ECLI:NL:RBOBR:2014:487

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
C/01/272832 / KG ZA 13-873
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in medische dossiers en geheimhoudingsplicht in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderde eiseres [X] inzage in de medische dossiers van haar overleden broer [Y]. Eiseres stelde dat haar broer ten tijde van het opmaken van zijn testament wilsonbekwaam was en dat zij deze informatie nodig had voor een lopende bodemprocedure. De gedaagden, waaronder Huisartsenpraktijk de Peperstoep en het Jeroen Bosch Ziekenhuis, verweerden zich tegen deze vordering op basis van de geheimhoudingsplicht die rust op medische informatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [Y] wilsonbekwaam was op het moment van het opmaken van het testament en dat de eiseres niet had aangetoond dat zij niet op andere manieren bewijs kon verzamelen. De rechtbank verklaarde [X] niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen de stichting en wees de vorderingen af, waarbij zij eiseres in de proceskosten veroordeelde. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder de geheimhoudingsplicht kan worden doorbroken, met name in gevallen van wilsonbekwaamheid en de noodzaak van gegevensopenbaring.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/272832 / KG ZA 13-873
Vonnis in kort geding van 30 januari 2014
in de zaak van
[X],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. J.E. Jansen te Veghel,
tegen
1. de maatschap
MAATSCHAP HUISARTSENPRAKTIJK DE PEPERSTOEP,
kantoorhoudende te Gameren,
gedaagde,
advocaat mr. drs. M.C. Hoogendam te Leusden,
2. de stichting
STICHTING JEROEN BOSCH ZIEKENHUIS,
zetelende te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Gregoor te Utrecht,
3. de stichting
STICHTING ONDERSTEUNING ZIEKENHUISZORG
zetelende te ’s-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Gregoor te Utrecht.
Eiseres zal hierna [X] genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als gedaagden en afzonderlijk als Huisartsenpraktijk de Peperstoep, het ziekenhuis en de stichting.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 januari 2014 met producties 1 tot en met 11;
  • de brief van 10 januari 2014 van mr. Gregoor met één productie;
  • de mondelinge behandeling van 14 januari 2014 te 14.00 uur;
  • de pleitnota van mr. Jansen namens [X];
  • de pleitnota van mr. Gregoor namens het ziekenhuis en de stichting;
  • de pleitnota van mr. Hoogendam namens Huisartsenpraktijk de Peperstoep.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [Y] (hierna te noemen: [Y]) is de broer van [X].
2.2.
[Y] was onder behandeling bij huisarts [[...]] (hierna te noemen: de huisarts), verbonden aan Huisartsenpraktijk de Peperstoep.
2.3.
Vanwege zijn ziekte was [Y] ook in behandeling bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis, meer in het bijzonder bij klinisch geriater [[...]] (hierna te noemen: de geriater).
2.4.
[Z] (hierna te noemen: [Z]) heeft [Y] tijdens zijn ziekteperiode bijgestaan en verzorgd.
2.5.
[Y] is op 18 augustus 2011 onderzocht door de afdeling Geriatrie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis en de conclusie van dit onderzoek was dat [Y] vanwege een herseninfarct leed aan geheugenverlies en overzichtsproblemen (prod. 7 van [X]). Ook is in dit onderzoek vastgesteld dat vanwege bloedvatbeschadigingen in de hersenen blijvende schade is ontstaan aan de hersenfuncties van [Y].
2.6.
Een eerste bespreking van [Y] met notaris mr. J.H. Oomen - om te komen tot een nieuw testament - heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2011 op het notariskantoor.
2.7.
Eind november 2012 is [Y] opgenomen in het ziekenhuis vanwege een bloedvergiftiging met hoge koorts. [Y] heeft toen drie weken in het ziekenhuis gelegen.
2.8.
Op 13 december 2012 heeft [Y] een eerder door hem gemaakt testament vervangen door een nieuw testament dat is verleden voor notaris mr. J.H. Oomen (hierna te noemen: het testament). In het testament is [Z] als enig erfgenaam en de heer [R] als executeur/bewindvoerder benoemd.
2.9.
Op 14 december 2012 is [Y] wederom in het ziekenhuis opgenomen.
2.10.
[Y] is overleden op 23 januari 2013.
2.11.
