ECLI:NL:RBOBR:2014:2529

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
SHE 13/5693
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor hydrologische maatregelen in Deurnsche Peel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 16 mei 2014, wordt de omgevingsvergunning voor hydrologische maatregelen in de Deurnsche Peel besproken. De zaak betreft een vergunning verleend aan de vergunninghoudster voor het uitvoeren van werkzaamheden ter stimulering van natuurontwikkeling in het project Koningshoeven Natuur Middengebied. Eiser en eiseres hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vrezen dat de waterhuishoudkundige situatie op hun percelen onevenredig wordt aangetast door de voorgenomen werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet alleen de waterhuishoudkundige situatie op de percelen waar de werkzaamheden worden uitgevoerd moet onderzoeken, maar ook op omliggende percelen, waaronder die van eiser en eiseres. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en komt tot de beslissing om het besluit te vernietigen, maar laat de rechtsgevolgen in stand voor eiseres. Voor eiser wordt verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het besluit te herstellen. De rechtbank stelt een termijn van acht weken voor het herstel en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/5693 T, SHE 13/5869 T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 16 mei 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. drs. C.R. Jansen),
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. G.J. van Tuel-Koenders),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, verweerder
(gemachtigde: mr. R.E.H.G. Paping-Driessen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Dienst Landelijk Gebied (DLG)van het Ministerie van Economische Zaken, te Wageningen, vergunninghoudster,
(gemachtigde: I. Appel).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor de uitvoering van werkzaamheden ter stimulering van de natuurontwikkeling in het project Koningshoeven Natuur Middengebied van “Landinrichtingsplan Peelvenen”. Het projectgebied loopt parallel aan de Soemeersingel in Helenaveen.
Tegen dit besluit hebben eiser en eiseres bij verweerder afzonderlijk bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser en eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten, met een aanvulling van de motivering, de toevoeging van een advies van de Waterschap en de vereiste verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Eiser en eiseres hebben tegen het bestreden besluit afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eiseres is geregistreerd onder zaaknummer SHE 13/5869. Het beroep van eiser is geregistreerd onder zaaknummer SHE 13/5693.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken SHE 13/5870 en SHE 13/5445. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en vergezeld van haar dochter [persoon 1] en [persoon 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is de gemachtigde van de derde-partij verschenen.

Overwegingen

1.1 De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.2 Op 7 oktober 2011 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor de uitvoering van cultuurtechnische werken in het gebied Koningshoeven Cultuur (verder: de omgevingsvergunning). De werkzaamheden hiervoor zijn in 2012 uitgevoerd.
1.3 Op 18 april 2013 heeft vergunninghoudster bij verweerder de aanvraag voor het verlenen van de in geschil zijnde omgevingsvergunning ten behoeve van het gebied Koningshoeven Natuur ingediend. Dit gebied bevat percelen in eigendom van Staatsbosbeheer, het waterschap Aa en Maas, de gemeente Deurne en het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). Er worden geen maatregelen getroffen op percelen van particulieren. De activiteiten betreffen het wijzigen van het profiel van vaarten en waterlopen, het dempen en uitdiepen ervan, het wijzigen van het waterpeil door bemaling, opstuwen of afdammen, het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem of het wijzigen van maaiveld, het aanbrengen van rasters en de aanleg van twee wandelroutes, waarbij voor de paden geen verharding wordt toegepast. De activiteiten staan omschreven in het Definitief Ontwerp (DO) Koningshoeven Natuur Toelichting van Omniverde, behorende bij de omgevingsvergunning. Op de bijgevoegde Kaart (intekening aanvraag op plankaart bestemmingsplan) staan de activiteiten en bestemmingen aangegeven. Met realisering van dit project wordt beoogd om hoogveenontwikkeling in de Deurnese Peel te bevorderen.
1.4 Van de zijde van de provincie is in een e-mail van 14 februari 2013 aan vergunninghoudster aangegeven dat de aangevraagde activiteiten niet vergunningplichtig zijn op grond van de Natuurbeschermingswet. De vereiste ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet is bij besluit van 28 juni 2013 verleend. Bij besluit van 11 juni 2013 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas (verder: het DB) aan vergunninghoudster een watervergunning verleend voor diverse maatregelen in het kader van het landinrichtingsplan Peelvenen, module Koningshoeven Natuur Middengebied. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 november 2013 heeft het DB deze watervergunning ingetrokken en een nieuwe watervergunning verleend en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 13/5870. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan.
