ECLI:NL:RBOBR:2014:5192

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
01/845889-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal, verboden wapenbezit, handel in hennep, diefstal in vereniging met braak, opzetheling en bedreiging met zware mishandeling

Op 2 september 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal, verboden wapenbezit, handel in hennep, diefstal in vereniging met braak, opzetheling en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van afpersing, diefstal en bedreiging. De feiten waren als volgt: de verdachte heeft op 1 november 2013 in Veldhoven geprobeerd een bromfiets te stelen, heeft een wapen voorhanden gehad, en heeft hennep verhandeld. Daarnaast heeft hij op verschillende momenten bedreigingen geuit naar slachtoffers toe, waarbij hij geweld heeft gebruikt of gedreigd heeft met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uur. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De eis van de officier van justitie was een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte een kans moet krijgen om zijn gedrag te verbeteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845889-13 en 01/820237-14 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 02 september 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1995],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 augustus 2014.
Op 19 augustus 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 juli 2014.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/845889-13 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 november 2013 te Veldhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bromfiets
(merk Peugeot, type Vivacity), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk doende is/zijn geweest
het (stuur)slot van die bromfiets te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013
te Veldhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld en/of ketamine, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal (telkens) werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
(telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of
ketamine, in elke geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of
zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en)
uit het:
- op korte afstand van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te gaan staan, en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend toevoegen van de woorden "dat zij hun
zakken leeg moesten maken" en/of "dat als zij het geld niet zouden geven die
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elkaar geslagen zouden worden en/of een kogel
door hun hoofd konden verwachten", en/of "dat die [slachtoffer 2] het nu echt
moest regelen, omdat hij anders grote problemen zou krijgen met een grote
jongen", en/of
- tonen van een foto van een handvuurwapen, althans op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, en/of
- meermalen, althans éénmaal slaan en/of stompen van die [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3];
(artikel 312 / 317 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 31 oktober
2013 te Veldhoven een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder
7°, van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie
aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging
of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een pistool welke door
zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
namelijk een pistool, merk Walther, voorhanden heeft gehad;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 01 november
2013 te Veldhoven meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep, zijnde
hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij of of omstreeks 01 november 2013 te Veldhoven aanwezig heeft gehad
ongeveer 19,2 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30
gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820237-14 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2014 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
bromfiets (merk Sym, kleur rood,wit,blauw), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak en / of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2014 te Son en Breugel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een fietsenstalling
gelegen aan de De Bontstraat, heeft weggenomen een bromfiets (merk Piaggio),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van
braak en / of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 februari 2014 te Eindhoven en/of Nuenen, in elk geval
in Nederland, een bromfiets (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die bromfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 januari 2014 te Hapert, gemeente Bladel,
[slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend een schaar aan die [slachtoffer 6] voorgehouden en/of getoond en/of
(daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "dat hij een schaar in haar
hoofd zou steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2014 te Duizel, gemeente Eersel en/of Hapert,
gemeente Bladel, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend in een (telefoon)gesprek over die [slachtoffer 7], gezegd
dat die [slachtoffer 7] dood moet en dat hij zijn neef wel eens gat bellen, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

