ECLI:NL:RBOBR:2014:4986

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2014
Publicatiedatum
15 augustus 2014
Zaaknummer
01/039123-93
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de ter beschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 augustus 2014 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1968. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 29 juli 2013 en de officier van justitie heeft op 19 juni 2014 opnieuw om verlenging gevraagd voor de duur van één jaar. Tijdens de openbare terechtzitting zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De rechtbank heeft verschillende rapporten in overweging genomen, waaronder adviezen van Reclassering Nederland en psychiatrische rapporten van T. den Boer, M.R. Weeda en P.E. Geurkink. Deze rapporten gaven aan dat het recidiverisico van de terbeschikkinggestelde als laag werd ingeschat, en dat er geen gevaar voor herhaling van gewelddadig gedrag was. De deskundigen adviseerden om de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen, gezien de positieve ontwikkelingen in de situatie van de terbeschikkinggestelde en de stabiliteit in zijn leven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen voldoende gewaarborgd is en dat er geen noodzaak is voor verlenging van de terbeschikkingstelling. De vordering van de officier van justitie is dan ook afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/039123-93
Uitspraakdatum: 4 augustus 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 9 december 1993 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 29 juli 2013 met een jaar verlengd. Bij afzonderlijke beslissing van deze rechtbank van gelijke datum zijn tevens de voorwaarden gewijzigd waaronder de verpleging van overheidswege voorwaardelijk was beëindigd. De verlengingsbeslissing, tegen welke beslissing betrokkene hoger beroep had ingesteld, is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2013 bevestigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 19 juni 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van Reclassering Nederland d.d. 21 mei 2014, ondertekend door L.M. Benard, reclasseringswerker en J. Janssen, unitmanager;
  • het psychiatrisch rapport d.d. 30 april 2014 van T. den Boer, psychiater;
  • het extern rapport d.d. 13 mei 2014 van M.R. Weeda, psychiater;
  • het extern rapport d.d. 9 mei 2014 van P.E. Geurkink, forensisch psycholoog;
  • een voortgangsverslag TBS van Reclassering Nederland d.d. 16 april 2014;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, begaan tegen zijn kind en zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van Reclassering Nederland is onder meer het navolgende gesteld:
“Overwegingen reclassering
De reclassering heeft zich gebogen over de vraag in hoeverre een verlenging van de tbs-maatregel wenselijk is. Het afgelopen jaar is betrokkene eenmalig teruggevallen in cocaïnegebruik. Betrokkene heeft twee maal een time-out opname gehad. Hij heeft zich actief ingezet voor de totstandkoming van een terugvalpreventieplan. Hij heeft gebruik gemaakt van de aanwezige hulpverlening, op momenten dat hij dat nodig had. Op praktisch en financieel gebied is de situatie stabiel. Er is geen sprake van een partnerrelatie en de verwachting is dat betrokkene, niet op korte termijn, een partnerrelatie zal aangaan.
De reclassering is van mening dat het hoogst haalbare behaald is binnen het huidige kader. De reclassering houdt wel een aantal zorgpunten indien het huidige kader wegvalt. Betrokkene is in die situatie niet langer verplicht mee te werken aan hulpverlening en daarbij is er geen sprake meer van een drugsverbod. Hoewel betrokkene positieve ontwikkelingen heeft laten zien met betrekking tot het abstinent blijven van drugs, is niet uit te sluiten dat hij opnieuw een terugval zal krijgen. Indien hij dan niet gebruik maakt van het For-Fact en hij niet stopt met het middelengebruik, wordt de kans op delictgedrag en maatschappelijk afglijden vergroot. Echter zal er in deze situatie nog steeds geen sprake zijn van gevaar op het indexdelict. Recentelijk is gebleken dat het For-Fact hun begeleiding kan voortzetten indien er geen sprake is van een justitieel kader. Het is voor de reclassering niet goed in te schatten of betrokkene zijn medewerking hieraan blijft verlenen bij het wegvallen van het TBS-kader.

