Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is en dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Er zijn geen camerabeelden waarop eventuele strafbare feiten te zien zijn en verdachte zwijgt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een verklaring gegeven voor de reden waarom hij € 2.000,- op zak had. Het is niet vreemd dat hij als autohandelaar contant geld bij zich heeft. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] komt ook in een heel ander daglicht te staan wanneer deze wordt gezien tegen de achtergrond van [medeverdachte 2] zelf. Volgens de GGZ heeft hij geld verdiend met de handel in drugs. Er is ook een WhatsApp-bericht in het dossier dat in die richting wijst. Voorts was sprake van een geplande aanhouding van cliënt zodat een meervoudige confrontatie had kunnen plaatsvinden. Nu dit niet is gebeurd dient het resultaat van de enkelvoudige spiegelconfrontatie te worden uitgesloten van het bewijs. Gelet op het voorgaande is er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen.
De rechtbank verwerpt voornoemde verweren en overweegt als volgt.
Op 30 april 2013 werd in het Beursgebouw te Eindhoven tijdens een dance/ hardstyle feest bij medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] een geldbedrag van in totaal € 6.465,- aangetroffen in onder andere de sokken, schoenen en ondergoed.
Medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben een schriftelijke afstandsverklaring ondertekend waarin zij allebei hebben aangegeven dat zij het bij hen aangetroffen geld van kassameisjes hadden gekregen en dat zij daarvan afstand deden.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gedetailleerde, voor zichzelf en de andere verdachten, belastende verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij 30 april 2013 gebeld werd door medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vroeg of hij, [medeverdachte 2], mee op stap wilde in Eindhoven en geld wilde gaan verdienen. Hij vertelde [medeverdachte 1] toen dat hij wel mee wilde. Even later haalde [medeverdachte 1] hem bij hem thuis rond 13:00 uur op. Ze hebben nog een vriend van [medeverdachte 1] opgehaald, een Marokkaanse jongen die in [woonplaats] woont en [medeverdachte 4] genaamd is, en nog een andere jongen die op hetzelfde adres woont als [medeverdachte 4]. Ze zijn met zijn vieren naar Eindhoven gereden. Toen hij en [medeverdachte 1] eenmaal binnen waren, legde [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] uit wat de bedoeling was. [medeverdachte 1] zei letterlijk: “Je moet daar munten halen, en dan krijg je geld. Dit geld wordt dan later verdeeld”. Met daar bedoelde [medeverdachte 1] een meisje. Hij wees toen naar een meisje dat in het tweede hokje achter een kassa zat. [medeverdachte 1] is toen naar dat meisje gelopen. Het werkte zo dat je bijvoorbeeld tien euro gaf en dan voor tien euro consumptiebonnen kreeg en extra geld. Dit waren verschillende bedragen, soms
€ 50,00, soms € 100,00, soms meer, soms minder. Hij schat zo’n tien keer naar het meisje te zijn geweest. [medeverdachte 1] ging ook naar dat meisje aan de kassa en ook naar het andere meisje dat ernaast zat aan de linker kant. Dit was het eerste hokje. Ze troffen op een bepaald moment [medeverdachte 4] binnen. [medeverdachte 4] is bij allebei de meisjes munten gaan halen. [medeverdachte 4] ging echt de hele tijd. Een van de meisjes achter de kassa is de vriendin van [medeverdachte 4] en de jongen die met hen mee was, is de vriend van het andere meisje achter de kassa. Een van de meisjes is genaamd [medeverdachte 3]. Een van de meisjes heeft een kindje van haar vriend. Hij weet niet of het kind van [medeverdachte 4] is of van die andere jongen. Toen ze naar buiten wilden lopen, werden ze, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], aangehouden door de uitsmijters. Onderweg naar Eindhoven in de auto hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] verteld dat zij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], geld moesten ophalen bij de kassameisjes. Ze moesten dit geld bijhouden en later afgeven. Afhankelijk van het totaalbedrag dat ze opgehaald zouden hebben, zouden ze een bepaald bedrag krijgen. [medeverdachte 2] herinnerde zich dat het meisje, waar hij steeds heen ging om geld te halen, het geld uit haar BH haalde en aan hem gaf. Elke keer als hij naar het meisje ging, betaalde hij haar en kreeg dan consumptiebonnen en geld terug van haar. Het geld dat hij kreeg, zat onder de consumptiebonnen. Het geld dat de beveiligingsmensen hebben aangetroffen, is het geld dat zij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], hebben opgehaald. Hij, [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], de vriend van [medeverdachte 4] en de twee meisjes waren betrokken bij het geld ophalen.
