ECLI:NL:RBOBR:2014:4148

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
C/01/275696 / HA ZA 14-172
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke erkenning en aansprakelijkheid van feitelijk bestuurders in contractuele geschillen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, ging het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis. De gedaagde in verzet, een commanditaire vennootschap gevestigd te Hooge Mierde, had in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank de eiser in verzet zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 62.804,54, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank had in het verstekvonnis de vorderingen van de gedaagde in verzet toegewezen, met uitzondering van een deel van de buitengerechtelijke incassokosten.

De eiser in verzet, wonende te Lierop, voerde aan dat hij niet persoonlijk aansprakelijk was voor de vorderingen, omdat hij als feitelijk bestuurder van vennootschappen had gehandeld en niet privé met de gedaagde in verzet had gecontracteerd. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de eiser in verzet dat hij als feitelijk bestuurder had gehandeld, betekende dat hij in persoon als contractspartij moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser in verzet gehouden was de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen, en dat de vordering tot betaling van € 62.804,54 terecht was.

De rechtbank bekrachtigde het verstekvonnis, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten, die werd afgewezen. De eiser in verzet werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van de gedaagde in verzet werden begroot op € 894,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis werd uitgesproken op 16 juli 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/275696 / HA ZA 14-172
Vonnis in verzet van 16 juli 2014
in de zaak van
commanditaire vennootschap
[gedaagde in verzet].,
gevestigd te Hooge Mierde,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. S.J.G.A. van Pelt te Eindhoven,
tegen
[eiser in verzet],
wonende te Lierop,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg.
Partijen zullen hierna [gedaagde in verzet] en [eiser in verzet]genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 maart 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[gedaagde in verzet] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser in verzet]zal veroordelen tot betaling van € 62.804,54, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
2.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [gedaagde in verzet] toegewezen behoudens het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, dat slechts tot een bedrag van € 1.403,05 is toegewezen en voor het overige is afgewezen, en is [eiser in verzet]veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in verzet] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.813,23, te vermeerderen met rente.
2.3.
[eiser in verzet]vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [gedaagde in verzet] alsnog worden afgewezen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser in verzet]in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
3.2.
[gedaagde in verzet] heeft aan haar vorderingen onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
Inzake geleverde varkens heeft zij op grond van met [eiser in verzet]op 28 april 2011, 6 juli 2011 en 5 december 2011 gesloten overeenkomsten een bedrag te vorderen van
€ 108.738,36, waarop in mindering strekken bedragen van € 35.346,72 en € 10.587,10, zodat resteert te voldoen een bedrag van € 62.804,54. De wettelijke betalingstermijn van 30 dagen is van toepassing zodat [eiser in verzet]vanaf de vervaldata van de facturen in verzuim is. [gedaagde in verzet] maakt vanaf die vervaldata aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:199a BW. [eiser in verzet]is nalatig gebleven het verschuldigde te voldoen in verband waarmee [gedaagde in verzet] een advocaat heeft ingeschakeld. [gedaagde in verzet] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 1.427,97.
3.3.
[eiser in verzet]heeft tot zijn verweer onder meer het volgende aangevoerd.
[gedaagde in verzet] heeft gecontracteerd met Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. respectievelijk [eiser in verzet]Viehandel GmbH. [eiser in verzet]heeft - in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet]Viehandel GmbH - verschillende overeenkomsten gesloten namens deze vennootschappen, inhoudende dat deze vennootschappen van [gedaagde in verzet] varkens kochten, die [gedaagde in verzet] vervolgens aan deze vennootschappen zou leveren. [eiser in verzet]heeft de door [gedaagde in verzet] gestelde overeenkomsten niet privé met [gedaagde in verzet] gesloten.
Betwist wordt dat [gedaagde in verzet] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Er zijn alleen sommatiebrieven gestuurd ter voorbereiding van de procedure.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.4.1.