Notaris mr. J.H. Oomen heeft bij brief van 19 mei 2013 aan mr J.E. Jansen geschreven dat hij haar visie dat hij het ‘protocol wilsbekwaamheid’ niet zou hebben nageleefd, niet deelt.
2.12.
Bij dagvaarding van 13 juni 2013 heeft [X] [Z] in een bodemprocedure betrokken (prod. 1 van [X]). In die procedure heeft [X] een verklaring voor recht gevorderd dat het testament van 13 december 2012 nietig is wegens een geestelijke stoornis van [Y]. Daarnaast heeft [X] inzage in de nalatenschap van [Y] gevorderd, alsmede dat deze nalatenschap aan [X] wordt afgedragen.
2.13.
Op 11 september 2013 heeft [Z] in die bodemprocedure geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen (prod. 2 van [X]). Hierbij heeft zij de volgende verklaringen overgelegd, waarin - voor zover thans van belang - het navolgende is verklaard:
Verklaring van [[...]], zorgcoördinator van de gemeente:
“[Z] betekende voor [Y] heel wat meer als een huishoudelijke hulp. Mw. Was in het Jeroen Bosch Ziekenhuis zijn enige contactpersoon.”
Verklaring van [[...]], vriend van [Y]:
“Door mij is duidelijke ondervonden dat de leiding op de afdeling in het JBZ ziekenhuis [Z] als enige aanspreekpunt inzake de ziekte van de heer [X] heeft aangewezen. En niet de zus, [Q]. De heer [X] heeft mij de reden hiervan uitgelegd en die was zeer plausibel. De aanmatigende houding van mevrouw [Q] werd door haar broer, de heer [Y], niet op prijs gesteld.”
Verklaring van [[...]], vriend van [Y]:
“In december 2012, (…) was ik alleen op bezoek bij [Y] in het ziekenhuis te Den Bosch.
Ik was zo brutaal om te vragen of hij alles wel had beschreven en of hij wel aan [Z] had gedacht. Hij deelde mij mede dat hij dat inderdaad gedaan had maar dat hij zijn oorspronkelijke testament wel had gewijzigd.
Ik zei: “dat hoef ik allemaal niet te weten, het gaat er maar om dat je alles geregeld hebt.” “Jawel”, zei hij toen, “maar ik heb [Z] als mijn enige erfgenaam benoemd”.
Ik zei toen ongeveer als volgt: “zou je dat wel doen, want je hebt toch nog een zus.”
Toen antwoordde hij ongeveer het volgende: “Dat kan wel, maar mijn zus drinkt zoveel dat ik daar anders over ben gaan denken.”
Verklaring van [Y] in een kaart aan [Z]:
“Ik wil je ook nog op deze wijze bedanken voor al jou aandacht en zorgen welke je aan mij hebt besteed tijdens mijn ziekzijn vanaf 8 mei 2006. Het is bijna te veel om op te noemen (…). Het is eigenlijk niet in woorden uit te drukken, want je deed dat echt vanuit je hart zonder tegenprestatie. Daarom sluit ik hierbij toch een aandenken in en hoop dat je dat wilt zien als een kleine vorm van dankbaarheid voor een grote prestatie.”
2.14.
Bij brief van 14 oktober 2013 heeft [X] de huisarts verzocht om inzage te geven in het medisch dossier van [Y] (prod. 3 van [X]).
2.15.
[X] heeft hetzelfde verzoek gedaan aan de geriater bij mailbericht van 15 oktober 2013 (prod. 5 van [X]).
2.16.
De huisarts heeft bij brief van 29 oktober 2013 medegedeeld aan het verzoek om inzage in het medisch dossier van [Y] geen gehoor te geven vanwege het beroepsgeheim (prod. 4 van [X]).
2.17.
Bij mailbericht van 31 oktober 2013 heeft ook de geriater medegedeeld aan het verzoek om inzage in het medische dossier van [Y] geen gehoor te geven (prod. 6 van [X]).
2.18.
