ECLI:NL:RBOBR:2014:2531

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
2674677
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in geschil tussen FNV en buitenlandse vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een incident tot onbevoegdverklaring door Van den Bosch GmbH en Silo Tank. Deze vennootschappen, gevestigd in respectievelijk Duitsland en Hongarije, vorderen dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de tegen hen ingestelde vorderingen door de FNV Bondgenoten, een Nederlandse vakbond. De FNV stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 5 lid 3 van de EEX-Verordening, die de rechtsmacht regelt in burgerlijke en handelszaken. De kern van het geschil draait om de vraag of de FNV, als eisende partij, directe schade heeft geleden door de handelwijze van de buitenlandse gedaagden, die volgens de FNV in strijd is met hun statutaire doelstellingen.

De kantonrechter overweegt dat de FNV voldoende heeft aangetoond dat zij directe schade heeft geleden, omdat de handelwijze van Van den Bosch GmbH en Silo Tank de belangen van Nederlandse chauffeurs schaadt. De rechter concludeert dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, en wijst de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring af. Van den Bosch GmbH en Silo Tank worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak wordt vervolgens opnieuw op de rol gezet voor het opgeven van verhinderdata door alle partijen, met een nader vast te stellen terechtzitting in het vooruitzicht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 2674677/417
Rolnummer : 14-249
Uitspraak in het incident : 22 mei 2014
in de zaak van :
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,
tegen
1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN BOSCH TRANSPORTEN B.V.,
gevestigd te Erp,
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. R.A.A. Duk,
2. De vennootschap naar Duits recht
VAN DEN BOSCH TRANSPORTE GMBH,
gevestigd te Salzgitter (Duitsland),
3. De vennootschap naar Hongaars recht
SILO-TANK KFT,
gevestigd te Székesfehérvár (Hongarije),
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
gemachtigde: mr. O. Surquin.
Partijen zullen hierna FNV en Van den Bosch B.V, Van den Bosch GmbH en Silo Tank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2013 met producties,
  • de conclusie van antwoord van Van den Bosch B.V. met producties,
  • de conclusie in het incident strekkende tot onbevoegdheidsverklaring tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak van Van den Bosch GmbH en Silo Tank,
  • de conclusie van antwoord in het incident van FNV,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident tot onbevoegdheidsverklaring

