Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[X],
[Y],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 september 2013 en de daarin genoemde stukken
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2013.
2.De feiten
([Z] resp. [Y], toev. rechtbank)verklaarden:
[Y], toev. rechtbank) aan vervreemder
([Z], toev. rechtbank) en onder opschortende voorwaarden van overleving aan de comparant sub 3 (
[Q], toev. rechtbank), die zulks – voor wat betreft comparant sub 3 onder opschortende voorwaarde van overleving van de comparant sub 1 – hebben aanvaard, het recht van gebruik en het recht van bewoning van het bij deze aan comparant sub 2 geleverde woonhuis met verdere aanhorigheden, ondergrond en tuin, aan [straat] 1, 5421 ZK [plaats] (…) met recht van toegang naar het woonhuis, op de voet van artikel 3:226 van het Burgerlijk Wetboek. (…)
3.Het geschil
- een verklaring voor recht dat het recht van erfdienstbaarheid van weg, zoals gevestigd bij akte van 18 oktober 2002 is komen te vervallen door vermenging;
- [Z] te verbieden om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis nog gebruik te (laten) maken van de inrit die voorheen was belast met het recht van erfdienstbaarheid, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per overtreding van dit verbod, met een maximum van € 10.000,-;
- veroordeling van [Z] om aan [X] en [Y] de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen;
- veroordeling van [Z] in de proceskosten alsmede de nakosten.
4.De beoordeling
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)