Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
€ 25.524,00) van de via Fusion geboekte optredens van [naam 2] tussen april en juli 2013, niet door te betalen aan [eiser] en dit vordert [eiser] dan ook onder C. Daarnaast heeft [eiser] recht op de vergoeding van zijn buitengerechtelijk gemaakte kosten, de kosten van het beslag en de proceskosten zoals gevorderd onder D, E en F.
€ 15.554,04, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2013, althans een door de rechtbank te bepalen dag,
€ 238.000,00. Op basis van gelijkblijvende inkomsten als in 2013 berekent Fusion haar schade op € 100.077,89. Zij vordert deze bedragen primair onder III. Op basis van artikel 7:442 BW heeft Fusion daarnaast recht op een goodwillvergoeding groot € 15.554,04 zoals primair gevorderd onder IV. Ook als er sprake is van een ‘gewone’ overeenkomst, had [eiser] deze niet mogen beëindigen en is hij in verzuim met de nakoming daarvan. Hij is dan ook schadeplichtig voor een schade groot € 238.000,00, door Fusion gelijk becijferd zoals haar primaire vordering. Fusion heeft daarnaast recht op de contractuele goodwillvergoeding zoals bepaald door artikel 2.4 van de overeenkomst, zoals gevorderd onder VII. Tenslotte vordert zij opheffing van het beslag, nu dat ten onrechte is gelegd en maakt zij aanspraak op een vergoeding van haar proceskosten.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
‘booking fees and other payments’, 1.5
‘any and all Gross Receipts’en artikel 5 van de overeenkomst bovendien niet alleen af te dragen over de boekingen, maar over
alzijn inkomsten, waarbij de verkoop van merchandise expliciet is genoemd. Dat de inspanningen van Fusion ten aanzien van de verkoop van merchandise of andere activiteiten dan boekingen gekwalificeerd moeten worden als agentuur, is daarbij gesteld noch gebleken. De tekst van artikel 5 lijkt overigens het economisch risico van de verkoop van de merchandise te leggen bij Fusion, zodat ook op die grond deze activiteit niet zomaar als agentuur kan worden gekwalificeerd. Fusion heeft ook onbetwist gesteld dat juist wegens de teruglopende verkoop van muziek gekozen is om de artiest voor deze managementwerkzaamheden te laten betalen middels een managementvergoeding van 20% over de inkomsten, waaronder boekingen. Vergeleken met de situatie dat [eiser] voor deze werkzaamheden periodiek een (vast) bedrag zou betalen (zoals hij volgens Fusion doet bij zijn huidige management), heeft de gekozen constructie als voordeel dat een artiest als [eiser] ook bij een tegenvallende omzet/ carrièreontwikkeling verzekerd blijft van ondersteuning door en werkzaamheden van zijn manager. Het risico ligt dan bij het management, aldus - onweersproken - Fusion.
‘ex bookingsvergoeding’) naast (
‘also’) de 20% managementvergoeding. De rechtbank acht deze mededeling, anders dan [eiser] heeft betoogd, niet onduidelijk. Dat het in de e-mail-conversatie voor het overige gaat over social media en domeinnamen, betekent niet dat [eiser] hierop geen acht hoefde te slaan: de aanhef
‘for the fee, I am thinking’van de zin over de beloningen, alsmede het noemen van concrete bedragen over de aan [eiser] te betalen vergoeding, geven duidelijk aan dat [betrokkene 1] op dat moment een op dit punt belangrijke mededeling/ voorstel aan [eiser] deed, juist in de periode dat partijen gesprekken voerden over de te sluiten overeenkomst. Ook al had het beter geweest als [betrokkene 1] of Fusion deze mededeling nog eens had herhaald, Fusion mocht ervan uit gaan dat zij [eiser] op dit punt voldoende had geïnformeerd. De gestelde verzwijging, laat staan opzettelijk, kan dan ook niet worden aangenomen. Dat de 15% boekingsvergoeding in de maandelijkse statements niet is vermeld maakt dit oordeel niet anders, te meer daar deze vergoeding geen directe invloed had op de tussen [eiser] en Fusion af te rekenen gage. [eiser] heeft daarnaast nog gesteld dat [betrokkene 1] hem in de gesprekken duidelijk heeft gemaakt dat de 20% (boekings)fee alles was dat hem in rekening gebracht zou worden. Fusion heeft deze mededeling betwist, maar ook als deze mededeling vast zou komen te staan, dan kan de rechtbank niet concluderen dat er sprake zou zijn van bedrog. Immers, gezien binnen de beoogde contractuele relatie tussen [eiser] en Fusion berust deze mededeling op de werkelijkheid: aan [eiser] is door Fusion niet meer dan 20% van de met hem overeen te komen gage voor optredens in rekening gebracht. De 15% werd immers door de promotors betaald en daar staat [eiser] in beginsel buiten.
