Op 3 juni 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die legkippen onjuist huisvestte. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 29 januari 2014, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het houden van legkippen in niet-aangepaste kooien, in strijd met het Legkippenbesluit 2003. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 september 2012 tot en met 4 april 2013 legkippen heeft gehuisvest in traditionele legbatterijen, wat niet in overeenstemming was met de geldende wetgeving. De verdediging voerde aan dat er sprake was van ongelijke behandeling, omdat andere bedrijven, de zogenaamde 'recurrentbedrijven', niet werden vervolgd. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat de omstandigheden van de verdachte niet vergelijkbaar waren met die van de recurrentbedrijven.
Tijdens de zitting op 20 mei 2014 erkende de verdachte dat de kippen in kooien werden gehouden die niet voldeden aan de wettelijke eisen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de zorg voor de kippen, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank legde een geldboete op van € 15.000, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de overtreding en het concurrentievoordeel dat de verdachte had behaald ten opzichte van andere bedrijven die zich wel aan de regels hielden. De uitspraak is gedaan op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten, evenals het Legkippenbesluit 2003.