[X] heeft gedaagden bij dagvaarding van 3 januari 2014 in rechte betrokken en heeft daarbij de volgende verklaringen overgelegd als producties 10, 9 en 8 bij de dagvaarding, waarin - voor zover thans van belang - het volgende is verklaard:
Verklaring van [X]:
“Om een helder beeld te verschaffen over zijn situatie ten tijde van het opstellen van het testament van 13 december 2012, is het goed te benoemen dat hij nog maar enkele dagen thuis was na een 3-wekenlang durende ziekenhuisopname. Mijn broer werd namelijk opgenomen met een bloedvergiftiging met hoge koorts waarbij hij opnieuw een delirant beeld vertoonde. Daarnaast was hij hevig aan het schokken wat neurologisch niet verklaard kon worden, voor zover ik weet. In de week dat hij thuis was, heeft mw. [Z] mij verteld dat hij nog steeds delirante uitspraken deed. Zo zei hij tegen haar, ‘kom ik trek mijn pak aan en dan gaan we wandelen met de hond’. Dit was compleet uit de realiteit, daar hij al lange tijd niet meer dan 10 stappen kon lopen, hij zichzelf niet kon aankleden en hij nota bene niet eens een hond heeft (en ook nooit heeft gehad). Enkele dagen voordat hij dit testament had opgesteld ben ik met mijn dochter en kleindochter bij hem op bezoek geweest en kan ik bovenstaand beschreven beeld duidelijk bevestigen. Daarnaast moet duidelijk zijn genoemd dat hij zoveel pijn had, en eigenlijk al maandenlang, vanwege de wonden aan zijn benen. Hij gaf aan zo moe te zijn en rust te willen hebben. Een gesprek met hem was niet mogelijk en hij toonde zelf ook geen enkel initiatief of interesse daartoe. Op 14 december 2012, de dag na het ondertekenen van het testament werd mijn broer weer opgenomen met koorts, verval van krachten, verwardheid, uitputting en opnieuw schokkende bewegingen. Tijdens deze laatste ziekenhuisopname, werd nog besproken om zijn been te amputeren, echter er was zoveel twijfel in verband met zijn algehele gezondheidstoestand dat ze twijfelden of hij dit zou overleven. Daarnaast werd er getwijfeld aan zijn wilsbekwaamheid om een goede keuze te kunnen maken ten aanzien van deze beslissing. Er werd mij toen, via mw. [Z], door het ziekenhuis gevraagd om dit te komen bespreken. De volgende dag werd van de gehele amputatie afgezien vanwege zijn slechte gezondheid en heeft dit gesprek nooit plaatsgevonden. Tevens werd toen besloten hem niet meer te reanimeren omdat hij dat niet zou doorstaan. Gedurende de hele opname is hij delirant geweest, gelijk als de opname voor het opstellen van zijn testament, zowel als blijkt uit de uitspraken in de thuissituatie. Hij werd daarvoor in het ziekenhuis ook medicamenteus behandeld, o.a. met Haldol.”
Verklaring van de dochter van [X], [[...]]:
“En ik wil dan ook nogmaals benoemen dat hij rondom het wijzigen van zijn testament ernstig ziek was vanwege uitgebreide lichamelijke problemen gepaard gaande met continue pijn maar daarnaast ook opvallend cognitieve achteruitgang liet zien. Vanuit mijn klinische ervaring, maar ook vanuit de gesprekken die ik zelf met hem heb gehad, ben ik ban mening dat hij als gevolg van zijn algehele ziektetoestand niet in staat zou zijn geweest, om de genoemde 13-12-2012, een zodanig begrip te bereiken zodat hij een weloverwogen beslissing heeft kunnen nemen.”
Verklaring van de dochter van [X], [[...]]:
“Het deed mijn partner ontzettend denken aan zijn oma die ook dement was.”
2.19.
Op 24 januari 2014 is door de rechtbank Gelderland in de procedure tussen [X] en [Z] een comparitie van partijen gepland.

3.Het geschil

3.1.
