ECLI:NL:RBOBR:2014:2386

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
01/839331-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van vervalste documenten en oplichting met meerdere feiten in de periode van 2011 tot 2013

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het gebruik van vervalste documenten, oplichting, diefstal en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste identiteitskaart in verband met de aankoop van een computer ter waarde van 577,99 euro bij een bedrijf. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aannemen van een valse naam en het plegen van oplichting bij verschillende bedrijven, waarbij zij laptops en een Samsung Galaxy heeft besteld onder valse voorwendselen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een stroomstootwapen voorhanden had en dat zij in de periode van 22 november 2011 tot en met 20 december 2011 een bedrag van 436,76 euro heeft gestolen van een slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor persoonlijkheidsproblematiek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839331-13
Datum uitspraak: 08 mei 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 maart 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 april 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 maart 2011, in ieder geval in of omstreeks de periode
van 07 maart 2011 tot en met 12 maart 2011 te Helmond, in ieder geval in
Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of
vervalst(e) overeenkomst en/of (kopie van een) identiteitskaart, - zijnde die
overeenkomst en/of die (kopie van die) identiteitskaart (telkens) een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin
dat zij, verdachte, in verband met de aankoop (via internet) van een computer
ter waarde van 577,99 euro bij [bedrijf 1],
middels het (laten) toesturen/mailen van een ingevulde en door haar,
verdachte, ondertekende overeenkomst met een daarbij gevoegde kopie van een
identiteitskaart, een aanvraag voor een niet-doorlopend goederenkrediet heeft
ingediend, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in voormelde overeenkomst
als voorletter(s) de letter "[voorletter 1]" in plaats van "[voorletter 2]" en/of op voormelde (kopie van die) identiteitskaart de voornamen "[voornamen 1]" in plaats van "[voornamen 2]" was/waren vermeld en/of in voormelde overeenkomst als geboortedatum
"[geboortedatum 1]" in plaats van "[geboortedatum 2]" en/of op voormelde (kopie van die) identiteitskaart als geboortedatum "[geboortedatum 1]" in plaats van "[geboortedatum 2]" was/waren vermeld;
zij in of omstreeks de periode van 31 juli 2011 tot en met 07 mei 2012 te
Veldhoven, in ieder geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] heeft
bewogen tot de afgifte van (respectievelijk) een boxspringcombinatie en/of een
of meer laptops en/of een Samsung Galaxy, in elk geval (telkens) van enig
goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
het navolgende gedaan:
verdachte heeft op na te noemen data/datum voormeld(e) goed(eren) via internet
besteld bij [bedrijf 2] voornoemd en daarbij (telkens) een valse, althans andere
dan wel onvolledige, identiteit aangenomen, namelijk
- op 31 juli 2011 de naam van "[naam 1]" in plaats van "[verdachte]
[verdachte]" voor het aanmaken van een bestelaccount ([klantnummer 1])
voor het bestellen van een boxspringcombinatie en/of twee laptops
en/of
- op 6 maart 2012 de naam van "[naam 1]" in plaats van "[verdachte]
[verdachte]" en/of de geboortedatum "[geboortedatum 3]" in plaats van "[geboortedatum 2]
" en/of het adres "[adres 2]" in plaats van "[adres 1]" voor het aanmaken
van een bestelaccount ([klantnummer 2]) voor het bestellen van een
Samsung Galaxy,
waardoor voormelde [bedrijf 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
zij op of omstreeks 04 maart 2013 te Veldhoven een wapen van categorie II
onder 5°, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22
november 2011 tot en met 20 december 2011 te Veldhoven, in elk geval in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van 436.76 euro of daaromtrent, in
ieder geval enige hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22
november 2011 tot en met 20 december 2011 te Veldhoven, in elk geval in
Nederland,(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3], in ieder geval enig bedrijf, heeft
bewogen tot de afgifte van een of meer goed(eren) tot een totaalbedrag van
436.76 euro of daaromtrent, in elk geval enige hoeveelheid geld, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -nadat zij bij
Paypal een account op naam van [slachtoffer 2] met ING bankrekeningnummer
[bankrekeningnummer] had aangemaakt- onder voormeld account en met gebruikmaking van
voormeld bankrekeningnummer (via internet) op een of meer tijdstip(pen)
gelegen in bovengenoemde periode een of meer goed(eren) besteld en/of gekocht
bij [bedrijf 3], in elk geval enig bedrijf, waardoor [bedrijf 3], althans dat bedrijf,
(telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Ten aanzien van feit 1: [1]
Op grond van de aangifte met bijlagen van [slachtoffer 3], namens [bedrijf 1] [2] de processen-verbaal van bevindingen Koninklijke Marechaussee [3] en de erkennende verklaring van verdachte [4] , acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.
