In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de beheerder van een woning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. De zaak betreft de toepassing van spoedeisende bestuursdwang vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning van eiseres. Op 21 maart 2013 heeft het Bestuurlijk Interventie Team Eindhoven een hennepkwekerij aangetroffen, waarna de woning is ontruimd. Eiseres, die als beheerder fungeerde, werd door verweerder als overtreder aangemerkt en kreeg de kosten van de bestuursdwang opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat eiseres na de aanvangsinspectie niet meer in de woning is geweest, niet voldoende is om haar als overtreder aan te merken. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het gebruik van de woning en dat eiseres zich niet onvoldoende heeft geïnformeerd over het gebruik van de woning. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de verantwoordelijkheden van een beheerder afhankelijk zijn van de afspraken die zijn gemaakt met de eigenaar van de woning.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit van verweerder ten onrechte eiseres als overtreder heeft aangemerkt. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen om opnieuw een beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 974, en dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.