[X] vordert bij vonnis in kort geding zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Huisartsenpraktijk de Peperstoep te gebieden om binnen twee dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan [X] een afschrift ter beschikking te stellen van het volledig voorhanden zijnde medische dossier betreffende [Y] voorzover dit dossier betrekking heeft op de periode van 1 januari 2011 tot het moment van overlijden zijnde 23 januari 2013 althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn c.q. periode of onder nader te bepalen voorwaarden met bepaling dat Huisartsenpraktijk de Peperstoep voor elke (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor iedere dag dat de huisarts in gebreke blijft;
het ziekenhuis te gebieden om binnen twee dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan [X] een afschrift ter beschikking te stellen van het volledig voorhanden zijnde medische dossier betreffende [Y] voorzover dit dossier betrekking heeft op de periode van 1 januari 2011 tot het moment van overlijden zijnde 23 januari 2013 althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn c.q. periode of onder nader te bepalen voorwaarden met bepaling dat het ziekenhuis voor elke (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor iedere dag dat het ziekenhuis in gebreke blijft;
de stichting te gebieden om binnen twee dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan [X] een afschrift ter beschikking te stellen van het volledig voorhanden zijnde medische dossier betreffende [Y] voorzover dit dossier betrekking heeft op de periode van 1 januari 2011 tot het moment van overlijden zijnde 23 januari 2013 althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn c.q. periode of onder nader te bepalen voorwaarden met bepaling dat de stichting voor elke (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor iedere dag dat de stichting in gebreke blijft;
Subsidiair:
Huisartsenpraktijk de Peperstoep te gebieden om binnen twee dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan een door [X] aan te wijzen medische deskundige een afschrift ter beschikking te stellen van het volledig voorhanden zijnde medische dossier betreffende [Y] voorzover dit dossier betrekking heeft op de periode van 1 januari 2011 tot het moment van overlijden zijnde 23 januari 2013 althans binnen een door de voorzieningenrechter ter bepalen termijn c.q. periode of onder nader te bepalen voorwaarden met bepaling dat de huisarts voor elke (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft;
het ziekenhuis te gebieden om binnen twee dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan een door [X] aan te wijzen medische deskundige een afschrift ter beschikking te stellen van het volledig voorhanden zijnde medische dossier betreffende [Y] voorzover dit dossier betrekking heeft op de periode van 1 januari 2011 tot het moment van overlijden zijnde 23 januari 2013 althans binnen een door de voorzieningenrechter ter bepalen termijn c.q. periode of onder nader te bepalen voorwaarden met bepaling dat het ziekenhuis voor elke (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft;
de stichting te gebieden om binnen twee dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan een door [X] aan te wijzen medische deskundige een afschrift ter beschikking te stellen van het volledig voorhanden zijnde medische dossier betreffende [Y] voorzover dit dossier betrekking heeft op de periode van 1 januari 2011 tot het moment van overlijden zijnde 23 januari 2013 althans binnen een door de voorzieningenrechter ter bepalen termijn c.q. periode of onder nader te bepalen voorwaarden met bepaling dat de stichting voor elke (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dwangsom zal verbeuren van € 5.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft;
Zowel primair als subsidiair:
Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[X] legt hieraan het volgende ten grondslag.
Door de rechtbank Gelderland is een comparitie van partijen gepland op 24 januari 2014 ten behoeve waarvan [X] inzage dient te verkrijgen in de medische dossiers van [Y] en dus heeft zij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
De Hoge Raad leert in het arrest van 20 april 2001 (NJ 2001, 600) dat een inbreuk op de geheimhoudingsverplichting mogelijk is, indien aan drie voorwaarden is voldaan. Uit het volgende blijkt dat aan alle drie de voorwaarden is voldaan:
a. er bestaan zwaarwegende aanwijzingen dat er sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het opmaken van het testament;
Na het onderzoek van 18 augustus 2011 en een hersenscan medio april 2012 heeft de geriater aangegeven dat er ernstige vaatschade was opgetreden met als gevolg gaten in het brein. De geriater heeft toen uitgelegd dat dit tot gevolg had dat het [Y] ontbrak aan ziekte-inzicht, terwijl hij leed aan geheugenverlies en gedesoriënteerdheid in dag en tijd. Vervolgens is [Y] eind november 2012 wederom opgenomen in het ziekenhuis vanwege een bloedvergiftiging met hoge koorts. Na een opname van drie weken, is hij slechts een paar dagen thuis geweest en heeft hij op 13 december 2012 bezoek gehad van de notaris en een laatste wilsbeschikking opgesteld. Notabene de dag daarna op 14 december 2012 is [Y] weer opgenomen in het ziekenhuis. Uit de verklaringen van de dochters van [X] (prod. 8 en 9 van [X]) en van haarzelf (prod. 10 van [X]) blijkt dat [Y] op het ogenblik van passeren van de uiterste wilsbeschikking op 13 december 2012 niet althans onvoldoende begreep wat hij deed en het vermogen miste zijn wil - zoals neergelegd in de uiterste wilsbeschikking - te bepalen en te verklaren. Uit de verklaring van [X] zelf blijkt voorts dat de huisarts na de hersenscan van april 2012 tegen hem heeft gezegd dat hij belangrijke besluiten aan anderen moest overlaten omdat hij daartoe geestelijk niet meer in staat was. Tot slot blijkt dit ook uit de volmacht verlening van [Y] aan de huidige executeur/bewindvoerder ruim voor zijn overlijden in het voorjaar van 2012. Voor de beoordeling omtrent de wilsonbekwaamheid van [Y] kunnen ook de feiten voorafgaand aan en volgend op het opmaken van de uiterste wilsbeschikking van belang zijn (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 december 2011, LJN BU9179). De met de in de uiterste wil neergelegde verklaring overeenstemmende wil wordt dan ook gegeven de feiten en omstandigheden van onderhavig geval geacht te ontbreken aangezien de verklaring onder invloed van de geestelijke stoornis is gedaan en deze stoornis een redelijke waardering van de belangen van [Y] belette.