Ten aanzien van feit 2: [5]
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie acht, gelet op de aangifte, de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring waarbij zij heeft aangegeven diverse goederen onder een valse naam te hebben besteld, en de bij de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen bescheiden, het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van de boxspringcombinatie en de Samsung Galaxy wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De aangetroffen retourbon van de Samsung Galaxy is gedateerd 9 mei 2012 en valt derhalve buiten de tenlastegelegde periode en voorts zijn de Samsung Galaxy en de boxspringcombinatie niet aangetroffen in de woning van verdachte.
Ten aanzien van de tenlastegelegde twee laptops heeft de verdediging aangevoerd dat dit onderdeel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de boxspringcombinatie:
Met de verdediging oordeelt de rechtbank dat verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, nu hiervoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van de twee laptops:
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 4], namens [bedrijf 2]. [6] , de in de woning van verdachte aangetroffen retourbon, betreffende twee laptops, geadresseerd aan [naam 1], [adres 1] [7] , alsmede de erkennende verklaring van verdachte [8] , acht de rechtbank het ten laste gelegde feit, voor zover het betreft de twee laptops, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de Samsung Galaxy:
Door [slachtoffer 4] is namens [bedrijf 2] mededeling gedaan dat is geconstateerd dat door een vrouw genaamd [verdachte] op 6 maart 2012 een bestelaccount met [klantnummer 2], onder de naam [naam 1], geboortedatum [geboortedatum 3], [adres 2], is aangemaakt en dat daarmee op 7 mei 2012 de Samsung Galaxy is besteld, zonder dat deze is betaald, waardoor financiële schade is geleden. [9] [10]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is onder meer in beslag genomen een retourbon d.d. 9 mei 2012 van [bedrijf 2]., geadresseerd aan [naam 1], [adres 2]. [11]
Het aantreffen van deze retourbon wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat bedoelde Samsung op voormeld adres is afgeleverd.
Bij de politie heeft verdachte verklaard ‘ik geef alles toe. Ik heb alles verkeerd gedaan. Ik heb bijvoorbeeld bij [bedrijf 2] een verkeerde geboortedatum doorgegeven’. [12]
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien oordeelt de rechtbank dat het verdachte is geweest die onder gebruikmaking van onjuiste gegevens bij [bedrijf 2] een Samsung Galaxy heeft besteld en ontvangen.
Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank derhalve het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.
Ten aanzien van feit 3: [13]
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen, betreffende het onder verdachte op 4 maart 2013 in haar woning in Veldhoven inbeslaggenomen stroomstootwapen [14] , het proces-verbaal sporenonderzoek [15] en de erkennende verklaring van verdachte [16] , acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.
Ten aanzien van feit 4: [17]
Inleiding: [18]
[slachtoffer 2], die is overleden op [datum overlijden], is woonachtig geweest in het appartement, gelegen aan [adres 1] te Veldhoven. Per 15 juli 2011 heeft verdachte als huurder de sleutel van dit appartement gekregen. Na het overlijden van [slachtoffer 2] is haar betaalrekening bij de ING bank niet direct stopgezet omdat er naar zeggen van de erven mogelijk nog een aantal betalingen gedaan moesten worden.
Op 10 mei 2012 werd door de erven het bericht van de ING-bank ontvangen dat de betaalrekening niet kon worden gesloten, omdat er sprake was van een minsaldo. Dit negatieve saldo is ontstaan na het overlijden van [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie acht, gelet op de aangifte en de bij de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen bankafschriften en de computeruitdraai, waaruit blijkt welke gegevens er voor het aanmaken van de PayPal account zijn gebruikt, het aan verdachte onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde omdat het ten laste gelegde geldbedrag onjuist is en omdat verdachte nimmer het oogmerk heeft gehad om enig geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], zich toe te eigenen.
Het oordeel van de rechtbank:
Op 4 juli 2012 heeft [persoon 1] namens [slachtoffer 1] verklaard dat er na het overlijden van [slachtoffer 2] een aantal aankopen is gedaan via een PayPal account dat op 15 november 2011 is aangemaakt. Dat account is niet door haar dan wel door haar man [slachtoffer 1] aangemaakt. Zij hebben het vermoeden dat [verdachte], een PayPal rekening heeft opgemaakt, gebruikmakend van de gegevens van de post [slachtoffer 2] die, na haar overlijden, nog op het adres [adres 1] te Veldhoven is bezorgd.
Het betaalrekeningnummer van [slachtoffer 2] is [bankrekeningnummer].