1.4 Eiser heeft een agrarisch bedrijf met percelen ten westen van het Kanaal van Deurne. De percelen worden voor inzaai gereed gemaakt vanaf februari 2014 en vanaf april 2014 ingezaaid. De stroomrichting van de Soeloop Oost-West is van oost naar west.
1.5 Eiseres woont aan [adres]. Haar woning ligt op een perceel dat zowel ten westen als ten noorden grenst aan de watergang Soeloop Noord-Zuid. Het perceel is gelegen in het peilvak Boven. Dit peilvak grenst in de zuidwestelijke hoek aan een van de peilvakken waar de maatregelen worden uitgevoerd waarvoor de watervergunning is verleend. De dichtstbijzijnde maatregel wordt op een afstand van ongeveer 650 meter van haar perceel uitgevoerd.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser en eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit in stand gelaten, met een aanvulling van de motivering, de toevoeging van het benodigde advies van Waterschap Aa en Maas, de benodigde verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten en de tabel. Tevens zijn enkele kennelijke verschrijvingen hersteld.
3.
De rechtbank stelt voorop dat eiseres is aan te merken als belanghebbende bij de omgevingsvergunning. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 3.4 van de tussenuitspraak van heden in de zaken SHE 13/5445 en SHE 13/5870.
4.1
Eiseres heeft in het beroepschrift aangevoerd dat haar perceel [adres] als gevolg van de ingrepen ten behoeve van het Landinrichtingsplan Peelvenen ernstig is ingeklonken en dat de opstallen door deze verdroging ernstig zijn beschadigd.
In het aanvullend beroepschrift stelt eiseres dat ze door de verhoging van het grondwaterpeil en de toename van kwelwater vernatting van haar perceel ervaart. Zij ervaart de negatieve gevolgen van handelingen ten behoeve van module Koningshoeven Natuur Middengebied. Er is sprake van schommelingen in de waterhuishouding van het perceel. Zij stelt verder dat zij door de uitvoering van de werkzaamheden schade lijdt in gebruik van de grond en haar woning. De overgelegde foto’s maken zichtbaar dat de grond rondom het huis is verzakt. De verzakking leidt tot scheuren in de vloer van de woning. Tevens maken foto’s zichtbaar dat er wateroverlast is op het perceel.
4.2
Eiser heeft aangevoerd dat als gevolg van de uitvoering van het natuurproject het waterpeil in het gebied, en daarmee het grondwaterpeil ter hoogte van zijn percelen, wordt verhoogd, waardoor hij schade lijdt. Eiser lijdt mede schade door toenemende druk van kwelwater. Gevolg hiervan is vernatting van de percelen, waardoor de percelen moeilijker te bewerken zijn en er schade optreedt aan de gewassen.
4.3
Verweerder is van mening dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat zij in beroep andere gronden aanvoert, dan zij in de bezwaarfase heeft gedaan. In het bestemmingsplan “Partiële herziening Buitengebied” is in artikel 26.1 als toetsingsgrond opgenomen of de betreffende werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden, de waterhuishoudkundige situatie wel of niet onevenredig aantasten of kunnen gaan aantasten. Gelet op het advies van het waterschap (brief van 24 oktober 2013) is geen sprake van een aantasting van de waterhuishoudkundige situatie op de percelen waar de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd en zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
4.4
De rechtbank verstaat de beroepsgrond van eiseres aldus dat zij, als gevolg van de waterhuishoudkundige ingrepen rondom haar perceel, op verschillende momenten wordt geconfronteerd met een wisselende grondwaterstand en de daaruit voortvloeiende negatieve effecten. Daargelaten dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat in beroep andere argumenten naar voren worden gebracht dan in de bezwaarfase, is de rechtbank van oordeel dat eiseres dit ook met zoveel woorden in de bezwaarfase heeft gesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren.
