ECLI:NL:RBOBR:2014:5284

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
15 september 2014
Zaaknummer
01/835183-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk einde verpleging van overheidswege TBS-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 september 2014 uitspraak gedaan over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde (tbs-gestelde) die in oktober 2007 ter beschikking was gesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel, waarbij de terbeschikkinggestelde zich diende te houden aan bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de noodzaak van aanvullend onderzoek door de reclassering benadrukt, met name met betrekking tot de mogelijkheden voor resocialisatie en de voorwaarden waaronder de verpleging kan worden beëindigd. De reclassering heeft in haar rapportages aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor de terbeschikkinggestelde om te resocialiseren, mits hij zich houdt aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank heeft de adviezen van de reclassering en deskundigen in overweging genomen en geconcludeerd dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd, onder de voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde zich aan de regels houdt en openstaat voor begeleiding. De rechtbank heeft daarbij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen. De beslissing is genomen met inachtneming van de risico-inschatting van de terbeschikkinggestelde, waarbij het risico op terugval in crimineel gedrag als matig tot laag werd ingeschat. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde de kans gegeven om zich te rehabiliteren, met de nadruk op de noodzaak van naleving van de voorwaarden die zijn gesteld door de reclassering.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/835183-05
Uitspraakdatum: 16 september 2014

Beslissing voorwaardelijk einde verpleging van overheidswege

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1966],
verblijvende in [kliniek].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 oktober 2007 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 28 november 2013, met één jaar verlengd. Daarbij is de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor onbepaalde tijd aangehouden, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde kan worden beëindigd. Bij tussenbeslissing van 7 maart 2014 van deze rechtbank is het onderzoek heropend en de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat zij nader onderzoek noodzakelijk acht, in het bijzonder aangaande een opname in een beschermde woonvorm en de datum of termijn waarop dit kan plaatsvinden, de (on)mogelijkheden van een behandelaanbod door een forensische polikliniek en een plan met betrekking tot werken van de terbeschikkinggestelde (dagbestedingssetting). De rechtbank heeft daarom de reclassering gelast een aanvullend maatregelrapport op te maken.
Bij tussenbeslissing van 10 juni 2014 van deze rechtbank is het onderzoek wederom heropend en de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de verpleging van overheidswege van de ter beschikking gestelde kan worden beëindigd.
Deze zaak is laatstelijk behandeld ter openbare terechtzitting van 2 september 2014, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige mw. M. Dijkema, reclasseringswerker, en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe mr. A.L. Louwerse gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • een psychiatrisch rapport pro justitia van 8 augustus 2013, opgemaakt en ondertekend door psychiater drs. W.G.E. Kuyck;
  • een psychologisch rapport pro justitia van 15 augustus 2013, opgemaakt en ondertekend door forensisch psycholoog P.E. Geurkink;
  • een adviesrapport van [kliniek] van 3 september 2013, opgemaakt en ondertekend door mw. E.P.M.T. Brouns, psychiater en directeur patiëntenzorg;
  • een maatregelrapport van de Reclassering Nederland (Tactus verslavingszorg Zwolle) van 18 februari 2014, opgemaakt en ondertekend door mw. S. Roelofs en mw. A. de Graaf;
  • een aanvullend maatregelrapport van de Reclassering Nederland (Tactus verslavingszorg Zwolle) van 20 mei 2014, opgemaakt en ondertekend door mw. S. Roelofs en mw. A. de Graaf;
  • een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland (Tactus verslavingszorg Zwolle) van 19 augustus 2014, opgemaakt en ondertekend door mw. S. Roelofs en mw. A. de Graaf;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

