ECLI:NL:RBOBR:2014:261
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.M. Tadic
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en bewijslastverdeling
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar, die de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2012 had vastgesteld op € 380.000. Na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 369.000. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de onroerende zaak een lagere waarde heeft, namelijk € 345.000. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de bewijslast bij verweerder ligt. Verweerder heeft echter niet voldoende bewijs geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. Eiser heeft ter zitting nieuwe berekeningen en matrixen overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling dat de waarde lager is dan door verweerder gesteld. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt te onderbouwen, maar verweerder heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van € 369.000 niet te hoog is. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar is vernietigd voor zover het de WOZ-waarde betreft, en de rechtbank heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 345.000. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en is gelast het griffierecht te vergoeden.