Verdachte heeft op 30 april 2013 voor [bedrijf 1]in het Beursgebouw te Eindhoven gewerkt.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 30 april 2013 in het Beursgebouw te Eindhoven heeft gewerkt en dat ze samen met [verdachte] naar Eindhoven was gekomen. Ze moest daar munten verkopen aan de kassa.
Medeverdachte [medeverdachte 2] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met verdachte . Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat hij haar direct herkende als het meisje waar hij bonnen en geld heeft gehaald bij het Beursgebouw. Volgens hem is haar naam [verdachte]. Dit is één van de kassameisjes.
Medeverdachte [medeverdachte 2] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 3]. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat hij haar zeker heeft herkend. Ze zat langs het andere meisje aan de kassa. Hij herkent haar aan haar gezicht en haren. Dit is het tweede kassameisje dat betrokken was bij de diefstal.
Medeverdachte [medeverdachte 2] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 4]. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde uit eigen beweging: “Dat is hem”. Medeverdachte [medeverdachte 2] kent hem niet als [medeverdachte 4], maar deze jongen is er wel bij geweest. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde eveneens dat dit de jongen was die een relatie heeft met een van de meisjes en samen een kind hebben. Deze jongen heeft die avond hetzelfde gedaan als hij. Hij heeft ook geld en bonnen bij de kassa meegekregen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze twee jaar een relatie heeft gehad met [medeverdachte 4] en dat hij de vader van haar kind van acht weken oud is. Ze heeft voorts verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 4] in haar telefoon onder [medeverdachte 4] staat.
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] bleek een persoon genaamd [medeverdachte 4] met telefoonnummer +[telefoonnummer]te staan. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] bleek een contact “[medeverdachte 4] Gorkum” te staan die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Uit het Basis Voorziening Handhaving systeem bleek dat dit telefoonnummer gekoppeld was aan [medeverdachte 4], geboren te[geboorteplaats] op [1990] en wonende te [woonplaats], [adres]. De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden af dat het nummer [telefoonnummer] in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 4].
Op 30 april 2013 had medeverdachte [medeverdachte 1] via WhatsApp een gesprek met [naam 3].
[08.44] [naam 3]: wat is je winst?;
[12:02] [medeverdachte 1]: 4500;
[12:02] [medeverdachte 1]: Dacht dat het veel meer was.;
[12:03] [medeverdachte 1]: Dus heb zelf 1000;
[12:03] [medeverdachte 1]: En ga zo weer;)
[12.05] [medeverdachte 1]: Me zakken zaten echt vollll. Ging zelf naar kluisje om me zakken te legen haha
[21.19] [naam 3]: Nog wat verdiend
[21.22] [medeverdachte 1]: Ja hoor genoeg: P
Op 1 mei 2013 kreeg medeverdachte [medeverdachte 1], nadat hij reeds was aangehouden, via WhatsApp berichten van [naam 1].
[00:13] [naam 1]: Hey [medeverdachte 1] waar blijf je;
[00:19] [naam 1]: [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] vind dit niet leuk
Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] was aangehouden is er veelvuldig met het nummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 4] ([telefoonnummer]) gebeld en gesmst naar het nummer van [medeverdachte 1].
Op 1 mei 2013 kreeg medeverdachte [medeverdachte 1], nadat hij reeds was aangehouden, via WhatsApp berichten van [medeverdachte 4].
[02:13] [medeverdachte 4]: Als ik jou was zal ik nu opnemen;
[03:51] [medeverdachte 4]: Als ik jou was zal ik beter opnemen;
[03:57] [medeverdachte 4]: Ik kom morgen naar jou huis
Met de gsm van medeverdachte [medeverdachte 1] werd, nadat hij reeds was aangehouden, een bericht ontvangen van [naam 1] op 01-05-2013
[00.06]: Hey waar ben je [medeverdachte 4] is fucking boos ..!!!!