In genoemd reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland (Tactus verslavingszorg Zwolle) van 19 augustus 2014 staat het volgende.
Naar aanleiding van de rechtszitting die op 27 mei 2014 plaatsvond, kreeg de reclassering op 13 juni 2014 opnieuw een opdracht om de mogelijkheden te onderzoeken ten aanzien van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Op 31 juli 2014 had de reclassering telefonisch contact met mevrouw Stevens,
behandelcoördinator bij [kliniek]. Duidelijk werd dat [kliniek] het in principe wenselijk vindt dat betrokkene op reguliere wijze gaat resocialiseren. Vanwege
een gebrekkige samenwerking met betrokkene, konden echter tot op heden geen stappen richting resocialisatie gezet worden. Hierdoor is min of meer een impasse ontstaan. Gezien het verloop van het afgelopen jaar zag [kliniek] aanleiding om een nieuwe risicotaxatie te maken op de situatie van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging waarbij de reeds opgestelde voorwaarden van de reclassering zouden gelden. Het volgende wordt beschreven in de risicotaxatie (d.d. 22 juli 2014): "Bij beëindiging van de tbs met dwangverpleging wordt het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag met behulp van de HCR-20 als matig ingeschat. Er is bij betrokkene sprake van beperkt inzicht in zichzelf en zijn problemen. Hij is echter wel van mening dat hij begeleiding nodig zal hebben en houden. Het huidige tbs-traject vindt hij veel te lang duren en hij heeft last van veel onvrede en negativiteit. De verwachting is dat betrokkene zich bij einde tbs enige tijd staande zal weten te houden. Hij heeft positieve levensdoelen waar hij naartoe zou willen werken, zoals samenwonen met zijn vriendin, werken en nooit meer met justitie in aanraking komen. Daarnaast heeft hij in het verleden lange tijd stabiel gefunctioneerd. Er zullen zich echter tegenslagen voordoen, bijvoorbeeld bij het vinden van een baan, binnen zijn financiële situatie, binnen zijn relatie. Deze faalervaringen en teleurstellingen zorgen ervoor dat spanningen toenemen. Betrokkene kan wellicht niet op adequate wijze om hulp vragen en zou kunnen vervallen in alcoholgebruik om de opgelopen spanningen te dempen. Als zijn hulpvragen niet beantwoord worden, zoals in het verleden, is een gewelddadige uitbarsting op den duur niet uit te sluiten. Welke vorm dit precies zal aannemen, is moeilijk in te schatten. Wel wordt ingeschat dat betrokkene niet direct fysiek geweld naar personen zal gebruiken. Er kunnen wel veel (random) slachtoffer vallen, afhankelijk van de situatie, omdat als betrokkene ver genoeg is afgegleden om over te gaan tot een wanhoopsdaad, dit op impulsieve wijze zal gebeuren en hij dan weinig doordacht zal
handelen. In geval van voorwaardelijke beëindiging met verblijf binnen een begeleide
woonvorm wordt het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag met behulp van
de HCR-20 als matig ingeschat. De klinische inschatting is echter dat het risico laag is,
omdat de belangrijkste destabiliserende factoren voldoende onder controle worden gehouden. Betrokkene houdt zich binnen een instelling aan de regels en afspraken,
ondanks dat hij het hier niet altijd mee eens is. Betrokkene heeft tijdens de eerdere
resocialisatie laten zien tijdens onbegeleid vrijheden goed te functioneren en zich aan de
afspraken te kunnen houden. De factoren die hem stress opleveren, namelijk gebrek aan
autonomie, faalervaringen, het relatie met zijn vriendin, opgelopen frustraties en alcohol,
kunnen binnen een begeleide woonvorm voldoende worden gemonitord en opgevangen.
Hulpverleners staan nog dusdanig dichtbij om hem te helpen bij het formuleren of
herkennen van hulpvragen. Ook is betrokkene zich ervan bewust dat hij deze begeleiding
nodig heeft, voor zichzelf en zijn relatie. Om deze reden worden impulsieve gedragingen
met geweld niet verwacht".
Alles in beschouwing nemende ziet [kliniek] een voorwaardelijke beëindiging
van de dwangverpleging als een verantwoord alternatief voor het gewenste reguliere
resocialisatietraject.
Op 6 augustus 2014 vernamen wij via mevrouw Van de Krabben dat betrokkene is
aangemeld bij de sociowoningen ([gebouw]). Dit zijn forensische RIBW-plaatsen
die onderdeel zijn van [kliniek]. Er is tussen 07.00 uur en 23.00 uur
begeleiding aanwezig. Buiten deze tijden om wordt de beveiliging verzocht door [kliniek]
. Via de heer Maters, uitstroomcoördinator bij [kliniek], vernamen wij dat betrokkene per 17 september 2014 kan worden geplaatst. Ook op het gebied van dagbesteding bieden zij mogelijkheden, zo vernamen wij via de heer Vonk, zorg manager van de sociowoningen. Verder hebben wij betrokkene aangemeld bij de forensische polikliniek[instelling]. Via mevrouw Smits, manager patiëntenzaken bij [instelling], vernamen wij dat zij op basis van een eerste screening mogelijkheden zien om betrokkene een behandelaanbod te doen. Hoe dit er concreet uit komt te zien, zal op basis van het intakegesprek nader bepaald moeten worden. Op maandag 29 september 2014 om 12.00 uur staat het intakegesprek gepland bij mevrouw J. van Dijk (locatie: [adres]).
Conclusie: Betrokkene is een 47-jarige man die in oktober 2007 tbs met dwangverpleging opgelegd heeft gekregen in verband met gijzeling, oplichting, flessentrekkerij en diefstal.
Samengevat kunnen het alcoholgebruik, een verhoogd niveau van psychosociale stress
en een inadequate probleem hantering worden gezien als voornaamste delictgerelateerde
factoren. Nadat de dwangverpleging in mei 2011 voorwaardelijk werd beëindigd, vluchtte
betrokkene samen met zijn partner (tevens tbs-gestelde) vrij snel naar het buitenland. In
december 2011 werd besloten tot een hervatting van de dwangverpleging.
