijn vieren naar Eindhoven gereden. Toen hij en [medeverdachte 1] eenmaal binnen waren, legde [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] uit wat de bedoeling was. [medeverdachte 1] zei letterlijk: “Je moet daar munten halen, en dan krijg je geld. Dit geld wordt dan later verdeeld”. Met daar bedoelde [medeverdachte 1] een meisje. Hij wees toen naar een meisje dat in het tweede hokje achter een kassa zat. [medeverdachte 1] is toen naar dat meisje gelopen. Het werkte zo dat je bijvoorbeeld tien euro gaf en dan voor tien euro consumptiebonnen kreeg en extra geld. Dit waren verschillende bedragen, soms
€ 50,00, soms € 100,00, soms meer, soms minder. Hij schat zo’n tien keer naar het meisje te zijn geweest. [medeverdachte 1] ging ook naar dat meisje aan de kassa en ook naar het andere meisje dat ernaast zat aan de linker kant. Dit was het eerste hokje. Ze troffen op een bepaald moment [medeverdachte 4] binnen. [medeverdachte 4] is bij allebei de meisjes munten gaan halen. [medeverdachte 4] ging echt de hele tijd. Een van de meisjes achter de kassa is de vriendin van [medeverdachte 4] en de jongen die met hen mee was, is de vriend van het andere meisje achter de kassa. Een van de meisjes is genaamd [medeverdachte 3]. Een van de meisjes heeft een kindje van haar vriend. Hij weet niet of het kind van [medeverdachte 4] is of van die andere jongen. Toen ze naar buiten wilden lopen, werden ze, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], aangehouden door de uitsmijters. Onderweg naar Eindhoven in de auto hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] verteld dat zij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], geld moesten ophalen bij de kassameisjes. Ze moesten dit geld bijhouden en later afgeven. Afhankelijk van het totaalbedrag dat ze opgehaald zouden hebben, zouden ze een bepaald bedrag krijgen. [medeverdachte 2] herinnerde zich dat het meisje, waar hij steeds heen ging om geld te halen, het geld uit haar BH haalde en aan hem gaf. Elke keer als hij naar het meisje ging, betaalde hij haar en kreeg dan consumptiebonnen en geld terug van haar. Het geld dat hij kreeg, zat onder de consumptiebonnen. Het geld dat de beveiligingsmensen hebben aangetroffen, is het geld dat zij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], hebben opgehaald. Hij, [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], de vriend van [medeverdachte 4] en de twee meisjes waren betrokken bij het geld ophalen.
 Verdachte heeft op 30 april 2013 voor [bedrijf 1]in het Beursgebouw te Eindhoven gewerkt.
 Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 30 april 2013 in het Beursgebouw te Eindhoven heeft gewerkt en dat ze samen met [verdachte] naar Eindhoven was gekomen. Ze moest daar munten verkopen aan de kassa.
 Medeverdachte [medeverdachte 2] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met verdachte . Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat hij haar direct herkende als het meisje waar hij bonnen en geld heeft gehaald bij het Beursgebouw. Volgens hem is haar naam [verdachte]. Dit is één van de kassameisjes.
 Medeverdachte [medeverdachte 2] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 3]. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat hij haar zeker heeft herkend. Ze zat langs het andere meisje aan de kassa. Hij herkent haar aan haar gezicht en haren. Dit is het tweede kassameisje dat betrokken was bij de diefstal.
 Medeverdachte [medeverdachte 2] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 4]. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde uit eigen beweging: “Dat is hem”. Medeverdachte [medeverdachte 2] kent hem niet als [medeverdachte 4], maar deze jongen is er wel bij geweest. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde eveneens dat dit de jongen was die een relatie heeft met een van de meisjes en samen een kind hebben. Deze jongen heeft die avond hetzelfde gedaan als hij. Hij heeft ook geld en bonnen bij de kassa meegekregen.
 Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze twee jaar een relatie heeft gehad met [medeverdachte 4] en dat hij de vader van haar kind van acht weken oud is. Ze heeft voorts verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 4] in haar telefoon onder [medeverdachte 4] staat.
 In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] bleek een persoon genaamd [medeverdachte 4] met telefoonnummer +[telefoonnummer]te staan. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] bleek een contact “[medeverdachte 4] Gorkum” te staan die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Uit het Basis Voorziening Handhaving systeem bleek dat dit telefoonnummer gekoppeld was aan [medeverdachte 4], geboren te[geboorteplaats] op [1990] en wonende te [woonplaats], [adres]. De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden af dat het nummer [telefoonnummer] in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 4].