€ 1.200,00 en € 1.000,00 per optreden. De markt was en is kennelijk volgaarne bereid voor een optreden van [naam 2] te betalen. De prijsverhoging doordat Fusion 15% boekingsvergoeding rekende, valt bij deze prijsstijgingen in het niet. Bovendien staat vast dat de boekingsvergoeding van 15% marktconform was. De primaire stelling van [eiser] moet worden verworpen.
‘booking fees’uit artikel 1.3 en
‘any and all Gross Receipts’zo moeten worden uitgelegd, dat daarmee wordt bedoeld de aan de promotor door Fusion te factureren gage voor een optreden van [naam 2]. Daarover mag Fusion alleen 20% inhouden en niet eerst 15%. Door dit wel te doen, schiet zij tekort, aldus [eiser]. Fusion heeft dit betwist en stelt dat met deze termen wordt bedoeld de bedragen die [eiser] zou ontvangen, waarover 20% managementvergoeding wordt ingehouden, hetgeen Fusion heeft gedaan.
‘booking fees’en de
‘any and all Gross Receipts’(‘bruto ontvangsten’) aan promotors niet was toegestaan andere opslagen of vergoedingen in rekening te brengen. Het enige aanknopingspunt hieromtrent is gelegen in de e-mail van 11 augustus 2011. Zoals de rechtbank bij het beroep op vernietiging al heeft overwogen, heeft [eiser] hieruit kunnen opmaken dat Fusion in dit rekenvoorbeeld heeft bedoeld de gage waarover 20% managementvergoeding zou worden gerekend en dat dit dus exclusief de 15% boekingsvergoeding was. Ook over de termen
‘booking fees’en de
‘any and all Gross Receipts’wordt in de overeenkomst dezelfde inhouding van 20% gerekend, zodat [eiser] redelijkerwijs heeft moeten opvatten dat hiermee hetzelfde begrip werd bedoeld als in de e-mail van Fusion en dat aan promotors nog 15% kon worden gerekend. Het standpunt van [eiser] wordt dan ook verworpen.
€ 25.524,00, en daarmee (ook) wanprestatie heeft gepleegd en schadeplichtig is tot dit bedrag. In de dagvaarding, noch ter comparitie of in de akte eiswijziging in conventie, waarbij zijn vordering tot ontbinding onder A ii is toegevoegd, heeft [eiser] gesteld dat (ook) deze wanprestatie ten grondslag ligt aan de door hem gevorderde ontbinding, nog daargelaten dat deze wanprestatie zich kennelijk heeft voorgedaan na het door hem primair gestelde moment van ontbinding op 1 februari 2013. Gelet daarop gaat de rechtbank voor de vraag of [eiser] terecht heeft ontbonden, voorbij aan deze wanprestatie als grondslag hiervoor.
nade eerste vijf jaar na het sluiten van de overeenkomst en de deze situatie niet aan de orde is, niet weersproken zodat dit vast staat. Deze bepaling kan om die reden geen grondslag vormen voor deze vordering. Dat Fusion deze vergoeding na meer dan vijf jaar ook (zeker) zou hebben ontvangen als [eiser] de overeenkomst niet onregelmatig zou hebben opgezegd, heeft Fusion niet gesteld, noch is dit anderszins gebleken, zodat dit ook geen aanleiding vormt voor een toewijzing van schadevergoeding op deze grondslag.
5.De beslissing
9 juli 2014voor het nemen van een conclusie door Fusion over hetgeen is vermeld onder 4.25 (en 4.26), waarna de wederpartij op de rol van 4 weken daarna een antwoordconclusie kan nemen,