ECLI:NL:RBOBR:2014:2909

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
01/821566-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanmerkelijke schuld bij verkeersongeval in Eersel met zwaar letsel als gevolg

Op 22 augustus 2013 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de kruising van de [straatnaam 1] en de N397 in Eersel. Verdachte, als bestuurder van een Volkswagen Polo, verleende geen voorrang aan een van rechts komende vrachtwagen, wat leidde tot een aanrijding met deze vrachtwagen en vervolgens met twee andere voertuigen. Het slachtoffer, [slachtoffer], liep door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder hersenletsel en andere ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam had gehandeld, wat resulteerde in de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De vordering van de benadeelde partij, de familie van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks schade was toegebracht aan hen. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer en haar familie, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die ook psychische gevolgen ondervond van het ongeval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/821566-13
Datum uitspraak: 03 juni 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 mei 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 april 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 augustus 2013 te Eersel, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
merk Volkswagen, type Polo), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1]
en/of het kruispunt van wegen gevormd door [straatnaam 1] met de N397, zich
zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt,
verdachte heeft, rijdende over de weg genaamd [straatnaam 1] niet, althans
onvoldoende haar aandacht op die weg gehouden en/of heeft gekomen bij het
kruispunt gevormd door de wegen [straatnaam 1] met de N397, dat kruispunt niet,
althans niet tijdig opgemerkt en/of de door haar bestuurde (personen)auto niet
(vóór de stopstreep) tot stilstand gebracht (welk stopverbod ter plaatse
kenbaar werd gemaakt middels bord(en) volgens model B7 van de bijlage 1 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens) en/of heeft (vervolgens) een
(gezien verdachtes rijrichting) van rechts komende, over de N397 rijdende,
vrachtwagen (met oplegger/wipkar) niet (tijdig) opgemerkt en/of heeft die van
rechts komende vrachtwagen geen voorrang verleend,
waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan tussen die door verdachte
bestuurde personenauto (merk Volkswagen, type Polo) en voornoemde (gezien
verdachtes rijrichting van rechts komende) vrachtwagen en/of (waardoor) die
vrachtwagen op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer is gereden/geslibt en/of
(vervolgens) tegen een op die rijbaan hem tegemoetkomende (personen)auto (merk
Renault) is gereden/gebotst en/of (vervolgens) tegen een (achter die Renault)
op die rijbaan voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (merk
Citroën, bestuurd door [slachtoffer]) is gereden/gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
zwaar hersenletsel en/of een gebroken elleboog en/of een klaplong en/of
gebroken schouder(s) en/of een gescheurde lever en/of een gescheurd buikvlies
en/of bloed in de longen of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 augustus 2013 te Eersel als bestuurder van een voertuig
(personenauto, merk Volkswagen, type Polo), daarmee rijdende op de weg, de
[straatnaam 1] en/of het kruispunt van wegen gevormd door de [straatnaam 1] met de
N397, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd,
immers heeft verdachte, rijdende over de weg genaamd [straatnaam 1] niet,
althans onvoldoende haar aandacht op die weg gehouden en/of heeft gekomen bij
het kruispunt gevormd door de wegen [straatnaam 1] met de N397, dat kruispunt
niet, althans niet tijdig opgemerkt en/of de door haar bestuurde
(personen)auto niet (vóór de stopstreep) tot stilstand gebracht (welk
stopverbod ter plaatse kenbaar werd gemaakt middels bord(en) volgens model B7
van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens) en/of
heeft (vervolgens) een (gezien verdachtes rijrichting) van rechts komende,
over de N397 rijdende, vrachtwagen (met oplegger/wipkar) niet (tijdig)
opgemerkt en/of heeft die van rechts komende vrachtwagen geen voorrang
verleend.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld en schuldig is aan het ongeval, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, omdat de onoplettendheid van verdachte in dit geval geen schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op 22 augustus 2013 omstreeks 8:47 uur heeft er op de kruising van de [straatnaam 1]/[straatnaam 2] met de N397 binnen de gemeente Eersel een ongeval plaatsgevonden. Verdachte reed als bestuurster van een personenauto (merk Volkswagen, type Polo) over de [straatnaam 1]. Het was al licht, de weersgesteldheid was droog en ook de weg was droog. [2] Verdachte kwam uit de richting van [plaats] en reed in de richting van de N397 en was voornemens om haar weg te vervolgen op de [straatnaam 2]. Op de [straatnaam 1] moest voorrang worden verleend aan het verkeer op de N397. Dit was ter hoogte van de kruising aangegeven door middel van stopborden model B7 volgens bijlage 1 van het Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens en een doorgetrokken witte streep. [3] Op 150 meter vóór de kruising stond op de [straatnaam 1] tevens het verkeersbord B6 (verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg). [4]