2.1.
Van den Bosch GmbH en Silo Tank vorderen dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart. Allereerst heeft volgens hen de Nederlandse rechter geen rechtsmacht om van de tegen hen ingestelde vorderingen kennis te nemen nu Van den Bosch GmbH in Duitsland, en Silo Tank in Hongarije gevestigd is.
2.2.
FNV voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
FNV heeft aangevoerd dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om van het geschil tegen Van den Bosch GmbH en Silo Tank kennis te nemen berust op artikel 5 sub 3 dan wel artikel 6 lid 1 van Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo of Verordening). Voorts heeft zij gesteld dat deze bevoegdheid eveneens op artikel 6 aanhef sub e Rv dan wel artikel 7 lid 1 Rv gebaseerd kan worden.
2.4.
Het geschil tussen FNV, gevestigd in Nederland, als eisende partij en Van den Bosch GmbH en Silo Tank, gevestigd in Duitsland respectievelijk Hongarije, als gedaagde partijen betreft een burgerlijke en/of handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, zodat de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van dit geschil kennis te nemen aan de hand van de Verordening dient te worden beoordeeld. Daarbij moeten de bepalingen van de Verordening autonoom worden uitgelegd in het licht van de ontstaansgeschiedenis, de doelstellingen en het systeem van de verordening. Gelet op het bepaalde in art. 1 Rv, dat buiten twijfel stelt dat bij toepasselijkheid van verdragen of EG-verordeningen omtrent rechtsmacht de beoordeling aan de hand van die verdragen en/of verordeningen dient plaats te vinden, zal de kantonrechter hierna verder alleen spreken over de in de Verordening genoemde bepalingen.
2.5.
Ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad verklaart art. 5 sub 3 EEX-Vo (alternatief) bevoegd het gerecht van de plaats waar het schadebrengend feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. De bevoegdheidsregel van art. 5 sub 3 EEX-Vo geldt alleen voor directe schade, geleden door het slachtoffer zelf. De bevoegdheidsregel van art. 5 sub 3 kan niet aldus worden uitgelegd, dat een verzoeker die stelt schade te hebben geleden die het gevolg is van schade geleden door andere personen, die rechtstreeks door het schadebrengende feit zijn gelaedeerd, de veroorzaker van dat feit kan oproepen voor de gerechten van de plaats waar hijzelf de schade in zijn vermogen heeft vastgesteld (HvJ EG, 11-01-1990, nr 220/88).
2.6.
Van den Bosch GmbH en Silo Tank hebben, onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde arrest van het Hof van Justitie, aangevoerd dat FNV jegens hen te kwalificeren is als een niet rechtstreeks benadeelde derde, zodat geen beroep kan worden gedaan op art. 5 sub 3 EEX-Vo. FNV heeft evenwel aan haar vordering tegen Van den Bosch GmbH en Silo Tank ten grondslag gelegd dat hun handelwijze, door FNV omschreven als “het (veelvuldig) inzetten van Duitse en Hongaarse “onderbetaalde” chauffeurs in Nederland” rechtstreeks in strijd komt met het statutaire belang van FNV, nu als gevolg van die handelwijze –naar FNV stelt- Nederlandse chauffeurs van de arbeidsmarkt worden verdrongen, en de statutaire doelstelling van FNV juist gericht is op de bescherming van de belangen van (onder meer) in Nederland werkzame chauffeurs. De door FNV gestelde schade is daarom niet vergelijkbaar met de indirecte schade waarvan in het arrest van het Hof van Justitie sprake is. Daar was sprake van schade die een Franse moedermaatschappij stelde te hebben geleden door de handelwijze van in Duitsland gevestigde banken jegens haar Duitse dochtermaatschappijen als gevolg waarvan die dochtermaatschappijen uiteindelijk failliet werden verklaard. De stelling van FNV komt er evenwel op neer dat zij directe schade heeft geleden omdat zij rechtstreeks getroffen is in haar statutaire doelstelling door de handelwijze van Van den Bosch GmbH en Silo Tank.
2.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door FNV gestelde schade niet aan de toepassing van art. 5 sub 3 EEX-verdrag in de weg staat en dat de Nederlandse rechter op grond van die bepaling bevoegd is om van de tegen Van den Bosch GmbH en Silo Tank ingestelde vorderingen kennis te nemen. Het antwoord op de vraag of de bevoegdheid ook gebaseerd kan worden op art. 6 lid 1 van de Verordening kan als niet meer ter zake dienende in het midden blijven.
2.8.
Voorts hebben Van den Bosch GmbH en Silo Tank naar voren gebracht dat de kantonrechter onbevoegd is kennis te nemen van de jegens hen ingestelde vorderingen nu FNV aan die vorderingen een onrechtmatige daad ten grondslag heeft gelegd.
2.9.
De kantonrechter overweegt daarover als volgt. Het door Van den Bosch GmbH en Silo Tank gestelde leidt niet tot onbevoegdheid van de kantonrechter, maar zou hooguit leiden tot verwijzing van de zaak door de sector kanton naar de sector civiel op de voet van art. 71 Rv. Geen van de partijen heeft echter een dergelijke verwijzing verlangd. De kantonrechter ziet geen termen aanwezig om tot ambtshalve verwijzing over te gaan, te minder gelet op de aankondiging van FNV om in dat geval op de voet van art. 220 en 222 Rv. weer verwijzing en/of voeging te vragen.
2.10.
Gelet op het voorgaande zal de incidentele vordering worden afgewezen. Van den Bosch GmbH en Silo Tank zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
in het incident tot onbevoegdverklaring:
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Van den Bosch GmbH en Silo Tank in de kosten van het incident, aan de zijde van FNV tot op heden begroot op € 300,- ,
in de hoofdzaak:
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van donderdag 5 juni 2014 voor het opgeven van verhinderdata door alle partijen in de maanden juli tot en met september 2014 op maandagen en donderdagen voor een nader vast te stellen terechtzitting (comparitie van partijen);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2014.