Bewijsoverwegingen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er in het dossier wettig bewijs voorhanden is dat verdachte dit feit heeft gepleegd, maar dat op grond van datzelfde dossier het overtuigende bewijs daarvoor niet is geleverd. De verdediging heeft aangevoerd dat het bewijs zou kunnen worden gebaseerd op de aangifte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de verklaringen van de beveiligers, de verklaringen van de verbalisanten, de verstuurde WhatsApp-berichten en het bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen geld. De verdediging heeft er echter op gewezen dat alle verklaringen herleidbaar zijn tot één bron, namelijk medeverdachte [medeverdachte 1], dat het onduidelijk is hoeveel geld is aangetroffen bij verdachte en hoeveel geld is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 1], dat verdachte die nacht eigen geld (2000 euro) bij zich had en dat de bedoelde WhatsApp-berichten zijn verstuurd op 29 april 2013 en niet op de datum waarop het ten laste gelegde feit gepleegd is, namelijk 30 april 2013. Gelet hierop heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte meer dan een ondergeschikte rol bij het feit heeft gehad. Het hele plan was zonder verdachte ook doorgegaan, maar niet zonder de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
De rechtbank verwerpt voornoemde verweren en overweegt als volgt.
Op 30 april 2013 werd in het Beursgebouw te Eindhoven tijdens een dance/ hardstyle feest bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een geldbedrag van in totaal € 6.465,- aangetroffen in onder andere de sokken, schoenen en ondergoed.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben een schriftelijke afstandsverklaring ondertekend, waarin zij allebei hebben aangegeven dat zij het bij hen aangetroffen geld van kassameisjes hadden gekregen en dat zij daarvan afstand deden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze verklaring niet geldig is, omdat hij onder invloed van alcohol was toen hij de verklaring ondertekende, waardoor hij niet wist wat hij tekende.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte niet wist wat hij tekende, nu hij immers wel zelf op de notitie heeft aangegeven dat € 2.000,- van het aangetroffen geld van hem was, hetgeen hij later ook bij de politie heeft verklaard.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel geld bij zich had, omdat hij daarmee meteen een auto zou kunnen kopen in het geval hij een auto tegen zou komen die hij zou willen kopen.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig, gelet op de reden die verdachte geeft voor het bij zich dragen van een dergelijk groot geldbedrag terwijl hij zich op een dance/hardstyle feest bevond, in combinatie met de plaats waar verdachte dit geld had opgeborgen, namelijk onder andere in zijn schoenen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de eerder genoemde afstandsverklaring voor het bewijs bezigen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gedetailleerde, voor zichzelf en de andere verdachten, belastende verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij 30 april 2013 gebeld werd door verdachte. Verdachte vroeg of hij, [medeverdachte 1], mee op stap wilde in Eindhoven en geld wilde gaan verdienen. Hij vertelde verdachte toen dat hij wel mee wilde. Even later haalde verdachte hem bij hem thuis rond 13:00 uur op. Ze hebben nog een vriend van verdachte opgehaald, een Marokkaanse jongen die in [plaats] woont en [medeverdachte 2] genaamd is, en nog een andere jongen die op hetzelfde adres woont als [medeverdachte 2]. Ze zijn met zijn vieren naar Eindhoven gereden. Toen hij en verdachte eenmaal binnen waren, legde verdachte aan [medeverdachte 1] uit wat de bedoeling was. Verdachte zei letterlijk: “Je moet daar munten halen en dan krijg je geld. Dit geld wordt dan later verdeeld”. Met daar bedoelde verdachte een meisje. Hij wees toen naar een meisje dat in het tweede hokje achter een kassa zat. Verdachte is toen naar dat meisje gelopen. Het werkte zo dat je bijvoorbeeld tien euro gaf en dan voor tien euro consumptiebonnen kreeg en extra geld. Dit waren verschillende bedragen, soms € 50,00, soms € 100,00, soms meer, soms minder. Hij schat zo’n tien keer naar het meisje te zijn geweest. Verdachte ging ook naar dat meisje aan de kassa en ook naar het andere meisje dat ernaast zat aan de linker kant. Dit was het eerste hokje. Op een bepaald moment troffen ze [medeverdachte 2] binnen. [medeverdachte 2] is bij allebei de meisjes munten gaan halen. [medeverdachte 2] ging echt de hele tijd. Een van de meisjes achter de kassa