4.5
Voor het meest zuidelijke gedeelte van het projectgebied geldt het bestemmingsplan “Kern Helenaveen”. Dit bestemmingsplan kent voor dit gedeelte geen aanlegvergunningsvereiste. In het overige gedeelte van het projectgebied geldt het bestemmingsplan “Buitengebied” en het bestemmingsplan “Partiële herziening Buitengebied”. De gronden in deze bestemmingsplannen hebben gedeeltelijk de bestemming “Natuurparel (GHS)” en “Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden (GHS)”. Voorts geldt voor een groot gedeelte van het project de dubbelbestemming “beschermd dorpsgezicht” en rust op het gehele projectgebied de nadere aanduiding “beschermingszone natte Natuurparel” en gedeeltelijk “gebieden met een archeologische waarde”. Voorts geldt voor een deel van het project (de activiteiten gelegen aan de linkerzijde van de Soeloop, parallel aan de Soemeersingel en aan het Kanaal) de nadere aanduiding “cultuur-historisch waardevol gebied”. Voor de Soeloop is de bestemming “waterloop”.
De activiteiten die vergunningplichtig zijn worden uitgevoerd op gronden waarop de bestemming “Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden (GHS)” en “Natuurparel” rusten. Artikel 26 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan “Partiële herziening Buitengebied” betreft een algemene aanlegvergunningregeling voor gronden met de nadere aanduiding “beschermingszone natte Natuurparel”. Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders het ter plaatse bevoegde watergezag om advies. In artikel 26.1.4. is bepaald dat de omgevingsvergunning slechts wordt verleend, indien door de betreffende werken/werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/werkzaamheden, de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast.
Ingevolge de voorschriften van het bestemmingsplan “Partiele herziening Buitengebied” is het verboden op de in de artikel 5.7.1, 7.4.1, 21.5.1 en 26.1.1 van de planvoorschriften genoemde gronden de in de bij deze artikelen aangegeven schema’s opgenomen werken of werkzaamheden uit te voeren zonder of in afwijking van een aanlegvergunning.
4.6
Desgevraagd heeft verweerder ter zitting aangegeven dat hij bij de toetsing aan deze toetsingsgrond slechts heeft gekeken naar de waterhuishoudkundige situatie op de percelen waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank sluit de tekst van het planvoorschrift echter niet uit dat de waterhuishoudkundige situatie op andere percelen in beschouwing moet worden genomen. Dit heeft tot gevolg dat verweerder niet alleen dient te onderzoeken of de waterhuishoudkundige situatie wordt aangetast op de gronden met de aanduiding ‘beschermingszone natte natuurparel’ maar ook op andere gronden. Verweerders stelling dat deze uitleg niet de bedoeling is geweest van de planwetgever volgt niet uit de tekst en leidt daarom niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich dus ten onrechte beperkt tot een onderzoek naar de gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie op de percelen waar de werkzaamheden worden uitgevoerd en had hierbij ook de omliggende gronden moeten betrekken, waaronder de gronden van eiser en eiseres. Daarom is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Deze grieven slagen.
5.
Gelet op het bovenstaande komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding na te gaan of de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven. De rechtbank zal hierbij tevens de overige beroepsgronden van eiseres betrekken.
6.1
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder aangegeven zich aan te sluiten bij de conclusies van het DB in de zaken SHE 13/5445 en SHE 13/5670. Het DB heeft in de zaak SHE 13/5670 aangegeven dat het perceel van eiseres geen invloed zal ondervinden van de door het DB verleende watervergunning van 19 november 2013. Het DB heeft zich hierbij laten leiden door de memo ‘Onderbouwing effecten maatregelen Koningshoeven Natuur’ (verder: de Memo) van vergunninghouder. Verweerder heeft deze conclusies tot de hare gemaakt. Bij het verweerschrift in de zaak SHE 13/5670 is een berekening gevoegd, waaruit blijkt dat de grondwaterstand in de directe omgeving van het peilvak van eiseres niet zal stijgen door de maatregelen in Koningshoeven Natuur. Het DB heeft in de procedure SHE 13/5445, na verlening van de watervergunning van 19 november 2013, een onderzoek laten uitvoeren door Witteveen en Bos genaamd ‘Modellering Koningshoeven Natuur’. Hierbij zijn de gevolgen van het bestreden besluit voor de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) op enkele percelen berekend. De percelen van eiser liggen naast een van deze percelen. Uit het onderzoek blijkt dat bij uitvoering van de watervergunning een stijging van de GHG optreedt bij beide percelen met minder dan 5 cm. De toename van kwel is zeer beperkt, volgens verweerder 5 tot 6 % per jaar, en leidt naar alle waarschijnlijkheid niet tot wateroverlast. Ook het inzakken van taluds door een stijging van 0-5 cm is erg onwaarschijnlijk. Voorts heeft Witteveen en Bos een onderzoek gedaan naar de gevolgen van het bestreden besluit voor de afvoercapaciteit van de Soeloop Oost-West. Deze zal afnemen door de verhoging van de bodem maar het afwateringsgebied neemt fors af. Door de ophoging van de bodem zullen in de toekomst geen hogere peilen ontstaan. Een hoger peil wordt uitsluitend veroorzaakt door de ophoging van het stuwpeil.