b. aannemelijk is gemaakt dat de overledene, ware hij nog in leven geweest, toestemming gegeven zou hebben;
In de gesprekken met de huisarts en de geriater over de geestelijke toestand van haar broer is [X] altijd aanwezig geweest en heeft [Y] altijd verklaard ten overstaan van deze medische specialisten dat [X] alles over zijn gezondheidstoestand mocht weten. Daarom is dus aannemelijk dat [Y] als hij nog in leven zou zijn geweest, toestemming zou hebben gegeven dat [X] inzage in zijn medisch dossier verkrijgt.
c. deze wijze van gegevensopenbaring is de enige effectieve mogelijkheid om de gewenste opheldering te verschaffen;
Op geen enkele andere effectieve wijze is door [X] de geestelijke gesteldheid van [Y] te bewijzen dan door inzage in het medisch dossier van [Y]. Naar verwachting zal immers op [X] in de bodemprocedure de bewijslast rusten van de wilsonbekwaamheid van [Y] op 13 december 2012 en enkel door verkregen inzage zal [X] in staat zijn in die bewijslast te slagen. Mitsdien is ook aan deze voorwaarde voldaan.
3.3.
Het ziekenhuis en de stichting voeren de navolgende verweren:
3.3.1. Vanwege het ontbreken van een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft [X] geen belang bij de vorderingen jegens de stichting;
3.3.2.
[X] heeft geen spoedeisend belang bij de vorderingen. [X] kan op andere, meer voor de hand liggende wijzen informatie verkrijgen over de handelingsbekwaamheid van [Y] ten tijde van het wijzigen van zijn testament, namelijk door het horen van getuigen, in het bijzonder de notaris. Eerst op 15 oktober 2013 heeft [X] de geriater verzocht om inzage in het dossier, terwijl zij reeds kort na het overlijden van [Y] op de hoogte was van het testament;
3.3.3.
Op het ziekenhuis, althans op de behandelend artsen rust een (afgeleide) wettelijke zwijgplicht over alles waarover zij met betrekking tot een patiënt kennis dragen. Op de in artikel 7:457 BW, artikel 88 van de Wet op de Broepen in de Individuele Gezondheidszorg en artikel 272 Sr. neergelegde beroepsgeheim en de daarmee verband houdende zwijgplicht gelden over het algemeen de volgende uitzonderingen:
a. de wet verplicht tot doorbreken van de zwijgplicht;
Er is geen wettelijke verplichting die het ziekenhuis, althans de behandelend artsen, tot spreken dwingt.
b. de hulpverlener voelt zich geplaatst in een conflict van plichten en doorbreekt zijn zwijgplicht om een groter belang te beschermen;
Ook is er geen sprake van een morele verplichting om de zwijgplicht te doorbreken.
c. de patiënt geeft aan de arts toestemming om te spreken;
In het geval een patiënt overleden is, dient daarbij te worden bekeken of de toestemming van de patiënt kan worden verondersteld. [X] heeft geen omstandigheid naar voren gebracht waaruit de toestemming kan worden verondersteld. Eerder is juist aannemelijk dat [Y] geen toestemming zou hebben gegeven, gezien hetgeen in het testament is bepaald over de erfstelling en de informatie van de notaris. [Z] was enig contactpersoon van [Y] bij het ziekenhuis. Zo blijkt ook uit de verschillende verklaringen.
