ECLI:NL:RBOBR:2014:2351

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
c/01/275060 / KG ZA 14-122
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot exclusief gebruik van de voormalige echtelijke woning en bijdrage in de kosten van de kinderen

In deze zaak, die op 1 mei 2014 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vorderde de eiseres, die in een kort geding optrad, het exclusieve gebruik van de voormalige echtelijke woning en een bijdrage van de gedaagde in de kosten van de kinderen. De partijen, die een affectieve relatie hadden en samenwoonden, zijn in juni 2013 uit elkaar gegaan. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren, die de helft van de tijd bij elk van de ouders verblijven. De eiseres heeft de woning in juni 2013 verlaten en verblijft tijdelijk bij haar moeder, terwijl de gedaagde de woning bewoont.

De eiseres stelde dat er een afspraak was gemaakt dat de gedaagde de woning na een paar maanden zou verlaten, zodat zij met de kinderen kon terugkeren. De gedaagde betwistte deze afspraak en voerde aan dat hij de woning al lange tijd bewoont. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door de eiseres gestelde afspraak onvoldoende aannemelijk was en dat de situatie van beide partijen gelijkwaardig was, waardoor de vordering tot exclusief gebruik van de woning werd afgewezen.

Daarnaast vorderde de eiseres een bijdrage van € 343,50 per kind per maand van de gedaagde. De gedaagde voerde aan dat hij niet in staat was deze bijdrage te betalen vanwege zijn onzekere financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende gegevens waren om een bijdrage vast te stellen en dat een bodemprocedure de meest geschikte weg was om deze kwestie te behandelen. De vordering tot onderhoudsbijdrage werd eveneens afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats 's-[geboorteplaats]
zaaknummer / rolnummer: C/01/275060 / KG ZA 14-122
Vonnis in kort geding van 1 mei 2014
in de zaak van
[voornamen eiseres] [eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A. Smit te [plaats]
tegen
[voornamen gedaagde] [gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.J.H.E. Jeurissen.
Partijen zullen hierna ook wel [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Relevant zijn:
  • de dagvaarding
  • de correspondentie
  • de mondelinge behandeling, waarbij tevens aanwezig is geweest mevrouw[naam], werkzaam bij bewindvoerderskantoor [naam bewindvoerderskantoor].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad en hebben met elkaar samengewoond in de door hen samen gehuurde woning te [plaats] aan de [adres]. De relatie tussen partijen is in juni 2013 definitief beëindigd.
2.2.
Uit de relatie van partijen zijn de volgende twee kinderen geboren:
  • [minderjarige 1] geboren te ’s-[geboorteplaats] op [geboortedatum] en
  • [minderjarige 2], geboren te ’s-[geboorteplaats] op [geboortedatum].
2.3.
De kinderen verblijven de helft van de tijd bij de ene ouder en de ander helft bij de ander.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 december 2010 zijn de goederen van beide partijen onder bewind gesteld met benoeming van [naam bewindvoerderskantoor]van bewindvoerderskantoor [naam bewindvoerderskantoor] tot bewindvoerder. De bewindvoerder heeft bij monde van mevrouw [naam] ter zitting verklaard dat hij met beide partijen het beste voor heeft en dat hij geen in deze kwesties geen standpunt kan innemen. Partijen kampen met een schuldenlast en de bewindvoerder sluit niet uit dat zij beiden gebruik zullen maken van schuldhulpverlening en/of van de mogelijkheden die de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen biedt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – te bepalen dat zij voorlopig met uitsluiting van [gedaagde] de woning te [plaats] aan de [adres] mag gebruiken. Daarnaast vordert zij te bepalen dat [gedaagde] met een bedrag van EUR 343,50 per kind per maand zal bijdragen in de kosten van de beide kinderen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu het hier gaat om een kort geding waarbij het spoedeisend karakter in de weg heeft gestaan voor iedere partij een afzonderlijke bewindvoerdersbenoeming te verzoeken, is aan de strekking van het beschermingsbewind voldoende recht gedaan door de aanwezigheid van de bewindvoerder bij de behandeling, waarbij er van diens kant geen bezwaar tegen de behandeling is gemaakt.
