In deze zaak, die op 1 mei 2014 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vorderde de eiseres, die in een kort geding optrad, het exclusieve gebruik van de voormalige echtelijke woning en een bijdrage van de gedaagde in de kosten van de kinderen. De partijen, die een affectieve relatie hadden en samenwoonden, zijn in juni 2013 uit elkaar gegaan. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren, die de helft van de tijd bij elk van de ouders verblijven. De eiseres heeft de woning in juni 2013 verlaten en verblijft tijdelijk bij haar moeder, terwijl de gedaagde de woning bewoont.
De eiseres stelde dat er een afspraak was gemaakt dat de gedaagde de woning na een paar maanden zou verlaten, zodat zij met de kinderen kon terugkeren. De gedaagde betwistte deze afspraak en voerde aan dat hij de woning al lange tijd bewoont. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door de eiseres gestelde afspraak onvoldoende aannemelijk was en dat de situatie van beide partijen gelijkwaardig was, waardoor de vordering tot exclusief gebruik van de woning werd afgewezen.
Daarnaast vorderde de eiseres een bijdrage van € 343,50 per kind per maand van de gedaagde. De gedaagde voerde aan dat hij niet in staat was deze bijdrage te betalen vanwege zijn onzekere financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende gegevens waren om een bijdrage vast te stellen en dat een bodemprocedure de meest geschikte weg was om deze kwestie te behandelen. De vordering tot onderhoudsbijdrage werd eveneens afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.