d. de patiënt is handelings-/wilsonbekwaam, ten gevolge waarvan aan de vertegenwoordiger van de patiënt informatie mag/moet worden verstrekt;
Nooit is vastgesteld dat [Y] handelings- of wilsonbekwaam was. [Y] had ook geen curator, mentor of bewindvoerder. [X] was niet de vertegenwoordiger van [Y].
e. zonder toestemming van de patiënt mag informatie over hem of haar worden verstrekt aan degene die rechtstreeks bij de behandeling van de patiënt betrokken zijn;
[X] was niet rechtstreeks als hulpverlener bij de behandeling van [Y] betrokken.
f. de rechter verplicht de arts zijn zwijgplicht te doorbreken;
De mogelijkheid dat de rechter een zwijgplichtige tot het doorbreken van zijn of haar zwijgplicht dwingt, is door de Hoge Raad in sommige uitzonderingssituaties aanvaard (HR 20 april 2001, NJ 2001/600). Daarbij is het de vraag of er concrete aanwijzingen bestaan dat [Y] ten tijde van het opstellen, dan wel het verlijden van het laatste testament niet in staat was zijn wil te bepalen én zo ja, of en in hoeverre de door [X] gewenste informatie langs een andere weg te verkrijgen is (Gerechtshof Arnhem, 10 januari 2012, BV0474).
[Y] was handelingsbekwaam, want:
  • De wet gaat uit van handelingsbekwaamheid, tenzij de wet anders bepaalt en dat is hier niet aan de orde.
  • Het testament is ten overstaan van een notaris verleden en een notaris dient de handelingsbekwaamheid van de betrokkene te onderzoeken. Er zijn geen aanwijzingen dat de notaris op dat punt twijfels heeft gehad.
  • Ook het ziekenhuis heeft op dat punt geen twijfels gehad. De behandelend artsen voerden overleg met [Y], zijnde een meerderjarige wilsbekwame patiënt.
  • Ook de inhoud van het laatste testament geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de handelingsbekwaamheid van [Y]. [Z] heeft [Y] langdurig en intensief verzorgd. Zulks heeft [Y] ook zelf verklaard in zijn kaart aan [Z].
  • Er zijn diverse verklaringen overlegd die er op wijzen dat [Y] een weloverwogen keuze heeft gemaakt om [Z] als enig erfgenaam te benoemen.
  • De executeur-testamentair en bewindvoerder (van de nalatenschap) heeft niet kenbaar gemaakt dat het testament niet de wil van [Y] zou vertegenwoordigen.
3.3.4.
Bovendien leent een onderzoek naar de handelingsbekwaamheid van [Y] zich niet voor een kort geding.
3.4.
Huisartsenpraktijk de Peperstoep heeft zich bij voornoemde verweren aangesloten en daarop aanvullend nog aangevoerd dat zij betwist dat zij [X] zou hebben toegezegd haar het dossier van [Y] te verstrekken. Ook heeft de huisarts niet aan [X] bevestigd dat [Y] op het moment van verlijden van het testament wilsonbekwaam was.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de stichting - hetgeen door [X] niet is betwist - slechts voor de loonbetalingen van de artsen zorgt en geen toegang heeft tot de medische dossiers van patiënten, zal [X] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen jegens de stichting.
4.2.
Omdat tussen [X] en [Z] een bodemprocedure aanhangig is waarin (waarschijnlijk) de bewijslast dat [Y] ten tijde van het verlijden van het testament wilsonbekwaam was op [X] zal rusten, heeft [X] spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorzieningen. Daaraan doet niet af dat [X] zich al in 2013 met verzoeken om informatie tot het ziekenhuis en Huisartsenpraktijk de Peperstoep heeft gewend.
4.3.
Artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, zakelijk weergegeven, dat de hulpverlener ervoor zorg draagt dat aan anderen dan aan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van het medisch dossier met betrekking tot de behandeling van de patiënt worden verstrekt, dan met toestemming van de patiënt. De wetgever heeft geen regeling getroffen voor het verstrekken van inlichtingen, inzage of afschrift na het overlijden van de patiënt.
4.4.
