Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 maart 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2014.
2.Het geschil
3.De beoordeling
894,00(1,0 punt × tarief € 894,00) salaris advocaat.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, ging het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis. De gedaagde in verzet, een commanditaire vennootschap gevestigd te Hooge Mierde, had in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank de eiser in verzet zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 62.804,54, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank had in het verstekvonnis de vorderingen van de gedaagde in verzet toegewezen, met uitzondering van een deel van de buitengerechtelijke incassokosten.
De eiser in verzet, wonende te Lierop, voerde aan dat hij niet persoonlijk aansprakelijk was voor de vorderingen, omdat hij als feitelijk bestuurder van vennootschappen had gehandeld en niet privé met de gedaagde in verzet had gecontracteerd. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de eiser in verzet dat hij als feitelijk bestuurder had gehandeld, betekende dat hij in persoon als contractspartij moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser in verzet gehouden was de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen, en dat de vordering tot betaling van € 62.804,54 terecht was.
De rechtbank bekrachtigde het verstekvonnis, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten, die werd afgewezen. De eiser in verzet werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van de gedaagde in verzet werden begroot op € 894,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis werd uitgesproken op 16 juli 2014.