(parketnummer 01/845889-13 feit 2)
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde omdat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. Het afpersen van het geld gebeurde door de medeverdachten. Verdachte deelde ook niet mee in het geld dat de medeverdachten van de slachtoffers kregen. Verdachte heeft geen geweld gebruikt en niet met geweld gedreigd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte er bij stond als de mededader(s) geld kre(e)g(en) van de slachtoffers en dat verdachte moet worden aangemerkt als mededader.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op grond van de overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat ter zake de afpersing van het geld geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking aldus dat verdachte kan worden aangemerkt als (mede)pleger bij de afpersing van geld.
Aangevers verklaren uitsluitend over afpersing door de medeverdachten en dat de medeverdachten met het plan kwamen om een “investering” te doen. Weliswaar komt uit de stukken naar voren dat verdachte er wel eens bij heeft gestaan toen de medeverdachten de slachtoffers om geld vroegen, maar van een actieve rol van verdachte is niet gebleken. Dat verdachte zelf geen afpersingshandelingen ten aanzien van geld heeft gepleegd, leidt de rechtbank bovendien af uit de verklaring van aangever [slachtoffer 3] inhoudende dat hij weet dat verdachte van de praktijken van medeverdachten afwist, maar dat verdachte nauwelijks een rol heeft gehad bij die afpersingspraktijken. Verdachte heeft ook geen geld van de afpersing ontvangen.
De rechtbank acht voorts op grond van het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangevers met geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van ketamine. Verdachte heeft dit steeds ontkend en daarnaast heeft aangever [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte tegen aangever [slachtoffer 2] had gezegd dat hij geld kon verdienen met de ketamine. Nadat aangever [slachtoffer 2] twee flesjes ketamine aan verdachte had gegeven ontvingen aangevers geld en een joint van verdachte. Van een concrete geweldshandeling of bedreiging met geweld van de zijde van verdachte is niet gebleken.
(parketnummer 01/820237-14 feit 2 primair)
De rechtbank is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettig bewijs niet kan worden bewezen dat verdachte de bromfiets waarop hij op 8 februari 2014 werd aangetroffen, op 5 februari 2014 gestolen heeft, zodat verdachte van het primaire feit moet worden vrijgesproken.
(parketnummer 01/820237-14 feit 4)
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de bedreiging van [slachtoffer 7].
Op 23 januari 2014 heeft [slachtoffer 7] aangifte gedaan van bedreiging op 15 januari 2014. Dat verdachte die bedreigingen heeft gedaan, las aangever op 16 januari 2014 toen hij het cliëntenrapportagesysteem raadpleegde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in boosheid iets heeft geroepen maar
dat hij niet rechtstreeks tegen [slachtoffer 7] bedreigingen heeft geuit.
Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast dat er geen sprake was van een directe bedreiging omdat deze niet rechtstreeks tot de bedreigde was gericht. De rechtbank acht niet bewezen dat het opzet van verdachte er op gericht was dat aangever daadwerkelijk op de hoogte raakte van de bedreiging. [slachtoffer 7] is pas een dag later op de hoogte geraakt van de bedreiging toen hij in het cliënt rapportagesysteem las dat verdachte op de woongroep op de gang had geroepen dat hij –aangever- dood moest. Kennelijk vond de groepsleiding in wier aanwezigheid de bedreigingen zijn geuit, de omstandigheid waaronder de bedreigingen zijn geschied niet van dien aard dat aangever aan wie de bedreigingen waren gericht van die bedreigingen onverwijld op de hoogte moest worden gesteld.
Van opzet op bedreiging is derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs.

Bewijs

Bronnen.
Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
De gebezigde bewijsmiddelen ontleent de rechtbank aan:
  • (01/845889-13) een dossier van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Veldhoven, met registratienummer PL2218-2013153676, afgesloten d.d. 18 november 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 270 (hierna te noemen: eindpv I).
  • (01/820237-14) een dossier van regiopolitie Oost-Brabant, basiseenheid Dommelstroom, Team veelvoorkomende criminaliteit, met dossiernummer: 2014012684, afgesloten d.d. 6 maart 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 131 (hierna te noemen: eindpv II).
  • de stukken van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 augustus 2014.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 , 3 en 4 primair met parketnummer 01/845889-13, alsmede de feiten 1, 3 en 4 met parketnummer 01/820237-14 wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de officier van justitie behoort verdachte te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 01/820237-14 feit 2 primair tenlastegelegde (diefstal van een bromfiets toebehorende aan [slachtoffer 5]) en het subsidiair tenlastegelegde feit (heling van die bromfiets).
Het standpunt van de verdediging.
01/845889-13
De verdediging refereert zich ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging acht voor afpersing door verdachte van geld en ketamine onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
01/820237-14
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de bromfiets van [slachtoffer 4] aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de verdediging dient verdachte te worden vrijgesproken van de onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal van de bromfiets van [slachtoffer 5]. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling van de bromfiets refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] (feit 3 en 4) heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte uit onmacht uitspraken heeft gedaan, dat geen sprake is van strafbare bedreigingen en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken van die ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank. [1] *
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/845889-13 feit 1, 3 en 4 primair, en onder parketnummer 01/820237-14 feit 1, 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, op grond van:
01/845889-13
(feit 1 poging diefstal bromfiets)
- de aangifte van [slachtoffer 1] [2]
- de verklaring van getuige [getuige 1] [3]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris [4]

(feit 3 voorhanden hebben van een wapen)