6.2
De maatregelen die zijn vergund in de watervergunning van 19 november 2013 zijn tevens vergund in het bestreden besluit. In dat besluit zijn weliswaar daarnaast ook enkele andere werkzaamheden vergund, zoals het aanleggen van paden, maar niet in geschil is dat deze werkzaamheden geen invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat, indien en voor zover de watervergunning van 19 november 2013 rechtmatig is, verweerder zich tevens op het standpunt kan stellen dat wordt voldaan aan het criterium dat de waterhuishoudkundige situatie niet wordt aangetast.
6.3
In de tussenuitspraak in de procedure 13/5670 van eiseres tegen het DB heeft de rechtbank in rechtsoverweging 10.2 overwogen dat, gelet op de informatie in het verweerschrift, niet voorzienbaar wordt geacht dat door uitvoering van het bestreden besluit schade zal optreden op het perceel van eiseres. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd, geen reden aan de juistheid van deze berekening te twijfelen. Dat eiseres schade ondervindt van de wisselende grondwaterstand leidt niet tot een ander oordeel. Onder verwijzing naar de integrale tekst van rechtsoverweging 10.2 in de tussenuitspraak in de procedure 13/5670 is rechtbank van oordeel dat daarom niet voorzienbaar is dat de waterhuishoudkundige situatie op het perceel van eiseres door de werken en werkzaamheden in het bestreden besluit onevenredig wordt aangetast.
6.4
In dezelfde tussenuitspraak, betreffende procedure 13/5445, heeft de rechtbank vastgesteld dat de effecten van voorgaande maatregelen niet zijn meegenomen in het model van Witteveen en Bos. Niet valt uit te sluiten dat een stijging van maximaal 5 centimeter van de GHG de spreekwoordelijke druppel vormt die de emmer doet overlopen. Onder verwijzing naar de integrale tekst van rechtsoverweging 10.2 in de tussenuitspraak in de procedure 13/5670 is de rechtbank van oordeel dat op basis van het rapport van Witteveen en Bos niet kan worden vastgesteld dat de waterhuishoudkundige situatie op het perceel van eiser niet onevenredig wordt aangetast door de in het bestreden besluit vergunde werken en werkzaamheden. Hieruit volgt dat verweerder met betrekking tot de percelen van eiser niet kan volstaan met een verwijzing naar het standpunt van het DB in de procedure SHE 13/5445.
7.1
Eiseres stelt dat zij als gevolg van het bestreden besluit een onevenredige schade lijdt. Zij is van mening dat verweerder in het bestreden besluit aan eiseres een passende schadevergoeding had moeten aanbieden of anderszins maatregelen had moeten treffen. Verweerder verzuimt haar naar een publiekrechtelijke schaderegeling te verwijzen.
7.2
Ook eiser stelt dat hij schade zal lijden door het bestreden besluit.
7.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vergoeding van schade die uit het besluit mocht voortvloeien is verzekerd in de Natschaderegeling Peelvenen van het Landinrichtingsplan Herinrichting Peelvenen, onderdeel Deurnsche Peel-Mariapeel: het onverenigbare verenigd (verder: het Landinrichtingsplan).
7.4
Uit het Landinrichtingsplan volgt dat voorzienbare schade vooraf wordt vergoed (pagina 56). In Bijlage 5 is daartoe de zogeheten Natschaderegeling opgenomen. Onder voorzienbare vernattingsschade wordt verstaan (pagina 95): de vernattingsschade die het voorzienbare gevolg is van de uitvoering van vernattingsmaatregelen. Als voorzienbare vernattingsschade vooraf is bepaald en er overeenstemming is tussen partijen, zal via een overeenkomst worden geregeld dat de vernattingsschade wordt afgekocht.