Op grond van vaste rechtspraak geldt de geheimhoudingsplicht niet onverkort (Hoge Raad 20 april 2001, NJ 2001, 600). De geheimhoudingsplicht kan worden doorbroken als sprake is van voldoende concrete aanwijzingen dat door het beroep op de geheimhoudingsplicht een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden. Als door het beroep op de geheimhoudingsplicht een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden, is een inbreuk op de geheimhoudingsplicht in een geval als het onderhavige mogelijk, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. er bestaan zwaarwegende aanwijzingen dat er sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het opmaken van het testament;
b. aannemelijk is gemaakt dat de overledene, waar hij nog in leven geweest, toestemming gegeven zou hebben voor gegevensopenbaring dan wel
c. deze wijze van gegevensopenbaring de enige effectieve mogelijkheid is om de gewenste opheldering te verschaffen.
4.5.
Er bestaan voldoende concrete aanwijzingen dat [X] bij handhaving van de geheimhoudingsplicht in een zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden. Het zou immers zo kunnen zijn, dat indien [X] inzage krijgt in het medisch dossier van [Y], en zij daarmee mogelijk in de bodemprocedure bewijs kan leveren dat [Y] ten tijde van het verlijden van het testament wilsonbekwaam was en het testament nietig is, de nalatenschap aan haar toekomt in plaats van aan [Z].
4.6.
Vervolgvraag is of aan de in r.o. 4.4 onder a en b of c genoemde vereisten is voldaan.
4.7.
Allereerst komt aan de orde of er zwaarwegende aanwijzingen zijn dat er sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het verlijden van het testament. [X] stelt dat [Y] niet meer (volledig) compos mentis was en legt ter onderbouwing van dit standpunt meerdere - in r.o. 2.18. geciteerde - verklaringen over. Uit deze verklaringen valt af te leiden dat [Y] in de laatste periode van zijn leven sterk achteruit is gegaan en dat dat gevolgen heeft gehad voor zijn geestelijke vermogens. [X] legt ter staving van haar stellingen ook een afschrift van een samenvatting van een onderzoek door de afdeling geriatrie van het ziekenhuis over van 18 augustus 2011 (prod. 3 van [X]). De conclusie van dat onderzoek is dat sprake is van geheugenfunctieverlies, schade van hersenfuncties door bloedvatbeschadiging in de hersenen (herseninfarct) en dat het uitvoeren van verantwoordelijke taken moeilijker zal gaan als gevolg van geheugenverlies. Daarin liggen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aanwijzingen besloten dat er ten tijde van het opmaken van het testament sprake was van wilsonbekwaamheid bij [Y].
4.8.
De voorzieningenrechter acht [X] er niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat [Y] indien hij nog in leven was geweest haar toestemming had verleend tot inzage in het medisch dossier. In de in r.o. 2.13. geciteerde verklaringen ligt eerder besloten dat hij daarvoor geen toestemming zou hebben verleend.
4.9.
De voorzieningenrechter is er ook niet van overtuigd dat [X] niet zonder de medische dossiers van het ziekenhuis en Huisartsenpraktijk de Peperstoep kan bewijzen dat [Y] ten tijde van het opmaken van het testament wilsonbekwaam was. Omdat [X] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om middels getuigenverklaringen aan te tonen dat [Y] wilsonbekwaam was tijdens het verlijden van het testament, weegt het belang van het ziekenhuis en Huisartsenpraktijk de Peperstoep bij handhaving van de geheimhoudingsplicht zwaarder dan het belang van [X] bij doorbreking daarvan.
4.10.
Slotsom is dat aan de hiervoor in r.o. 4.4. genoemde vereisten niet is voldaan en ook een belangenafweging niet in het voordeel van [X] uitvalt. De voorzieningen zullen dus worden afgewezen.
4.11.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het ziekenhuis en de stichting worden begroot op:
- griffierecht €  608,00
- overige kosten 0,00
- salaris
816,00
Totaal €  1.424,00
De kosten aan de zijde van Huisartsenpraktijk de Peperstoep worden begroot op:
- griffierecht €  608,00
- overige kosten 0,00
- salaris
816,00
Totaal €  1.424,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [X] niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens de stichting;
5.2.
wijst de vorderingen van [X] jegens het ziekenhuis en Huisartsenpraktijk de Peperstoep af;
5.3.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van het ziekenhuis en de stichting tot op heden begroot op € 1.424,00;
5.4.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Huisartsenpraktijk de Peperstoep tot op heden begroot op € 1.424,00;
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.