In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 september 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, die in het verleden betrokken was bij brandstichtingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 4 augustus 2014, afgewezen. De terbeschikkinggestelde was ter beschikking gesteld na een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 13 september 2011, en de termijn van terbeschikkingstelling was eerder verlengd op 25 september 2013.
Tijdens de openbare terechtzitting zijn de officier van justitie, deskundige Y. Kleijngeld van de Reclassering Nederland, en de terbeschikkinggestelde met haar raadsman, mr. J. Geuze, gehoord. De rechtbank heeft verschillende rapporten in overweging genomen, waaronder een adviesrapport van de Reclassering en een psychiatrisch rapport van psychiater J.R. Nijdam. Beide rapporten gaven aan dat de terbeschikkinggestelde positieve ontwikkelingen had doorgemaakt en dat het recidiverisico was afgenomen.
De reclassering adviseerde om de TBS-maatregel met voorwaarden niet te verlengen, omdat de terbeschikkinggestelde in staat was om zelfstandig te functioneren en voldoende steun en begeleiding had. De psychiater bevestigde dat de terbeschikkinggestelde geen psychiatrische stoornis meer vertoonde en dat haar verslavingsproblematiek in remissie was. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen niet langer eiste dat de TBS-maatregel werd verlengd, en dat een verdere verlenging contraproductief zou zijn voor de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank heeft zich verenigd met de adviezen van de deskundigen en heeft de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de terbeschikkinggestelde, die nu de mogelijkheid heeft om haar leven verder op te bouwen zonder de beperkingen van de TBS-maatregel.