Met de gsm van medeverdachte [medeverdachte 1] werden op 29 en 30 april 2013 berichten verstuurd/ontvangen van/naar het telefoonnummer [telefoonnummer], in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 3], waaruit de werkwijze van de verdachten blijkt. De volgende berichten werden verstuurd en/of ontvangen:
29-04-2013 [21.44] [medeverdachte 3]: dat meisje naast mij keek heel de tijd en [verdachte] weet niet wie jou vriend is;
29-04-2013 [21:47] [medeverdachte 1]: Okee dus ft uitkijken zeg maar. Maar die vriend van mij was net gelijk na mij. We lopen zo voorbij. Hij heeft een donker vest;
29-04-2013 [21.49] [medeverdachte 3]: Wij zien jullie niet goed ga daar ff samen naar [verdachte];
29-04-2013 [21.51] [medeverdachte 1]: Hiero bij plee;
29-04-2013 [21.51] [medeverdachte 3]: En we hebben weinig geld omdat niet druk is daarom geven we weinig;
29-04-2013 [21.54] [medeverdachte 3]: En daarna om de 10 min komen allebei;
29-04-2013 [21.59] [medeverdachte 3]: Die andere moet nar [verdachte] die zit naast mij;
29-04-2013 [22.01] [medeverdachte 1]: Naast waar links van jou;
29-04-2013 [22.02] [medeverdachte 3]: Met die bruine haar en grote oor bellen tegen de kant;
29-04-2013 [22.03] [medeverdachte 1]: Naast jou toch aan de kant van wc;
29-04-2013 [22.03] [medeverdachte 3]: ja;
29-04-2013 [23.13] [medeverdachte 3]: Kom vaker;
29-04-2013 [23.15] [medeverdachte 3]: Je komt te weinig bij ons allebei die geld word dan weg gehaald;
29-04-2013 [23.19] [medeverdachte 1]: Nee joh verstop het dan tussen je bh ofzo;
29-04-2013 [23.45] [medeverdachte 3]: Kom nu;
30-04-2013 [00.07] [medeverdachte 3]: vaker komen;
30-04-2013 [00.28] [medeverdachte 1]: Hebben ze je door of zo;
30-04-2013 [00.29] [medeverdachte 3]: nou en kom nu;
30-04-2013 [00.51] [medeverdachte 1]: Jaja kom zo ff roken. Telkens als ik wil komen. Volop security kk triest;
30-04-2013 [00.51] [medeverdachte 1]: Maar spaar ff;
30-04-2013 [00.54] [medeverdachte 1]: Morgen weer
.
Op grond van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen.
De enkelvoudige spiegelconfrontatie
Wat betreft het verweer van de verdediging omtrent de bruikbaarheid van de spiegelconfrontatie, waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] verdachte heeft herkend als het kassameisje waar hij bonnen en geld heeft gehaald, overweegt de rechtbank het volgende. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een herkenning bij een confrontatie, waarbij meerdere personen worden getoond, een grotere bewijswaarde heeft dan de spiegelconfrontatie die in dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat betekent echter, anders dan de verdediging heeft bepleit, niet dat het resultaat van deze spiegelconfrontatie van het bewijs moeten worden uitgesloten. Temeer nu medeverdachte [medeverdachte 2] volgens eigen verklaring meerdere malen met het kassameisje, bij de spiegelconfrontatie herkend als verdachte, die avond contact heeft gehad bij de kassa. Het verweer van de verdediging, dat het resultaat van voornoemde confrontatie moet worden uitgesloten, wordt derhalve verworpen.
De kwalificatieDe rechtbank is van oordeel dat het door verdachte en haar medeverdachten gepleegde feit als diefstal gekwalificeerd dient te worden. Van diefstal is sprake als een goed, dat aan een ander toebehoort, wordt weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Beslissend voor het wegnemen, is dat het goed aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, in dit geval [bedrijf 1], wordt onttrokken. Naar het oordeel van de rechtbank was daar in het onderhavige geval sprake van. Met name gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat op weg naar het Beursgebouw in de auto werd gesproken over de wijze waarop het geld zou worden weggenomen en over de verdeling van de buit, was het oogmerk van verdachte en haar medeverdachten er van meet af aan op gericht om het geld weg te nemen en het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde derhalve bewezen.
Is het feit in vereniging gepleegd?
Uit de bewijsmiddelen en de onder het kopje ‘bewezenverklaring’ uitgewerkte feiten en omstandigheden blijkt dat de samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zo nauw en bewust is geweest dat de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte samen en in vereniging met genoemde medeverdachten – kort gezegd – op 30 april 2013 meermalen geld heeft weggenomen van [bedrijf 1]
De overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking . Zij vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en haar medeverdachten munten dan wel consumptiebonnen hebben weggenomen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De bewijsbeslissing ten aanzien van feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 3 meer subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair en feit 4 meer subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte en haar medeverdachten in de periode van
31 december 2012 tot en met 1 januari 2013, in de periode van 22 februari 2013 tot en met
23 februari 2013 en in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 de ten laste gelegde feiten hebben gepleegd. Weliswaar kunnen uit de WhatsApp-berichten van verschillende data aanwijzingen worden gevonden voor het wegnemen van geld op dezelfde werkwijze als die op 30 april 2013 is toegepast, maar nu de rechtbank niet kan vaststellen of er op die avonden daadwerkelijk geld van Evenementenbureau [bedrijf 1]is weggenomen, is dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 3 meer subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair en feit 4 meer subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.