4.2.
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot
de gezamenlijke woningoverweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.2.1.
Partijen zijn huurder van de woning staande en gelegen te [plaats] aan de [adres]. In verband met spanningen tussen partijen heeft [eiseres] de woning in juni 2013 verlaten en heeft zij voor tijdelijk haar intrek genomen bij haar moeder. [eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] heeft afgesproken dat zij de woning slechts tijdelijk zou verlaten waarna [gedaagde] de woning een paar maanden later op zijn beurt zou verlaten, zodat de [eiseres] bij de kinderen in de woning kon terugkeren.
4.2.2.
De dagen dat de kinderen thans bij [eiseres] verblijven, verblijven zij met [eiseres] in de woning van de moeder van [eiseres]. Deze situatie is aldus [eiseres] onhoudbaar omdat de woning van de moeder veel te klein is. Bovendien, aldus [eiseres], kampt haar moeder met hartklachten en heeft zij behoefte aan rust.
[eiseres] is van mening dat de man kan intrekken bij zijn ouders of zijn zus die in [plaats] wonen.
4.2.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij met [eiseres] heeft afgesproken dat hij de woning een paar maanden later op zijn beurt zou verlaten. Volgens [gedaagde] wilde [eiseres] de woning verlaten en zou zij een ander huis zoeken. Nu dat niet lukt wil zij de zaak terugdraaien. [gedaagde] stelt dat hij de woning reeds langdurig bewoont en dat zijn familie kleinbehuisd is, zodat hij daar niet (met de kinderen) kan inwonen.
4.2.4.
Mevrouw [naam] heeft ter zitting verklaard dat zij van [eiseres] de afspraak die zij stelt heeft vernomen maar dat [gedaagde] deze afspraak nooit heeft bevestigd.
4.2.5.
Nu de door [eiseres] gestelde afspraak onvoldoende aannemelijk is geworden gaat de voorzieningenrechter aan die afspraak voorbij. Nu de situatie van beide partijen zowel voor wat betreft huisvestingsmogelijkheden als de zorg voor de kinderen vrijwel identiek is ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in de huidige situatie wijziging aan te brengen. De vordering die ertoe strekt dat [eiseres] de woning met uitsluiting van [gedaagde] mag gebruiken wordt daarom afgewezen.
4.3.
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot een
bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderenoverweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.3.1.
[eiseres] heeft kort gezegd gevorderd te bepalen dat [gedaagde] voorlopig met € 343,50 per kind per maand zal bijdragen in de kosten van de kinderen.
4.3.2.
[gedaagde] zelf heeft zich beroepen op een gemis aan draagkracht om de verzochte bijdrage te voldoen en heeft begrip gevraagd voor zijn onzekere financiële situatie. Hij heeft via een uitzendbureau magazijnwerk verricht maar wordt niet meer opgeroepen omdat er geen plaats meer voor hem is. Daarnaast verrichtte [gedaagde] werkzaamheden als beveiliger, maar als gevolg van een incident, volgens [gedaagde] hem niet aan te rekenen, wordt hij niet meer ingeschakeld en krijgt hij geen loon meer. [gedaagde] heeft inmiddels een werkloosheidsuitkering aangevraagd. Deze uitkering zal vermoedelijk 75 % bedragen van zijn laatste weekloon van € 340,00 netto per week.
4.3.3.
De advocaat van [eiseres] heeft verzocht de beslissing met betrekking tot de onderhoudsbijdrage aan te houden om partijen in de gelegenheid te stellen overleg te voeren over de bijdrage.
4.3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment volstrekt onvoldoende gegevens voorhanden zijn om een bijdrage vast te kunnen stellen, maar acht onvoldoende redenen aanwezig om de zaak aan te houden. De financiële situatie van partijen laat te wensen over en is voorlopig dermate onzeker dat deze procedure zich niet leent om een bijdrage vast te stellen. Daarvoor is een bodemprocedure de meest geëigende weg, als overleg tussen partijen tot niets zou leiden. De vordering met betrekking tot een onderhoudsbijdrage zal daarom worden afgewezen.
4.4.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.