 Op 30 april 2013 had medeverdachte [medeverdachte 1] via WhatsApp een gesprek met [naam 3].
[08.44] [naam 3]: wat is je winst?;
[12:02] [medeverdachte 1]: 4500;
[12:02] [medeverdachte 1]: Dacht dat het veel meer was.;
[12:03] [medeverdachte 1]: Dus heb zelf 1000;
[12:03] [medeverdachte 1]: En ga zo weer;)
[12.05] [medeverdachte 1]: Me zakken zaten echt vollll. Ging zelf naar kluisje om me zakken te legen haha
[21.19] [naam 3]: Nog wat verdiend
[21.22] [medeverdachte 1]: Ja hoor genoeg: P
 Op 1 mei 2013 kreeg medeverdachte [medeverdachte 1], nadat hij reeds was aangehouden, via WhatsApp berichten van [naam 1].
[00:13] [naam 1]: Hey [medeverdachte 1] waar blijf je;
[00:19] [naam 1]: [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] vind dit niet leuk
Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] was aangehouden is er veelvuldig met het nummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 4] ([telefoonnummer]) gebeld en gesmst naar het nummer van [medeverdachte 1].
 Op 1 mei 2013 kreeg medeverdachte [medeverdachte 1], nadat hij reeds was aangehouden, via WhatsApp berichten van [medeverdachte 4].
[02:13] [medeverdachte 4]: Als ik jou was zal ik nu opnemen;
[03:51] [medeverdachte 4]: Als ik jou was zal ik beter opnemen;
[03:57] [medeverdachte 4]: Ik kom morgen naar jou huis
 Met de gsm van medeverdachte [medeverdachte 1] werd, nadat hij reeds was aangehouden, een bericht ontvangen van [naam 1] op 01-05-2013
[00.06]: Hey waar ben je [medeverdachte 4] is fucking boos ..!!!!
 Met de gsm van medeverdachte [medeverdachte 1] werden op 29 en 30 april 2013 berichten verstuurd/ontvangen van/naar het telefoonnummer [telefoonnummer], in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 3], waaruit de werkwijze van de verdachten blijkt. De volgende berichten werden verstuurd en/of ontvangen:
29-04-2013 [21.44] [medeverdachte 3]: dat meisje naast mij keek heel de tijd en [verdachte] weet niet wie jou vriend is;
29-04-2013 [21:47] [medeverdachte 1]: Okee dus ft uitkijken zeg maar. Maar die vriend van mij was net gelijk na mij. We lopen zo voorbij. Hij heeft een donker vest;
29-04-2013 [21.49] [medeverdachte 3]: Wij zien jullie niet goed ga daar ff samen naar [verdachte];
29-04-2013 [21.51] [medeverdachte 1]: Hiero bij plee;
29-04-2013 [21.51] [medeverdachte 3]: En we hebben weinig geld omdat niet druk is daarom geven we weinig;
29-04-2013 [21.54] [medeverdachte 3]: En daarna om de 10 min komen allebei;
29-04-2013 [21.59] [medeverdachte 3]: Die andere moet nar [verdachte] die zit naast mij;
29-04-2013 [22.01] [medeverdachte 1]: Naast waar links van jou;
29-04-2013 [22.02] [medeverdachte 3]: Met die bruine haar en grote oor bellen tegen de kant;
29-04-2013 [22.03] [medeverdachte 1]: Naast jou toch aan de kant van wc;
29-04-2013 [22.03] [medeverdachte 3]: ja;
29-04-2013 [23.13] [medeverdachte 3]: Kom vaker;
29-04-2013 [23.15] [medeverdachte 3]: Je komt te weinig bij ons allebei die geld word dan weg gehaald;
29-04-2013 [23.19] [medeverdachte 1]: Nee joh verstop het dan tussen je bh ofzo;
29-04-2013 [23.45] [medeverdachte 3]: Kom nu;
30-04-2013 [00.07] [medeverdachte 3]: vaker komen;
30-04-2013 [00.28] [medeverdachte 1]: Hebben ze je door of zo;
30-04-2013 [00.29] [medeverdachte 3]: nou en kom nu;
30-04-2013 [00.51] [medeverdachte 1]: Jaja kom zo ff roken. Telkens als ik wil komen. Volop security kk triest;
30-04-2013 [00.51] [medeverdachte 1]: Maar spaar ff;
30-04-2013 [00.54] [medeverdachte 1]: Morgen weer
.
Op grond van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen.