Verdachte verleende op de kruising van enerzijds de [straatnaam 1]/[straatnaam 2] en anderzijds de N397 geen voorrang aan de voor haar van rechts komende vrachtwagen met oplegger/wipkar van [betrokkene 1]. Hierdoor kwam de vrachtwagencombinatie op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer terecht, waarbij de vrachtwagencombinatie eerst tegen de vanuit de tegengestelde richting tegemoetkomende personenauto (merk Renault) van [betrokkene 2] is gereden en vervolgens tegen de daarachter rijdende personenauto (merk Citroën) van slachtoffer [slachtoffer] is gereden. [5] [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen, te weten zwaar hersenletsel, een gebroken elleboog, een klaplong, gebroken schouders, een gescheurde lever, een gescheurd buikvlies en bloed in de longen. [6]
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Om ter zake van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is vereist dat de verdachte schuld heeft aan de aanrijding, hetgeen is ten laste gelegd als het zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004, NJ 2005, 252, zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren (Hoge Raad 27 mei 2008, NJ 2008,441).
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij de kruising en het daarbij en daarop aanwezige verkeer niet, althans pas op het laatste moment heeft gezien, zodat zij niet meer op tijd kon stoppen om aan dat verkeer voorrang te verlenen. Zij heeft verklaard zowel het verkeersbord B6 op 150 meter vóór de kruising, als de stopborden en de doorgetrokken streep vlak vóór de kruising niet te hebben gezien. Verdachte heeft er geen verklaring voor waarom zij een en ander niet heeft opgemerkt. De rechtbank is op grond van voornoemde omstandigheden van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld. Van een tijdelijke onoplettendheid is geen sprake. Verdachte heeft immers niet slechts enkel de stopborden met de doorgetrokken streep niet tijdig gezien, maar ook de kruising en het daarbij en daarop aanwezige verkeer zelf niet. Daarnaast heeft zij het verkeersbord B6 op 150 meter vóór de kruising niet opgemerkt. Het verkeersongeval is daarmee aan verdachtes schuld, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank merkt het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen aan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 22 augustus 2013 in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen, type Polo), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] en/of het kruispunt van wegen gevormd door [straatnaam 1] met de N397, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onoplettend en onachtzaam te handelen als volgt,
verdachte heeft, rijdende over de weg genaamd [straatnaam 1] onvoldoende haar aandacht op die weg gehouden en heeft gekomen bij het kruispunt gevormd door de wegen [straatnaam 1] met de N397, dat kruispunt niet tijdig opgemerkt en de door haar bestuurde personenauto niet vóór de stopstreep tot stilstand gebracht (welk stopverbod ter plaatse kenbaar werd gemaakt middels borden volgens model B7 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens) en heeft (vervolgens) een (gezien verdachtes rijrichting) van rechts komende, over de N397 rijdende, vrachtwagen (met oplegger/wipkar) niet tijdig opgemerkt en heeft die van rechts komende vrachtwagen geen voorrang verleend,
waardoor een aanrijding is ontstaan tussen die door verdachte bestuurde personenauto (merk Volkswagen, type Polo) en voornoemde (gezien verdachtes rijrichting van rechts komende) vrachtwagen en (waardoor) die vrachtwagen op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer is gereden/geslibt en (vervolgens) tegen een op die rijbaan hem tegemoetkomende personenauto (merk Renault) is gereden en (vervolgens) tegen een (achter die Renault) op die rijbaan voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (merk Citroën, bestuurd door [slachtoffer]) is gereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten zwaar hersenletsel en een gebroken elleboog en een klaplong en gebroken schouders en een gescheurde lever en een gescheurd buikvlies en bloed in de longen werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit primair voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primaire feit komt voert hij aan dat verdachte bereid is om een taakstraf te verrichten. Verdachte is ook aangedaan door de gevolgen van het ongeluk en heeft daarvoor psychologische hulp gezocht. Verdachte heeft haar rijbewijs nodig voor haar werk. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid lijkt alleen ongewenste gevolgen te hebben, te weten het mogelijke verlies van haar baan, terwijl de zaak al voldoende nare gevolgen heeft gehad.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiaire feit en pleit voor het opleggen van alleen een geldboete. Voor art. 5 WVW dient geen ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door haar gedragingen een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, tengevolge waarvan het slachtoffer zeer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en sinds het ongeval in coma in het ziekenhuis ligt. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de ouders van het slachtoffer naar voren gebracht dat bij recentelijk medisch onderzoek geen enkele hersenactiviteit bij het slachtoffer is aangetroffen en dat er dan ook geen reëel vooruitzicht is op enige verbetering van haar gezondheidstoestand, zodat de ouders waarschijnlijk op korte termijn de keuze moeten maken om de behandeling van hun dochter stop te zetten. Verdachte heeft als gevolg van het ongeval onherstelbaar leed aangedaan aan het slachtoffer en haar familie.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat zij er blijk van heeft gegeven dat zij de ernst van het door haar aan het slachtoffer en haar familie aangedane leed inziet. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zelf is getroffen door de gevolgen van het door haar gepleegde strafbare feit in die zin dat zij hier nog steeds psychische klachten van ondervindt en zich daarvoor onder behandeling van een psycholoog heeft gesteld.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks het standpunt van de verdediging dat verdachte haar rijbewijs niet kan missen omdat zij haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk, toch een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf dient te worden opgelegd, nu de ernst van het begane delict zulks rechtvaardigt. De rechtbank zal de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De vordering van de benadeelde partij familie [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie is de vordering van de benadeelde partij ingediend namens de hele familie van het slachtoffer. De vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het precieze bedrag dat kan worden toegewezen laat de officier van justitie over aan de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk verklaard te worden. De vordering is niet onderbouwd en er is een verzekeraar die aansprakelijkheid heeft erkend en betalingen heeft verricht. Uit de toelichting die de raadsman van de benadeelde partij heeft gegeven blijkt dat hij de schade van de ouders van [slachtoffer] vordert. In het civiele recht valt immateriële schade voor familieleden onder shockschade en wordt dit slechts in uitzonderlijke gevallen toegewezen. Dat gaat een behandeling op een strafzitting te buiten.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Volgens art. 51f Sv kan alleen degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voegen als benadeelde partij en een vordering tot schadevergoeding indienen. De benadeelde partij kan volgens art. 361 lid 2 Sv alleen ontvankelijk zijn als (onder meer) aan de voorwaarde wordt voldaan dat aan de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. In casu is rechtstreekse schade toegebracht aan het slachtoffer, [slachtoffer]. Zij is echter niet bij machte om een vordering in te dienen en op het voegingsformulier is als benadeelde partij “familie [slachtoffer]” ingevuld. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de benadeelde partij medegedeeld dat hij optreedt namens de ouders van het slachtoffer. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het voegingsformulier is ingediend door de ouders van het slachtoffer. Ten aanzien van de ouders is geen sprake van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. Zij kunnen zich daarom niet voegen in het strafproces als benadeelde partij. De situatie als bedoeld in art. 51f lid 2 Sv doet zich ook niet voor.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 178, 179.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
Taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 1 jaar waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
T.a.v. primair, subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij familie [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Leyenaar-Holleman, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 3 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling De Kempen met registratienummer PL2216-2013116750, 52 pagina’s.
2.P-V Aanrijding misdrijf P. 3-4.
3.Verkeersongevallenanalyse, P. 37.
4.Proces-verbaal met registratienummer PL2200-2013116750-11 met fotobijlagen, totaal 3 pagina’s.
5.Verkeersongevallenanalyse, P. 42-52.
6.P-V Aanrijding misdrijf P. 7.