- relaas verbalisant [verbalisant 1], en de foto van verdachte van het wapen [5]
- de verklaring van [getuige 2] [6]
(feit 4 verkopen etc van hennep)
-de verklaring van [getuige 3] [7]
-de verklaring van [medeverdachte] [8]
-de verklaring van verdachte [9]
(feit 1 en 3 en 4)
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2014 [10]
01/820237-14
(feit 1 diefstal bromfiets)
-de aangifte van [slachtoffer 4] [11]
-de verklaring van [getuige 4] [12]
-de verklaring van[getuige 5] [13]
(feit 2 subsidiair heling bromfiets)
-de aangifte van [slachtoffer 5] [14]
- het relaas verbalisant(en) [15]
(feit 1 en 2 subsidiair)
-de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2014 [16] .
Feit 3 (bedreiging met zware mishandeling)
- de aangifte van [slachtoffer 6],
- de verklaring van verdachte bij de politie,
- de verklaring van verdachte ter zitting van 19 augustus 2014.
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 13 januari 2014 als begeleidster van verdachte in de dagbesteding binnen[instelling], gevestigd aan de [adres], gemeente Bladel, samen met verdachte aanwezig was op de groep. Toen zij verdachte er op aansprak dat hij later terug was gekomen dan afgesproken en daarbij aangaf dat hij de hele week niet van het terrein af mocht, werd verdachte heel erg boos,begon hij te schelden en zei hij tegen haar, terwijl hij een schaar in zijn handen had, dat hij zo boos was dat hij een schaar in haar hoofd zou steken. Aangeefster voelde zich op dat moment ernstig bedreigd door verdachte [17] . Verdachte heeft daarover bij de politie verklaard dat hij een schaar in zijn hand had en daarbij uit boosheid dingen gezegd heeft [18] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij gedreigd heeft en geroepen heeft dat hij haar met een schaar zou steken, maar dat hij op dat moment geen schaar vasthield [19] .
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en verband bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met zware mishandeling.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte uit onmacht onbeheerste uitspraken heeft gedaan en dat getwijfeld moet worden aan de redelijke vrees dat verdachte iemand zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees zou kunnen ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank is van oordeel dat aangeefster zich in de gegeven omstandigheden in alle redelijkheid bedreigd heeft kunnen voelen door de hierna bewezen verklaarde gedragingen en bewoordingen van verdachte. Dat deze bewoordingen uit onmacht zouden zijn geuit staat in dat geval niet aan bewezenverklaring van de bedreiging in de weg.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(parketnummer 01/845889-13)
1.
op 1 november 2013 te Veldhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bromfiets
(merk Peugeot, type Vivacity), toebehorende aan [slachtoffer 1], met voormeld oogmerk doende is geweest het (stuur)slot van die bromfiets te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3.
in de periode van 01 september 2013 tot en met 31 oktober 2013 te Veldhoven een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 7°, van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een pistool welke door zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, namelijk een pistool, merk Walther, voorhanden heeft gehad
4.
in de periode van 1 september 2013 tot en met 1 november 2013 te Veldhoven meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
(parketnummer 01/820237-14
1.
op 25 januari 2014 te Nuenen, gemeente Nuenen c.a., tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
bromfiets (merk Sym, kleur rood,wit,blauw), toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak
2.
subsidiair:
op 8 februari 2014 te Nuenen een bromfiets (merk Piaggio) voorhanden heeft
gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
3.
op 13 januari 2014 te Hapert, gemeente Bladel, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar aan die [slachtoffer 6] voorgehouden en/of getoond en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "dat hij een schaar in haar hoofd zou steken" althans woorden van gelijke aard of strekking
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
- gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht oplegging van een taakstraf, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, een passender straf dan de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (poging tot) diefstal van bromfietsen dan wel de heling daarvan, het bezit van een imitatiewapen, handel in hennep en bedreiging van een begeleider.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen, daaronder begrepen de opzetheling, spreekt minachting voor andermans eigendom.
Daarnaast heeft verdachte een persoon die hem professioneel begeleidde bij het vinden van een dagbesteding, in de uitoefening van haar taak, bedreigd met zware mishandeling.
Verdachte heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden gehad . en heeft gehandeld in softdrugs. Softdrugs kunnen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan.
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte ook ter terechtzitting niet of slechts zeer ten dele blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Daarentegen maakt verdachte ter zitting een nonchalante en onverschillige indruk en geeft niet de indruk dat hij de ernst van de door hem gepleegde feiten inziet.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor diefstallen werd veroordeeld en dat verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving naast een taakstraf voor de duur van 200 uren, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
De rechtbank zal deze straf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank stelt vast dat weliswaar sprake is van een fors aantal feiten maar met name gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en omdat de rechtbank verdachte onder meer zal vrijspreken van afpersing en van een bedreiging met zware mishandeling, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie gevorderde straf, met daarnaast een aanzienlijke taakstraf. De rechtbank wil benadrukken dat met de oplegging van de straf, hoewel gelet op verdachtes strafblad een taakstraf niet voor de hand ligt, verdachte een kans wordt geboden die hij met beide handen zal moeten aangrijpen teneinde detentie te voorkomen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht ter zake de schade aan de bromfiets een voorschot van € 200,- passend; de gevorderde reiskosten zijn voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard en kan de benadeelde partij dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht de vordering voor wat betreft de schade aan de bromfiets onvoldoende onderbouwd en verzoekt aan de benadeelde een lager bedrag op te leggen dan gevorderd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten: materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 207,- (post 1 tot een bedrag van € 200,-, en post 2), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2013, zijnde de datum van indiening van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering (de schade van de bromfiets voor zover deze het bedrag van € 200,- te boven gaat) omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2013, zijnde de datum van indiening van de vordering ten parkette, tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering integraal moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander hoofdelijk op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu de verdediging vrijspraak bepleit.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een bedrag van € 112,68 toewijsbaar. De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot de benzinekosten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging acht de overige posten onvoldoende onderbouwd, er zijn geen kwitanties overgelegd. De loonderving acht de raadsman eveneens onvoldoende onderbouwd. De regenjas is niet opgegeven in de aangifte.
De verdediging verzoekt de vordering te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht ten aanzien van het bedrag van de huur van de aanhanger alsmede de benzinekosten, nu een onderbouwing met schriftelijke stukken ontbreekt, schattenderwijs een bedrag van € 75,- toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert om benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, aangezien de officier van justitie vrijspraak heeft bepleit voor het betreffende feit.
Het standpunt van de verdediging.
Primair bepleit de verdediging niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering. Subsidiair is naar het oordeel van de verdediging alleen het gevorderde bedrag van het eigen risico voor toewijzing vatbaar. De overige posten zijn onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering betrekking heeft, te weten het primaire feit (diefstal).
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 310, 311, 416
Wet wapens en munitie art. 2, 55
Opiumwet art. 11.

