Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 januari 2014 met producties 1 tot en met 11;
- de brief van 10 januari 2014 van mr. Gregoor met één productie;
- de mondelinge behandeling van 14 januari 2014 te 14.00 uur;
- de pleitnota van mr. Jansen namens [X];
- de pleitnota van mr. Gregoor namens het ziekenhuis en de stichting;
- de pleitnota van mr. Hoogendam namens Huisartsenpraktijk de Peperstoep.
2.De feiten
“[Z] betekende voor [Y] heel wat meer als een huishoudelijke hulp. Mw. Was in het Jeroen Bosch Ziekenhuis zijn enige contactpersoon.”
“Door mij is duidelijke ondervonden dat de leiding op de afdeling in het JBZ ziekenhuis [Z] als enige aanspreekpunt inzake de ziekte van de heer [X] heeft aangewezen. En niet de zus, [Q]. De heer [X] heeft mij de reden hiervan uitgelegd en die was zeer plausibel. De aanmatigende houding van mevrouw [Q] werd door haar broer, de heer [Y], niet op prijs gesteld.”
“In december 2012, (…) was ik alleen op bezoek bij [Y] in het ziekenhuis te Den Bosch.
“Ik wil je ook nog op deze wijze bedanken voor al jou aandacht en zorgen welke je aan mij hebt besteed tijdens mijn ziekzijn vanaf 8 mei 2006. Het is bijna te veel om op te noemen (…). Het is eigenlijk niet in woorden uit te drukken, want je deed dat echt vanuit je hart zonder tegenprestatie. Daarom sluit ik hierbij toch een aandenken in en hoop dat je dat wilt zien als een kleine vorm van dankbaarheid voor een grote prestatie.”
“Om een helder beeld te verschaffen over zijn situatie ten tijde van het opstellen van het testament van 13 december 2012, is het goed te benoemen dat hij nog maar enkele dagen thuis was na een 3-wekenlang durende ziekenhuisopname. Mijn broer werd namelijk opgenomen met een bloedvergiftiging met hoge koorts waarbij hij opnieuw een delirant beeld vertoonde. Daarnaast was hij hevig aan het schokken wat neurologisch niet verklaard kon worden, voor zover ik weet. In de week dat hij thuis was, heeft mw. [Z] mij verteld dat hij nog steeds delirante uitspraken deed. Zo zei hij tegen haar, ‘kom ik trek mijn pak aan en dan gaan we wandelen met de hond’. Dit was compleet uit de realiteit, daar hij al lange tijd niet meer dan 10 stappen kon lopen, hij zichzelf niet kon aankleden en hij nota bene niet eens een hond heeft (en ook nooit heeft gehad). Enkele dagen voordat hij dit testament had opgesteld ben ik met mijn dochter en kleindochter bij hem op bezoek geweest en kan ik bovenstaand beschreven beeld duidelijk bevestigen. Daarnaast moet duidelijk zijn genoemd dat hij zoveel pijn had, en eigenlijk al maandenlang, vanwege de wonden aan zijn benen. Hij gaf aan zo moe te zijn en rust te willen hebben. Een gesprek met hem was niet mogelijk en hij toonde zelf ook geen enkel initiatief of interesse daartoe. Op 14 december 2012, de dag na het ondertekenen van het testament werd mijn broer weer opgenomen met koorts, verval van krachten, verwardheid, uitputting en opnieuw schokkende bewegingen. Tijdens deze laatste ziekenhuisopname, werd nog besproken om zijn been te amputeren, echter er was zoveel twijfel in verband met zijn algehele gezondheidstoestand dat ze twijfelden of hij dit zou overleven. Daarnaast werd er getwijfeld aan zijn wilsbekwaamheid om een goede keuze te kunnen maken ten aanzien van deze beslissing. Er werd mij toen, via mw. [Z], door het ziekenhuis gevraagd om dit te komen bespreken. De volgende dag werd van de gehele amputatie afgezien vanwege zijn slechte gezondheid en heeft dit gesprek nooit plaatsgevonden. Tevens werd toen besloten hem niet meer te reanimeren omdat hij dat niet zou doorstaan. Gedurende de hele opname is hij delirant geweest, gelijk als de opname voor het opstellen van zijn testament, zowel als blijkt uit de uitspraken in de thuissituatie. Hij werd daarvoor in het ziekenhuis ook medicamenteus behandeld, o.a. met Haldol.”
3.Het geschil
3.3.1. Vanwege het ontbreken van een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft [X] geen belang bij de vorderingen jegens de stichting;
a. de wet verplicht tot doorbreken van de zwijgplicht;
- De wet gaat uit van handelingsbekwaamheid, tenzij de wet anders bepaalt en dat is hier niet aan de orde.
- Het testament is ten overstaan van een notaris verleden en een notaris dient de handelingsbekwaamheid van de betrokkene te onderzoeken. Er zijn geen aanwijzingen dat de notaris op dat punt twijfels heeft gehad.
- Ook het ziekenhuis heeft op dat punt geen twijfels gehad. De behandelend artsen voerden overleg met [Y], zijnde een meerderjarige wilsbekwame patiënt.
- Ook de inhoud van het laatste testament geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de handelingsbekwaamheid van [Y]. [Z] heeft [Y] langdurig en intensief verzorgd. Zulks heeft [Y] ook zelf verklaard in zijn kaart aan [Z].
- Er zijn diverse verklaringen overlegd die er op wijzen dat [Y] een weloverwogen keuze heeft gemaakt om [Z] als enig erfgenaam te benoemen.
- De executeur-testamentair en bewindvoerder (van de nalatenschap) heeft niet kenbaar gemaakt dat het testament niet de wil van [Y] zou vertegenwoordigen.
4.De beoordeling
a. er bestaan zwaarwegende aanwijzingen dat er sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het opmaken van het testament;
816,00
816,00