De stellingen van [eiser in verzet]komen er op neer dat hij de overeenkomst waarop [gedaagde in verzet] haar vordering heeft gebaseerd, met [gedaagde in verzet] heeft gesloten in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet]Viehandel GmbH. [eiser in verzet]heeft daarmee in rechte erkend dat hij de betreffende overeenkomsten met [gedaagde in verzet] heeft gesloten. De verklaring van [eiser in verzet]ter comparitie na antwoord dat hij geen overeenkomsten met [gedaagde in verzet] heeft gesloten kan, gelet ook op het bepaalde in artikel 154 Rv, aan deze gerechtelijke erkenning niet afdoen. Gegeven de erkenning van [eiser in verzet]staat tussen partijen vast dat [eiser in verzet]met [gedaagde in verzet] de overeenkomsten heeft gesloten waarop [gedaagde in verzet] haar vorderingen baseert.
3.4.2.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat [eiser in verzet]bij het sluiten van vorenbedoelde overeenkomsten namens Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet] Viehandel GmbH handelde, heeft [eiser in verzet]bij verzetdagvaarding verwezen naar de op schrift gestelde overeenkomsten (productie 10 van [gedaagde in verzet]), stellende dat daarop linksboven het logo van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. staat, en de facturen waarvan betaling wordt gevorderd, waarop de naamsvermelding van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet] Viehandel GmbH voorkomt.
Het logo op de schriftelijke overeenkomsten is echter niet het logo van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V., maar van A. vd Broek Internationale groep, een aanduiding die niets inhoudt, zoals [eiser in verzet]ter comparitie heeft verklaard, en de facturen waarvan betaling wordt gevorderd dateren van nà het sluiten van de overeenkomsten. Uit die stukken kan derhalve niet worden afgeleid dat [eiser in verzet]de overeenkomsten in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet] Viehandel GmbH heeft gesloten. Daar komt nog bij dat [eiser in verzet]ter comparitie heeft verklaard dat hij de overeenkomsten niet in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet] Viehandel GmbH heeft gesloten, dat hij pas sedert medio 2012 indirect bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. is en dat hij met[eiser in verzet] Viehandel GmbH nooit enige bemoeienis heeft gehad. De stelling van [eiser in verzet]dat hij in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet]Viehandel GmbH met [gedaagde in verzet] heeft gehandeld, valt met deze verklaring niet te rijmen en moet [eiser in verzet]worden geacht te hebben verlaten. In elk geval is die stelling volstrekt onvoldoende onderbouwd. Er kan derhalve niet van worden uitgegaan dat [eiser in verzet]de overeenkomsten met [gedaagde in verzet] [eiser in verzet]in zijn hoedanigheid van feitelijk bestuurder van Internationale Varkenshandel[eiser in verzet]en Zn. B.V. en [eiser in verzet]Viehandel GmbH heeft gesloten. [eiser in verzet]moet derhalve worden geacht voor zichzelf te hebben gehandeld.
3.4.3.
De slotsom van het voorgaande is dat moet worden vastgesteld dat er sprake is van overeenkomsten die tussen [gedaagde in verzet] en [eiser in verzet]zijn gesloten, zodat [eiser in verzet]gehouden is de verplichting die daaruit voor hem voortvloeit, na te komen. [eiser in verzet]heeft niet weersproken dat die verplichting bestaat in een verplichting tot betaling van een bedrag van € 62.804,54, voor wat betreft de resterende hoofdsom, te vermeerderen met de gevorderde rente, zoals bij verstekvonnis van 22 januari 2014 toegewezen.
3.5.
[eiser in verzet]heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten betwist. Nu [gedaagde in verzet] haar vordering op dit onderdeel niet nader heeft onderbouwd en niet gebleken is van buitengerechtelijke werkzaamheden waarvoor de proceskosten geen vergoeding beogen in te houden, is er geen grond voor toewijzing van deze vordering.
3.6.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd, met uitzondering van de veroordeling tot voldoening van de buitengerechtelijke kosten. De vordering te zake dit laatste zal worden afgewezen.
3.7.
[eiser in verzet]zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van [gedaagde in verzet] begroot op
894,00(1,0 punt × tarief € 894,00) salaris advocaat.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 22 januari 2014 onder zaaknummer / rolnummer 271832 / HA ZA 13-893 gewezen verstekvonnis, behoudens voor wat betreft de veroordeling van [eiser in verzet]onder 3.1 tot betaling van het meerdere boven € 62.804,54 (zijnde een bedrag van € 1.403,05 ter zake buitengerechtelijke incassokosten),
4.2.
wijst af de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten;
4.3.
veroordeelt [eiser in verzet]in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [gedaagde in verzet] tot op heden begroot op € 894,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.