Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
22 dB(A) is vastgesteld. Het meetverslag is ten grondslag gelegd aan het primaire en aan het bestreden besluit.
328) heeft overwogen, heeft het opleggen van een last onder dwangsom ten doel de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels. Van de dwangsom moet een zodanige prikkel uitgaan, dat de opgelegde last wordt uitgevoerd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
De rechtbank acht de door verweerder gehanteerde dwangsom niet onevenredig gelet op de ernst van de overtreding en het feit dat aannemelijk is geworden dat reeds geruime tijd overlast wordt ervaren door omwonenden. Dat aan eiseres eerder een boete is opgelegd en andere cafés vaker gewaarschuwd zijn alvorens een dwangsom werd opgelegd, wat daar ook van zij, doet hier niet aan af. Gezien de door verweerder gegeven motivering acht de rechtbank het niet onredelijk dat hij bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom aansluiting heeft gezocht bij de vorige versie van de handreiking.
Een dwangsom per tijdseenheid komt aan de orde als er sprake is van een continue overtreding van voorschriften, waarvan in dit geval geen sprake is. De rechtbank neemt daarbij tot slot nog in overweging dat in de handreiking is vermeld dat het document slechts een handreiking betreft met enige richtinggevende voorbeelden. De casuïstiek en de daarbij behorende specifieke omstandigheden blijven altijd bepalend voor het vaststellen van de wijze van optreden. Het beroep van eiseres slaagt daarom op dit punt evenmin.
Beslissing
mr. E.A.C. Spoormakers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 juli 2014.