Advies

De reclassering adviseert om de maatregel ter beschikking van [terbeschikkinggestelde] onvoorwaardelijk te beëindigen.”
In voornoemd psychiatrisch rapport van 30 april 2014 van T. den Boer is onder meer het navolgende gesteld:

Beantwoording van de vragen
(…) Zoals in paragraaf 6 aangegeven, wordt het risico op herhaling van soortgelijke strafbare feiten – geweld jegens een aan zijn zorg toevertrouwd persoon – uiterst klein geacht. Deze inschatting vindt haar bodem in zowel de feitelijke omstandigheden van betrokkene, waardoor dergelijke feiten zich niet voor kunnen doen, als in de instelling van betrokkene, waardoor het ontstaan van omstandigheden waarin dergelijke feiten zich kunnen voordoen niet waarschijnlijk is. Ook het risico op het ontstaan van gewelddadig gedrag in zijn algemeenheid wordt als beperkt geacht, zowel op korte termijn, als op langere termijn. De omstandigheden waaronder betrokkene tot gewelddadig gedrag komt, zoals zich enige keren voordeed tijdens de tbs-behandeling, houden verband met zeer beperkte autonomie en door betrokkene als grensoverschrijding ervaren interventies van anderen. Die situatie is nu geheel gekeerd, terwijl betrokkenes eerste strategie eerder terugtrekkend gedrag en eventueel zichzelf dempend gedrag zal zijn.
(…)
Onderzoeker acht het vanuit het oogpunt van recidivepreventie verantwoorde de maatregel tbs onvoorwaardelijk te beëindigen. Vanuit oogpunt van zorg worden echter enkele wenken toegevoegd. Betrokkene ondervindt duidelijk baat bij adequate medicamenteuze ondersteuning, ter voorkoming van ernstige en langdurige depressieve episoden. Het is van belang deze zorg te continueren, ook als de maatregel tbs beëindigd zou worden. Daarnaast is het van belang dat betrokkene de mogelijkheid behoudt een steunend begeleidingscontact aan te gaan, dit met het oog op zijn eerder beperkte oplossingsvaardigheden en zijn geneigdheid tot verhoogde spanning. Een dergelijke combinatie van hulpverlening kan ook excessief middelengebruik in de toekomst helpen voorkomen.”
In voornoemd pro justitia rapport van 13 mei 2014 van psychiater M.R. Weeda is onder meer het navolgende gesteld:

Beantwoording van de vragen
(…) Het risico op gewelddadig gedrag wordt ingeschat als laag op korte termijn en matig verhoogd op de langere termijn. Het recidiverisico is thans vrij klein; een groot aantal zaken in betrokkenes leven is goed geregeld en betrokkene ervaart niet veel spanningen. M.n. het feit dat hij zelfstandig is en controle heeft over zijn huidige situatie draagt bij aan de stabiliteit. Daarbij gebruikt betrokkene medicatie die de stemming positief beïnvloedt. In de huidige situatie is het risico op ernstige agressie dan ook laag. Dit risico neemt toe wanneer betrokkene een intieme relatie zou aangaan en er sprake zou zijn van een toename van afhankelijkheid en destabiliserende factoren als gevoelens van machteloosheid, controleverlies en vernedering. Betrokkene is zich van dit risico bewust. De kliniek (Rb: bedoeld zal zijn
de reclassering) komt uit op een hoger recidiverisico waarbij zij vooral ook het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in een andere dan in een relationele sfeer hoger inschatten.
Het is van belang dat betrokkene zijn medicatie blijft gebruiken en dat betrokkene de ervaring heeft van een steunend, structurerend systeem om zich heen, zonder dat hij wordt aangetast in zijn autonomie. Behandeling zou kunnen plaatsvinden i.h.k.v. een vrijwillig ambulant contact, gericht op de nog altijd aanwezige kwetsbaarheden in de persoonlijkheid van betrokkene en het samen met hem monitoren van de draagkracht en –last. De mogelijkheid van time-outopnames is zinvol gebleken. Echter voor een dergelijke constructie is de motivatie en inzet van betrokkene op langere termijn hoe dan ook nodig, dit opleggen heeft weinig zin. M.b.t het risicomanagement lijkt het vooral van belang dat betrokkene zich in de nabije toekomst niet in een intieme relatie zal begeven, iets wat hij vooralsnog ook niet van plan is. (…) Het advies is om de maatregel Tbs onvoorwaardelijke te beëindigen.”
In voornoemd pro justitia rapport van 9 mei 2014 van psycholoog P.E. Geurkink is onder meer het navolgende gesteld:

Forensisch psychologische beschouwing
Wanneer we kijken naar de start van de tbs-maatregel en het verloop ervan, inherent aan zijn pathologie, dan is de huidige situatie van betrokkene niet te vergelijken met zijn situatie voorafgaand aan en ten tijde van het indexdelict. Zowel zijn situatie niet als zijn psychische conditie (…). Het recidiverisico wordt als hooguit beperkt ingeschat, ook als betrokkene nu meer middelen zou gebruiken. (…) Hiermee zijn er naar de mening van ondergetekende gedragskundig geen argumenten meer om de huidige maatregel van betrokkene te verlengen. Het zou wenselijk zijn gezien zijn beperkte netwerk dat betrokkene zich laat begeleiden door het FACT-team, ook na eventuele stopzetting van de maatregel. Ondergetekende wil benadrukken dat een terugval in middelen gebruik niet valt uit te sluiten, maar dat dit niet parallel loopt met de verhoging van een kans op een recidive.
(…)
Beantwoording van de vragen
Ondergetekende adviseert de maatregel van ter beschikking stelling onvoorwaardelijk te beëindigen.”
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met mij. Er zijn geen wijzigingen sinds de vorige verlenging. Ik heb inderdaad twee keer een time-out gehad. Eén keer op eigen verzoek wegens oplopende spanningen en één keer wegens cocaïnegebruik. Ik word op dit moment begeleid door het Fact-team. In de toekomst wil ik de begeleiding van het Fact-team voortzetten, ook als de TBS-maatregel beëindigd zou worden. Ik gebruik nog steeds medicatie. Ik gebruik dat niet alleen omdat het moet, maar ook omdat ik weet dat het goed voor mij is. Ik zie mezelf niet afglijden omdat ik de hulp van het Fact-team in zal schakelen als dat nodig is. Ik zal naar mijn werk blijven gaan. Ik heb veel contacten met familie en vrienden. Ik zie geen gevaar. Voorlopig wil ik geen relatie. Na 20 jaar binnen zitten ben ik gesteld geraakt op mijn vrijheid en rust. De behoefte om drugs te gebruiken blijft. Het is niet zo dat ik elke dag zucht heb om te gebruiken, maar wel af en toe. Ik heb dit ook besproken met het Fact-team.
De deskundige M.J. C. Bonthuis, optredend namens Reclassering Nederland, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Er zijn geen incidenten geweest het afgelopen jaar. In aanvulling op het uitgebrachte rapport wil ik nog opmerken dat[terbeschikkinggestelde] en het Fact-team een overeenkomst hebben opgesteld dat de begeleiding vrijwillig wordt voortgezet als de TBS-maatregel wordt beëindigd. In het vorige verleningsadvies had de reclassering voorgesteld om cannabis gebruik toe te staan om te kijken hoe dat zou gaan. Het risico zit meer in cocaïnegebruik. Meneer heeft de verslavingsmodule gevolgd na een terugval. De verwachting is dat hij op tijd aan de bel trekt als het niet goed met hem gaat.
De officier van justitieheeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel met één jaar. Volgens het rapport van reclassering blijft er altijd een risico of ter beschiking gestelde meewerkt aan het Fact-team als de TBS-maatregel beëindigd wordt. In het afgelopen jaar waar het er op aan kwam is hij teruggevallen in cocaïnegebruik en heeft hij twee time-outs gehad. Er blijven bepaalde risico’s die ingedamd kunnen worden bij verlenging van de TBS met één jaar. In dat jaar kan ter beschikking gestelde laten zien dat hij langere tijd in staat is te functioneren zonder terug te vallen in oude patronen.
De raadsman van de ter beschikking gestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Alle deskundigen zijn het er over eens dat verlenging van de TBS-maatregel geen toegevoegde waarde meer heeft. De omstandigheden die de officier van justitie noemt en de terugval in cocaïnegebruik hebben de deskundigen meegenomen in hun advies. Het recidiverisico zit niet direct in het harddrugs gebruik. Het indexdelict is heel situationeel bepaald. Cliënt is niet de man meer die hij toen was. Hij is veranderd. Hij heeft zelf om een time out gevraagd toen de spanningen opliepen. Cliënt heeft afspraken gemaakt met het Fact-team als de TBS-maatregel wordt beëindigd. De rechtbank dient ook te kijken naar de subsidiariteit en de proportionaliteit van de maatregel. Cliënt is lang genoeg van zijn vrijheid beroofd geweest. Ik verzoek de rechtbank de vordering van de officier van justitie af te wijzen en om vandaag uitspraak te doen.
De rechtbank verenigt zich met het advies van Reclassering Nederland, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige en met de adviezen van psychiater Den Boer en de externe deskundigen. De door de officier van justitie gesignaleerde punten van twijfel zijn door de deskundigen meegewogen in hun adviezen en risicotaxatie.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat, nu het recidiverisico blijkens voornoemde adviezen tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen voldoende is gewaarborgd en geen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank zal daarom de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afwijzen.

DE BESLISSING

De rechtbank:
wijst af de vordering van de officier van justitie d.d. 19 juni 2014 tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. De Dooij, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2014.