Door toedoen van een valse naam is haar geld afhandig gemaakt. De schade is in totaal EUR 463,76.
Niemand is het recht en/of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit. [19]
Uit onderzoek is gebleken dat op 22 november 2011, 29 november 2011, 1 december 2011, 12 december 2011 en 20 december 2011 voor in totaal EUR 463,76 is afgeschreven van de rekening van [slachtoffer 2].
Uit de door Paypal verstrekte gegevens blijkt dat aan het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] een PayPal account met nummer [nummer 1] is gekoppeld en dat dit account op naam van [verdachte] staat en daarbij als emailadres wordt gebruikt “[emailadres 1]”.
De naam die bij voormeld bankrekeningnummer bij PayPal was afgegeven luidde [slachtoffer 2]. Een groot aantal van andere betalingen die via PayPal was gedaan met
nummer [nummer 1] had als afleveradres [naam 1], [adres 1]. [20]
Verdachte heeft verklaard dat zij eind 2011 bij PayPal een account heeft aangemaakt en dat zij in de maanden november en december 2011 daarmee bestellingen heeft gedaan. [21] Verder heeft verdachte verklaard dat de emailadressen [emailadres 2] en [emailadres 1] van haar zijn. [22]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 22 november 2011 tot en met 20 december 2011 zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte ontkent weliswaar dat zij zich aan diefstal schuldig heeft gemaakt, maar nu zij geen plausibele verklaring heeft kunnen geven voor de bevindingen die uit het door de politie verrichte onderzoek naar voren zijn gekomen, acht de rechtbank haar verklaring niet aannemelijk.
Op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank, anders dan de raadsman van verdachte, dat het oogmerk van de wederrechtelijk toe-eigening was gericht op de diefstal van geld. Dat met dat geld goederen werden aangeschaft, maakt dat niet anders. Voorts oordeelt de rechtbank dat, nu een lager bedrag is tenlastegelegd dan waarvan aangifte is gedaan, dit nog niet betekent dat daarom het tenlastegelegde bedrag niet bewezen kan worden verklaard. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 07 maart 2011 tot en met 12 maart 2011 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste kopie van een identiteitskaart, - zijnde die kopie van die identiteitskaart een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, in verband met de aankoop via internet van een computer ter waarde van 577,99 euro bij [bedrijf 1], middels het toesturen/mailen van een ingevulde en door haar, verdachte, ondertekende overeenkomst met een daarbij gevoegde kopie van een identiteitskaart, een aanvraag voor een niet-doorlopend goederenkrediet heeft
ingediend, en bestaande die vervalsing hierin dat op voormelde kopie van die identiteitskaart als geboortedatum "[geboortedatum 1]" in plaats van "[geboortedatum 2]" was
vermeld;
in of omstreeks de periode van 31 juli 2011 tot en met 7 mei 2012 in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van respectievelijk laptops en een Samsung Galaxy, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid het navolgende gedaan:
verdachte heeft op na te noemen data voormelde goederen via internet besteld bij [bedrijf 2] voornoemd en daarbij telkens een valse identiteit aangenomen, namelijk
- op 31 juli 2011 de naam van "[naam 1]" in plaats van "[verdachte]
[verdachte]" voor het aanmaken van een bestelaccount ([klantnummer 1])
voor het bestellen van twee laptops
en
- op 6 maart 2012 de naam van "[naam 1]" in plaats van "[verdachte]
[verdachte]" en de geboortedatum "[geboortedatum 3]" in plaats van "[geboortedatum 2]
" en het adres "[adres 2]" in plaats van "[adres 1]" voor het aanmaken
van een bestelaccount ([klantnummer 2]) voor het bestellen van een
Samsung Galaxy,
waardoor voormelde [bedrijf 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
op 04 maart 2013 te Veldhoven een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 20 december 2011 te Veldhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van 436.76 euro toebehorende aan [slachtoffer 1].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling in de forensische psychiatrie en/of het opvolgen van aanwijzingen ten aanzien van de schuldenproblematiek en/of de woonsituatie en/of de dagbesteding.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit verdachte conform het reclasseringsadvies een onvoorwaardelijke werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de algemene en bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, meermalen plegen van oplichting en meermalen plegen van diefstal.
Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers en ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in haar stelden.
De rechtbank rekent verdachte de diefstal van geld van de rekening van [slachtoffer 2] met name zeer aan. Zij heeft daarmee de nabestaanden onnodig extra leed aangedaan.
Daarnaast heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Dit is bij wet verboden en bovendien creëert het voorhanden hebben daarvan een risico op het ontstaan van mogelijk levensbedreigende situaties.
Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder nummer 1 en 4 met parketnummer 01/860122-13 ) en onder nummer 6 en 7 met parketnummer 01/839331-13 ), nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd – verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend – en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van de feiten in een krappe financiële situatie verkeerde, welke situatie haar kennelijk boven het hoofd is gegroeid.
Sinds het tijdstip waarop de door haar gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgevonden is inmiddels geruime tijd verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Voorts heeft verdachte zich bereidverklaard zichambulant te laten behandelen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een taakstraf voor de duur als hierna te melden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, enerzijds om de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank zal opleggen, in combinatie met de op te leggen taakstraf, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Bovendien is de lengte van deze voorwaardelijke gevangenisstraf dusdanig dat dat dit verdachte er van zal weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 4).

Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt primair de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar onder 4 tenlastegelegde feit.
Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de vordering voor toekenning in aanmerking komt, zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank voor zover het betreft de post bankafschriften. Voor het overige verzoekt hij de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien deze niet is onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de gevorderde post bankafschriften van EUR 436,92 (inclusief debetrente) de post reiskostenvergoeding van EUR 14,80 en de post kosten verbonden aan het opnemen van een vrije dag voor het bijwonen van de terechtzitting tot een bedrag van EUR 50,00,--. De rechtbank overweegt hierbij dat, nu het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van EUR 150,00 niet is onderbouwd en door de verdediging is betwist, de vergoeding in redelijkheid is vastgesteld op het bedrag van EUR 50,00.
Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af omdat deze niet is onderbouwd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt of onvervalst.
T.a.v. feit 2:
Oplichting, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
T.a.v. feit 4:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair:
Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem te geven door
of namens Reclassering Nederland, Regio Eindhoven, Polluxstraat 112-114 te
Eindhoven, wanneer en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ten aanzien
van de schuldenproblematiek, het behoud of verkrijgen van een acceptabele
woonsituatie en het verkrijgen van structuur in de vorm van werk of een
alternatieve vorm van dagbesteding;
- zich binnen drie dagen volgend op de datum waarop de proeftijd ingaat meldt
bij Reclassering Nederland, Polluxstraat 112-114 te Eindhoven, zolang en zo
frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen voor persoonlijkheidsproblematiek bij (Forensische) psychiatrie
De Omslag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 501,72 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 501,72 (zegge: vijfhonderdeen euro en tweeënzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post bankafschriften ten bedrage van EUR 436,92, post vrije dag ten bedrage van EUR 50,00 en post reiskosten ten bedrage van EUR 14,80).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsver-plichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 501,72 (zegge: vijfhonderdeen euro en tweeënzeventig cent), te weten materiële schadevergoeding (post bankafschriften ten bedrage van EUR 436,92, post vrije dag ten bedrage van EUR 50,00 en post reiskosten ten bedrage van EUR 14,80).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. J. Leyenaar-Holleman, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 8 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, District Zuid, Brigade Brabant-Noord/Limburg-Noord, afdeling Recherche, onderzoeksnummer 13-015674, afgesloten d.d. 16 mei 2013, aantal bladzijde 578;
2.De aangifte van [slachtoffer 3], blz. 267, 269, 271, 277, 278, 279, 280, 282;
3.De processen-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, blz. 283, 284, 287, 296 en 297;
4.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2014;
5.zie noot 1;
6.De aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 5 april 2013, blz. 408-410;
7.De retourbon d.d.11 oktober 2011, blz. 400, alsmede het proces-verbaal inbeslaggenomen goederen d.d. 4 maart 2013, blz. 380;
8.De verklaring van verdachte d.d. 5 maart 2013, blz. 425 en 426;
9.De aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 5 april 2013, blz. 408-410;
10.Een besteloverzicht als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 4], blz. 411;
11.De retourbon d.d. 9 mei 2012, blz. 406;
12.De verklaring van verdachte d.d. 5 maart 2013, blz. 424;
13.Zie noot 1;
14.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 7 maart 2013, blz. 353;
15.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 18 maart 2013, blz. 364;
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2014;
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Oost, afdeling Veldhoven, zaaknummer 2013139480, afgesloten d.d. 7 oktober 2013, aantal bladzijden 158;
18.De aangifte van [persoon 1] d.d. 4 juli 2012, blz. 45;
19.De aangifte van [persoon 1] d.d. 4 juli 2012, blz. 44-46;
20.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 23 juli 2013, blz. 66 en 67, de afschriften betaalrekeningen, blz. 69 t/m 73, alsmede de door PayPal verstrekte gegevens, blz. 74 t/m 83;
21.De verklaring van verdachte d.d. 12 september 2012, blz. 62;
22.De door verdachte ter terechtzitting van 24 april 2014 afgelegde verklaring;