ECLI:NL:RBOBR:2014:5191

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
01/845901-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing van twee jonge jongens in Veldhoven met geweld en bedreiging

Op 2 september 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing van twee veertienjarige jongens in Veldhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, gedurende een periode van een maand de jongens heeft bedreigd en gedwongen tot het afgeven van geld. De bedreigingen omvatten het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en het dreigen met geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft hem een taakstraf van 150 uren opgelegd, subsidiair 75 dagen hechtenis. Daarnaast moet de verdachte aan een van de slachtoffers een schadevergoeding van EUR 575,- betalen voor immateriële schade. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte berouw heeft getoond en dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De vordering van de benadeelde partij is integraal toegewezen, en de rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak na een eerder onderzoek ter terechtzitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845901-13
Datum uitspraak: 02 september 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juli 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013
te Veldhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld en/of ketamine, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal (telkens) werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of
ketamine, in elke geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of
zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en)
uit het:
- op korte afstand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gaan staan, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend toevoegen van de woorden "dat zij hun
zakken leeg moesten maken" en/of "dat als zij het geld niet zouden geven die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in elkaar geslagen zouden worden en/of een kogel
door hun hoofd konden verwachten", en/of "dat die [slachtoffer 1] het nu echt
moest regelen, omdat hij anders grote problemen zou krijgen met een grote
jongen", en/of
- tonen van een foto van een handvuurwapen, althans op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, en/of
- meermalen, althans éénmaal slaan en/of stompen van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2];
(artikel 312 / 317 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013 te Veldhoven,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- op korte afstand van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gaan staan, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend toevoegen van de woorden "dat zij hun
zakken leeg moesten maken" en "dat als zij het geld niet zouden geven die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in elkaar geslagen zouden worden en een kogel
door hun hoofd konden verwachten", en
- tonen van een foto van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
- meermalen slaan en/of stompen van die [slachtoffer 2]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

  • een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis;
  • gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] integraal toewijsbaar, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander hoofdelijk op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende langere periode samen met anderen schuldig gemaakt aan het afpersen van geld van twee veertienjarige jongens. Afpersing is een ernstig strafbaar feit.
Gelet op de zeer jeugdige leeftijd van de slachtoffers is dat een laffe en gewetenloze daad.
Verdachte heeft de afpersingen gepleegd omdat hij snel geld wilde verdienen. Hij was zich ervan bewust dat hij met zijn aanwezigheid en met name door zijn postuur die jonge slachtoffers imponeerde en schrik aanjoeg op de momenten dat hij en/of zijn mededaders tegen hen zeiden dat zij geld moesten hebben en dat de slachtoffers anders klappen zouden krijgen.
De slachtoffers zijn ook nog bedreigd met het feit dat zij een kogel door het hoofd zouden krijgen. Daarnaast is één van hen mishandeld. Slachtoffers en zeker jeugdige slachtoffers ondervinden van zulke gewelddadige feiten vaak nog gedurende lange tijd nadelige gevolgen. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin en het gevoel ‘erbij te willen horen’.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten gelet op de persoon van verdachte kennelijk gezien moet worden als een eenmalige misstap. Verdachte is niet eerder met de politie in aanraking geweest.
Bovendien heeft verdachte er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en berouw heeft getoond.
Verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek toegegeven en heeft ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport van de reclassering dat op 24 januari 2014 naar aanleiding van de onderhavige feiten is uitgebracht. In dat rapport wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Nadere interventies door de reclassering worden niet noodzakelijk geacht.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een taakstraf voor de duur van 150 uren.
De rechtbank zal daarnaast geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zoals door de officier van justitie geëist, omdat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen passend is en de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Ook het reclasseringsrapport geeft geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen jegens benadeelde een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 312, 317.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
Taakstrafvoor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 575,- (zegge: vijfhonderdvijfenzeventig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Maatregel van schadevergoeding van EUR 575,00 subsidiair 11 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 575,- (zegge: vijfhonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of (een van) zijn mededader(s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem/hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 21 november 2013 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 2 september 2014.
Mr. E. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.