De enkelvoudige spiegelconfrontatie
Wat betreft het verweer van de verdediging omtrent de bruikbaarheid van de spiegelconfrontatie, waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] verdachte heeft herkend als het kassameisje waar hij bonnen en geld heeft gehaald, overweegt de rechtbank het volgende. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een herkenning bij een confrontatie, waarbij meerdere personen worden getoond, een grotere bewijswaarde heeft dan de spiegelconfrontatie die in dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat betekent echter, anders dan de verdediging heeft bepleit, niet dat het resultaat van deze spiegelconfrontatie van het bewijs moeten worden uitgesloten. Temeer nu medeverdachte [medeverdachte 2] volgens eigen verklaring meerdere malen met het kassameisje, bij de spiegelconfrontatie herkend als verdachte, die avond contact heeft gehad bij de kassa. Het verweer van de verdediging, dat het resultaat van voornoemde confrontatie moet worden uitgesloten, wordt derhalve verworpen.
De kwalificatieDe rechtbank is van oordeel dat het door verdachte en haar medeverdachten gepleegde feit als diefstal gekwalificeerd dient te worden. Van diefstal is sprake als een goed, dat aan een ander toebehoort, wordt weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Beslissend voor het wegnemen, is dat het goed aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, in dit geval [bedrijf 1], wordt onttrokken. Naar het oordeel van de rechtbank was daar in het onderhavige geval sprake van. Met name gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat op weg naar het Beursgebouw in de auto werd gesproken over de wijze waarop het geld zou worden weggenomen en over de verdeling van de buit, was het oogmerk van verdachte en haar medeverdachten er van meet af aan op gericht om het geld weg te nemen en het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde derhalve bewezen.
Is het feit in vereniging gepleegd?
Uit de bewijsmiddelen en de onder het kopje ‘bewezenverklaring’ uitgewerkte feiten en omstandigheden blijkt dat de samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zo nauw en bewust is geweest dat de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte samen en in vereniging met genoemde medeverdachten – kort gezegd – op 30 april 2013 meermalen geld heeft weggenomen van [bedrijf 1]
De overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking . Zij vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en haar medeverdachten munten dan wel consumptiebonnen hebben weggenomen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De bewijsbeslissing ten aanzien van feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 3 meer subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair en feit 4 meer subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte en haar medeverdachten in de periode van
31 december 2012 tot en met 1 januari 2013, in de periode van 22 februari 2013 tot en met
23 februari 2013 en in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 de ten laste gelegde feiten hebben gepleegd. Weliswaar kunnen uit de WhatsApp-berichten van verschillende data aanwijzingen worden gevonden voor het wegnemen van geld op dezelfde werkwijze als die op 30 april 2013 is toegepast, maar nu de rechtbank niet kan vaststellen of er op die avonden daadwerkelijk geld van Evenementenbureau [bedrijf 1]is weggenomen, is dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 3 meer subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair en feit 4 meer subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
primair
op tijdstippen op 30 april 2013 te Eindhoven telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden geld (in totaal ongeveer 6465 euro), toebehorende aan [bedrijf 1]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert ten aanzien van het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 primair ten laste gelegde:
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de totale schade en teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in strafverzwarende zin meegewogen. Verdachte heeft samen met haar mededaders in het Beursgebouw te Eindhoven, waar op dat moment een feest gaande was, een grote hoeveelheid geld weggenomen van[bedrijf 1] terwijl zij op dat moment voor dat bedrijf werkzaam was. Zij heeft op deze wijze ernstig misbruik gemaakt van het door Evenementenbureau [bedrijf 1]in haar gestelde vertrouwen. Uit het procesdossier volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en haar mededaders planmatig te werk zijn gegaan en het door hen gepleegde strafbare feit hebben begaan nadat ze dit hadden voorbereid. Verdachte en haar mededaders hebben bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en hebben zich niets aangetrokken van de belangen van [bedrijf 1]
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat zij een blanco strafblad heeft.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van een aantal door de officier van justitie bewezen geachte feiten vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal verdachte een taakstraf opleggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd. In het bijzonder ontbeert de vordering een onderbouwing op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het in beslag genomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 3 meer subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair, feit 4 meer subsidiair:
Vrijspraak
De rechtbank verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 3 meer subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair en feit 4 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

T.a.v. feit 1 primair:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1 primair:

Taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis
doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten: een Iphone 4, kleur zwart, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. P.A. Buijs en mr. C.J. Sangers - de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 1 mei 2014.
Mr. J.H.P.G. Wielders is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.