is de vriendin van [medeverdachte 2] en de jongen die met hen mee was de vriend is van het andere meisje achter de kassa. Een van de meisjes is [medeverdachte 3] genaamd. Een van de meisjes heeft een kindje van haar vriend. Hij weet niet of het kind van [medeverdachte 2] is of van die andere jongen. Toen ze naar buiten wilden lopen, werden ze, verdachte en [medeverdachte 1], aangehouden door de uitsmijters. Onderweg naar Eindhoven in de auto hebben verdachte en [medeverdachte 2] verteld dat zij, verdachte en [medeverdachte 1], geld moesten ophalen bij de kassameisjes. Ze moesten dit geld bijhouden en later afgeven. Afhankelijk van het totaalbedrag dat ze opgehaald zouden hebben, zouden ze een bepaald bedrag krijgen. [medeverdachte 1] herinnerde zich dat het meisje, waar hij steeds heen ging om geld te halen, het geld uit haar BH haalde en aan hem gaf. Elke keer als hij naar het meisje ging, betaalde hij haar en kreeg dan consumptiebonnen en geld terug van haar. Het geld dat hij kreeg, zat onder de consumptiebonnen. Het geld dat de beveiligingsmensen hebben aangetroffen, is het geld dat zij, verdachte en [medeverdachte 1], hebben opgehaald. Hij, verdachte, [medeverdachte 2], de vriend van [medeverdachte 2] en de twee meisjes waren betrokken bij het geld ophalen.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft op 30 april 2013 voor [bedrijf 1] in het Beursgebouw te Eindhoven gewerkt.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze op 30 april 2013 in het Beursgebouw te Eindhoven heeft gewerkt en dat ze samen met [medeverdachte 4] naar Eindhoven was gekomen. Ze moest daar munten verkopen aan de kassa.
Medeverdachte [medeverdachte 1] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 4]. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij haar direct herkende als het meisje waar hij bonnen en geld heeft gehaald bij het Beursgebouw. Volgens hem is haar naam [medeverdachte 4]. Dit is één van de kassameisjes.
Medeverdachte [medeverdachte 1] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 3]. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij haar zeker heeft herkend. Ze zat langs het andere meisje aan de kassa. Hij herkent haar aan haar gezicht en haren. Dit is het tweede kassameisje dat betrokken was bij de diefstal.
Medeverdachte [medeverdachte 1] werd middels een enkelvoudige spiegelconfrontatie geconfronteerd met medeverdachte [medeverdachte 2]. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde uit eigen beweging: “Dat is hem”. Medeverdachte [medeverdachte 1] kent hem niet als [medeverdachte 2], maar deze jongen is er wel bij geweest. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde eveneens dat dit de jongen was die een relatie heeft met een van de meisjes en samen een kind hebben. Deze jongen heeft die avond hetzelfde gedaan als hij. Hij heeft ook geld en bonnen bij de kassa meegekregen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze twee jaar een relatie heeft gehad met [medeverdachte 2] en dat hij de vader van haar kind van acht weken oud is. Ze heeft voorts verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 2] in haar telefoon onder [medeverdachte 2] staat.
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] bleek een persoon genaamd [medeverdachte 2] met telefoonnummer [telefoonnummer] te staan. In de telefoon van verdachte bleek een contact [medeverdachte 2] te staan, die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Uit het Basis Voorziening Handhaving systeem bleek dat dit telefoonnummer gekoppeld was aan [medeverdachte 2], geboren te[geboorteplaats] op [1990 2] en wonende te [woonplaats], [adres]. De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden af dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 2].
Op 30 april 2013 had verdachte via WhatsApp een gesprek met [persoon 1]. [08.44] [persoon 1]: wat is je winst?;
[12:02] [verdachte]: 4500;
[12:02] [verdachte]: Dacht dat het veel meer was.;
[12:03] [verdachte]: Dus heb zelf 1000;
[12:03] [verdachte]: En ga zo weer;)
[12.05] [verdachte]: Me zakken zaten echt vollll. Ging zelf naar kluisje om me zakken te legen haha
[21.19] [persoon 1]: Nog wat verdiend
[21.22] [verdachte]: Ja hoor genoeg: P
Op 1 mei 2013 kreeg verdachte, nadat hij reeds was aangehouden, via WhatsApp berichten van [persoon 2].
[00:13] [persoon 2]: Hey [verdachte] waar blijf je;
[00:19] [persoon 2]: [verdachte] [medeverdachte 2] vind dit niet leuk
Nadat verdachte was aangehouden is er veelvuldig met het nummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2] ([telefoonnummer]) gebeld en gesmst naar het nummer van verdachte.