7.5
Uit de voorafgaande rechtsoverwegingen volgt dat er naar verwachting geen sprake zal zijn van voorzienbare schade op het perceel van eiseres. Daarom was er geen aanleiding voor verweerder om op voorhand een schaderegeling te treffen met eiseres. Ten aanzien van onvoorzienbare schade is de rechtbank van oordeel dat artikel 3.4, tweede lid, van de Awb verweerder niet verplicht om hiervoor een schaderegeling te treffen met eiseres. Indien schade optreedt, kan eiseres een verzoek om schadevergoeding indienen bij verweerder. Daarnaast heeft eiseres de mogelijkheid een verzoek tot schadevergoeding in te dienen op grond van artikel 7:14 van de Waterwet, mede op basis van vergunningsvoorschrift 11.5 van de watervergunning en op basis van de Natschaderegeling. Deze beroepsgrond faalt.
7.6
Uit de voorafgaande rechtsoverwegingen volgt tevens dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat de waterhuishoudkundige situatie op de percelen van eiser niet onevenredig zal worden aangetast. Daarom valt vooralsnog niet uit te sluiten dat voorzienbare schade zal optreden en dat dit voor verweerder aanleiding had moeten vormen om op voorhand een schaderegeling te treffen in het bestreden besluit. De enkele omstandigheid dat eiser ook de mogelijkheid heeft op basis van de Natschaderegeling en op basis van de watervergunning een verzoek om schadevergoeding in te dienen, wil nog niet zeggen dat gehele vergoeding van de schade anderszins is verzekerd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat er geen schaderegeling met eiser is getroffen. Deze beroepsgrond slaagt.
8.1
Eiseres stelt dat ten onrechte in de watervergunning van 19 november 2013 niet is voorzien in monitoring op haar perceel. Zij heeft geen landbouwperceel maar een particulier perceel.
8.2
Verweerder heeft als reactie hierop aangegeven dat de in de Memo van 3 september 2013 verder wordt ingegaan op de monitoring. De maatregelen worden zo uitgevoerd dat samen met de al uitgevoerde maatregelen van Koningshoeven Cultuur geen nadelige effecten op particuliere eigendommen worden verwacht.
8.3
Eiseres stelt terecht dat bijlage 2 bij de Memo niet voorziet in monitoring op haar perceel. Deze bijlage is echter nog niet het monitoringsplan bedoeld in paragraaf 11 bij de watervergunning van 19 november 2013. Uit dit voorschrift valt niet af te leiden dat enkel monitoring plaatsvindt op landbouwpercelen. Daargelaten in hoeverre in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken een voortdurende monitoringsverplichting kan worden opgenomen voor de periode nadat de werken zijn uitgevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de monitoringsverplichtingen in de watervergunning van 19 november 2013 volstaan. Overigens gaat de rechtbank ervan uit dat het DB de mogelijkheid heeft om, aan de hand van controle van de peilbuizen nabij het perceel van eiseres die zijn geplaatst in het kader van eerdere vergunningen, te monitoren of het bestreden besluit en de watervergunning van 19 november 2013 invloed hebben op de grondwaterstand in het peilvak waarin het perceel van eiseres is gelegen. Er lijkt geen bezwaar tegen te bestaan om deze bestaande buizen in het monitoringsplan op te nemen.
9.1
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen in rechtsoverwegingen 6.3, 7.6 en 8.3 en op hetgeen van de zijde van verweerder na het bestreden besluit is aangevoerd en de rechtbank overigens is gebleken, bestaat er aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit ten aanzien van eiseres in stand te laten.
9.2
Dit is anders met betrekking tot het beroep van eiser. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder opnieuw advies inwinnen bij het DB. In dit advies dienen de aanwijzingen te worden betrokken die aan het DB zijn gegeven in de zaak SHE 13/5445, in rechtsoverweging 13.1. Verweerder zal voorts moeten motiveren of het nieuwe advies van het DB aanleiding geeft het bestreden besluit te wijzigen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, nu het DB zes weken krijgt om het gebrek in de watervergunning van 19 november 2013 te herstellen.
9.3
Als verweerder geen gebruik wil maken van de hierboven geboden gelegenheid, zal verweerder dit uiterlijk binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak moeten meedelen aan de rechtbank. Als verweerder gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid, zal de rechtbank eiser en vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder volgende zitting uitspraak doen op het beroep.
9.4
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst dienaangaande naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
9.5
De rechtbank ziet in wat zij hiervoor heeft overwogen geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen nu de vergunde werken reeds nagenoeg zijn uitgevoerd.
9.6
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt en pas in de einduitspraak in de procedure SHE 13/5869 zal beslissen omtrent het in stand laten van de rechtsgevolgen.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.