In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 juni 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die in mei 2007 ter beschikking was gesteld na veroordeling voor ontucht en schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de TBS met één jaar te verlengen, behandeld tijdens een openbare zitting op 22 mei 2014. De terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, en deskundigen waren aanwezig om hun standpunten te delen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De deskundigen hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling, maar dat hij nog steeds afhankelijk is van begeleiding in stressvolle situaties. De deskundigen hebben geadviseerd om de TBS te verlengen, omdat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor resocialisatie en er een verhoogd risico op recidive bestaat.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het te vroeg is voor een dergelijke stap. De rechtbank heeft de verlenging van de TBS met één jaar uitgesproken, met de verwachting dat de kliniek zal blijven werken aan de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde. De beslissing is genomen in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en het advies van de deskundigen.