Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 januari 2014
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres]
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde].
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de echtheid van een handtekening onder een onderhandse akte ter discussie stond. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M.P. van Zandvoort, vorderde betaling van een bedrag van € 25.000,00 van de gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. W.J. Liebrand. De handtekening die onderwerp van geschil was, betrof geen volledige handtekening maar een paraaf, en het deskundigenonderzoek werd uitgevoerd op basis van een kopie van de akte. De rechtbank had eerder, op 8 januari 2014, een deskundigenonderzoek bevolen, waarbij drs. P.L. Zevenbergen als deskundige was aangesteld. In zijn rapport, gedeponeerd op 26 maart 2014, concludeerde de deskundige dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestond dat de handtekening op de akte daadwerkelijk door de gedaagde was gezet. De gedaagde had bezwaren geuit tegen de bevindingen van de deskundige, maar de rechtbank oordeelde dat deze bezwaren niet afdoen aan de conclusies van het deskundigenrapport. De rechtbank nam de conclusie van de deskundige over en oordeelde dat de gedaagde verplicht was het gevorderde bedrag aan de eiseres te betalen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding op 3 mei 2013. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de eiseres deze niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank veroordeelde de gedaagde ook in de beslagkosten en de proceskosten, en wees de vordering in reconventie van de gedaagde af. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.