ECLI:NL:RBOBR:2014:2910
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H.P.G. Wielders
- H.H.E. Boomgaart
- J. Leyenaar-Holleman
- Rechtspraak.nl
Ontuchtige handelingen met minderjarige en vrijspraak van tweede zedendelict
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige jongen van 12 jaar, aangeduid als [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 december 2012 tot en met 23 januari 2013, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft erkend dat hij deze handelingen heeft gepleegd, maar betwistte de frequentie en de duur van de ontucht. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en [slachtoffer 1] als betrouwbaar beoordeeld en heeft op basis van deze verklaringen, samen met andere bewijsstukken, de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit.
Daarnaast was er een tweede parketnummer (01/860161-14) waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet kon worden bewezen dat het slachtoffer, [slachtoffer 2], niet in staat was om zijn wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen. De rechtbank oordeelde dat de beperkingen van [slachtoffer 2] niet zodanig waren dat hij niet in staat was om weerstand te bieden tegen de handelingen van de verdachte.
De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaren, en heeft daarbij rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die op dat moment 85 jaar oud was. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte, waarbij hij € 3.994,-- aan [slachtoffer 1] moet betalen, bestaande uit immateriële en materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking had, werd vrijgesproken.