DE UITSPRAAK

T.a.v. 01/845889-13 feit 2, 01/820237-14 feit 2 primair, feit 4:
Vrijspraak
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845889-13 feit 1:
poging tot diefstal
T.a.v. 01/845889-13 feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. 01/845889-13 feit 4 primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B. van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/820237-14 feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
T.a.v. 01/820237-14 feit 2 subsidiair:
opzetheling
T.a.v. 01/820237-14 feit 3:
bedreiging met zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/845889-13 feit 1, feit 3, feit 4 primair, 01/820237-14 feit 1, feit 2
subsidiair, feit 3:
Gevangenisstrafvoor de duur van 8 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
T.a.v. 01/845889-13 feit 1, feit 3, feit 4 primair, 01/820237-14 feit 1, feit 2
subsidiair, feit 3:
Taakstrafvoor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis
T.a.v. 01/845889-13 feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 207,- (zegge: tweehonderdzeven euro), ter zake materiële schadevergoeding (post 1 en 2).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2013, zijnde de datum van indiening van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 207,00 subsidiair 4 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 207,- (zegge: tweehonderdzeven euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag betreft materiële schadevergoeding (post 1 tot een bedrag van EUR 200,-,en post 2).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2013, zijnde de datum van indiening van de vordering ten parkette, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/845889-13 feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. 01/820237-14 feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot het hierna te melden bedrag toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 75,- (zegge: vijfenzeventig euro), ter zake materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 75,00 subsidiair 1 dag hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 75,- (zegge: vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Het bedrag betreft materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/820237-14 feit 2 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 5].
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 15 november 2013 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 2 september 2014.
Mr. E. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte en de bijlagen p. 217-222 van eindpv I
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 223-224 van eindpv I
4.Proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris d.d. 4 november 2013
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 156-160 en de bijlage p. 162, van eindpv I
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], p. 66-70 van eindpv I
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3], p. 166-171 van eindpv I
8.Proces-verbaal van verhoor[medeverdachte], p.198-201 van eindpv I
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], p.138-142 van eindpv I
10.Proces-verbaal van de terechtzitting van 19 augustus 2014
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 21-22 van eindpv II
12.Proces-verbaal van verhoor getuige en de bijlagen, p 30-39 van eindpv II
13.Proces-verbaal van verhoor getuige en de bijlage, p. 24-26 van eindpv II
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 47-48 van eindpv II
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44-46 van eindpv II
16.Proces-verbaal van de terechtzitting van 19 augustus 2014
17.Proces-verbaal van aangifte p. 56-58 van eindpv II
18.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], p. 93-94 van eindpv II
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 19 augustus 2014