Op 1 mei 2013 kreeg verdachte, nadat hij reeds was aangehouden, via WhatsApp berichten van [medeverdachte 2].
[02:13] [medeverdachte 2]: Als ik jou was zal ik nu opnemen;
[03:51] [medeverdachte 2]: Als ik jou was zal ik beter opnemen;
[03:57] [medeverdachte 2]: Ik kom morgen naar jou huis
Met de gsm van verdachte werd, nadat hij reeds was aangehouden, een bericht ontvangen van [persoon 2] op 01-05-2013.
[00.06]: Hey waar ben je [medeverdachte 2] is fucking boos ..!!!!
Met de gsm van verdachte werden op 29 en 30 april 2013 berichten verstuurd/ontvangen van/naar het telefoonnummer [telefoonnummer], in gebruik bij [medeverdachte 3], waaruit de werkwijze van de verdachten blijkt. De volgende berichten werden verstuurd en/of ontvangen:
29-04-2013 [21.44] [medeverdachte 3]: dat meisje naast mij keek heel de tijd en [medeverdachte 4] weet niet wie jou vriend is;
29-04-2013 [21:47] [verdachte]: Okee dus ft uitkijken zeg maar. Maar die vriend van mij was net gelijk na mij. We lopen zo voorbij. Hij heeft een donker vest;
29-04-2013 [21.49] [medeverdachte 3]: Wij zien jullie niet goed ga daar ff samen naar [medeverdachte 4];
29-04-2013 [21.51] [verdachte]: Hiero bij plee;
29-04-2013 [21.51] [medeverdachte 3]: En we hebben weinig geld omdat niet druk is daarom geven we weinig;
29-04-2013 [21.54] [medeverdachte 3]: En daarna om de 10 min komen allebei;
29-04-2013 [21.59] [medeverdachte 3]: Die andere moet nar [medeverdachte 4] die zit naast mij;
29-04-2013 [22.01] [verdachte]: Naast waar links van jou;
29-04-2013 [22.02] [medeverdachte 3]: Met die bruine haar en grote oor bellen tegen de kant;
29-04-2013 [22.03] [verdachte]: Naast jou toch aan de kant van wc;
29-04-2013 [22.03] [medeverdachte 3]: ja;
29-04-2013 [23.13] [medeverdachte 3]: Kom vaker;
29-04-2013 [23.15] [medeverdachte 3]: Je komt te weinig bij ons allebei die geld word dan weg gehaald;
29-04-2013 [23.19] [verdachte]: Nee joh verstop het dan tussen je bh ofzo;
29-04-2013 [23.45] [medeverdachte 3]: Kom nu;
30-04-2013 [00.07] [medeverdachte 3]: vaker komen;
30-04-2013 [00.28] [verdachte]: Hebben ze je door of zo;
30-04-2013 [00.29] [medeverdachte 3]: nou en kom nu;
30-04-2013 [00.51] [verdachte]: Jaja kom zo ff roken. Telkens als ik wil komen. Volop security kk triest;
30-04-2013 [00.51] [verdachte]: Maar spaar ff;
30-04-2013 [ 00.54] [verdachte]: Morgen weer
.
Op grond van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen.
De kwalificatie
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde feit als diefstal gekwalificeerd dient te worden. Van diefstal is sprake als een goed, dat aan een ander toebehoort, wordt weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Beslissend voor het wegnemen, is dat het goed aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, in dit geval [bedrijf 1], wordt onttrokken. Naar het oordeel van de rechtbank was daar in het onderhavige geval sprake van. Met name gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat op weg naar het Beursgebouw in de auto werd gesproken over de wijze waarop het geld zou worden weggenomen en over de verdeling van de buit, was het oogmerk van verdachte en zijn medeverdachten er van meet af aan op gericht om het geld weg te nemen en het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde derhalve bewezen.
Is het feit in vereniging gepleegd?
Uit de bewijsmiddelen en de onder het kopje ‘bewezenverklaring’ uitgewerkte feiten en omstandigheden blijkt dat de samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zo nauw en bewust is geweest dat de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte samen en in vereniging met genoemde medeverdachten – kort gezegd – op 30 april 2013 meermalen geld heeft weggenomen van [bedrijf 1]
De overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking. Zij vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten munten dan wel consumptiebonnen hebben weggenomen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.