Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte],
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Ik heb [slachtoffer] een stuk of vijf keer met de vuist geslagen. Hij is meerdere keren gevallen. Ik sloeg hem op zijn kin. Hij viel vervolgens. Ik zei: ‘blijf nou liggen, dan ga ik weg’. Toen stond hij weer op en sloeg ik hem weer. Daarna stond hij weer op en sloeg ik hem weer. De laatste twee keer toen hij op probeerde te staan, heb ik hem geschopt. Eén keer achter op zijn hoofd en één keer op zijn kin. Toen ben ik in de auto gestapt en weggegaan.
Feit 1 primair: poging tot doodslag.
Feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling.De rechtbank acht een poging tot zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelwijze tot zwaar lichamelijk letsel aan de zijde van het slachtoffer zou kunnen leiden. De kans dat een snorfietser zwaar lichamelijk letsel bekomt als deze door een personenauto wordt afgesneden, geraakt wordt en daardoor ten val komt op de wijze als hiervoor door de rechtbank is vastgesteld, moet immers naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk worden beschouwd. In dit geval geldt dat temeer nu [slachtoffer] geen helm droeg en hij dus bij een val gemakkelijk ernstig hoofdletsel had kunnen oplopen. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het afsnijden van [slachtoffer] de wetenschap bestond van deze aanmerkelijke kans.
Feit 2 primair: poging tot zware mishandeling.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van feit 3.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van de feiten.
Gelet op het voorgaande kan niet gezegd worden dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een (vermeende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van hem door [slachtoffer].
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
€ 100,- te boven gaat, nu de rechtbank ook ten aanzien van dit deel van de vordering van oordeel is dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.