ECLI:NL:RBOBR:2014:3873
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.M. Tadic
- Rechtspraak.nl
Waardering van een woning die niet zelfstandig door een potentiële koper bewoond mag worden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juni 2014, staat de waardering van een woning (twee-onder-een-kap) centraal die niet zelfstandig door een potentiële koper bewoond mag worden. De eiser, vertegenwoordigd door mr. B.M.T. Claassen, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente St. Michielsgestel, die de waarde van de onroerende zaak op € 300.000 had vastgesteld. Na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 247.000, maar de eiser is van mening dat de waarde nog lager moet zijn, namelijk € 215.000.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het object, gelegen onder één kap met een agrarische bedrijfswoning, niet apart van deze bedrijfswoning kan worden verkocht. Dit heeft invloed op de waardering, aangezien de Wet WOZ vereist dat bij de waardering rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van zelfstandige bewoning. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet kan worden vastgesteld op basis van de veronderstelling dat zelfstandige bewoning mogelijk is, omdat het bestemmingsplan dit niet toestaat.
De rechtbank oordeelt dat de door de eiser bepleite waarde van € 215.000 aannemelijk is gemaakt, en vernietigt de eerdere uitspraak van de heffingsambtenaar voor zover deze de WOZ-waarde en de daarop gebaseerde aanslag betreft. De rechtbank stelt de WOZ-waarde vast op € 215.000 per waardepeildatum 1 januari 2011 en vermindert de aanslag dienovereenkomstig. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 974. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.