Gezien de omstandigheden van het afgelopen jaar en het feit dat de samenwerking tussen [kliniek] en betrokkene naar verwachting niet zal verbeteren, heeft [kliniek] recentelijk een risicotaxatie gemaakt voor de situatie van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging met daarbij de reeds opgestelde voorwaarden van de reclassering. In een dergelijke situatie wordt het risico op gewelddadig gedrag op basis van het instrument als matig en op basis van het klinische oordeel als laag ingeschat. Derhalve concludeert [kliniek] dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een verantwoord alternatief is voor het in wezen gewenste reguliere resocialisatietraject.
Wij adviseren de rechtbank om de tbs met dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.
Hierbij worden in het rapport algemene en bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De deskundige mw. Dijkema heeft ter terechtzitting van 2 september 2014 gepersisteerd bij de inhoud van voormeld rapport van 19 augustus 2014. Zij heeft onder meer benadrukt dat de terbeschikkinggestelde per 17 september 2014 geplaatst kan worden bij de sociowoningen van [kliniek]. Eerder heeft de reclassering negatief geadviseerd maar de risicotaxatie van juli 2014 heeft een ander beeld van de ter beschikking gestelde gegeven. Van belang is dat de ter beschikking gestelde behandeld kan worden bij[instelling] en dat hij kan gaan wonen in de sociowoningen van [kliniek]. De in het rapport van 19 augustus 2014 onder 2 vermelde algemene voorwaarde “dat hij zich niet in situaties zal begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen” heeft weinig toegevoegde waarde. Dit gelet op de andere voorwaarden.
De officier van justitie heeft betoogd dat voorwaardelijke beëindiging thans niet aan de orde is. Volgens [kliniek] wordt het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag met behulp van de HCR-20 als matig tot laag ingeschat. Dit baart de officier van justitie in het licht van het indexdelict zorgen. Naar diens mening heeft de terbeschikkinggestelde nauwelijks kunnen bewijzen dat hij de resocialisatie daadwerkelijk aan kan. Zijn vermogen tot samenwerking is evenmin voldoende gebleken. De officier van justitie ziet de ter beschikking gestelde derhalve onvoldoende vorderingen maken om tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging over te gaan.
De terbeschikkinggestelde is van mening dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd dient te worden. Hij zegt mee te willen werken aan een behandeling bij [instelling]. Hij wil graag in een sociowoning van [kliniek] gaan wonen. Daar zijn voldoende mogelijkheden van zinvolle dagbesteding.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd dient te worden. Plaatsing van de terbeschikkinggestelde in een sociowoning van [kliniek] is nu mogelijk.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 28 november 2013 met één jaar verlengd. Inmiddels is er weer een nieuw verlengingsadvies uitgebracht. De raadsvrouwe heeft dat advies onlangs ontvangen. Het advies is de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het rapport van de reclassering van 19 augustus 2014 en de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige Dijkema blijkt dat de kliniek en de reclassering op dit moment adviseren om tot voorwaardelijke beëindiging over te gaan. De door de reclassering opgestelde voorwaarden zoals beschreven in voornoemd rapport zijn volgens de rechtbank op dit moment uitvoerbaar en haalbaar. Er is inmiddels zicht op een plaatsing bij een beschermde/begeleide woonvorm, te weten in een sociowoning van [kliniek], en volgens de zorgmanager van de sociowoningen zijn er ook mogelijkheden op het gebied van dagbesteding. Tevens ziet de forensische polikliniek[instelling] mogelijkheden om betrokkene een behandelaanbod te doen en is betrokkene bereid mee te werken aan behandeling door[instelling].
Gelet op het vorenstaande en gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit
is de rechtbank bij de beraadslaging tot de conclusie gekomen dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk voor de duur van het gegeven bevel tot terbeschikkingstelling kan worden beëindigd.
Nu de deskundige mw. Dijkema ter terechtzitting van 2 september 2014 heeft aangegeven dat de in het rapport van 19 augustus 2014 onder 2 vermelde algemene voorwaarde “dat hij zich niet in situaties zal begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen” gelet op de andere voorwaarden weinig toegevoegde waarde heeft, zal de rechtbank deze voorwaarde niet opnemen.
De terbeschikkinggestelde heeft zich bereid verklaard tot naleving van na te melden voorwaarden.
Gezien de artikelen: 38, 38a, 38d, 38g en 38h van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSING.

De rechtbank:
Beëindigt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk voor de duur van het gegeven bevel tot terbeschikkingstelling.
Stelt daarbij als algemene voorwaarden:
1.
Betrokkene houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door
of namens de reclassering.
2.
Betrokkene zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten.
3.
Betrokkene zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven.
4.
Betrokkene stelt zich voor de reclassering open en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen
uit zijn sociale netwerk, die in deze voorwaarden met name worden genoemd. Tevens
geeft hij aan deze personen/instellingen toestemming informatie uit te wisselen met de
reclassering.
Stelt daarbij tevens als bijzondere voorwaarden:
1.
Betrokkene verblijft bij de sociowoningen, onderdeel van [kliniek]. Hij
conformeert zich aan de afspraken die worden gemaakt met de woonvorm. Betrokkene
zal niet zonder toestemming van de reclassering van woon adres veranderen.
2.
Betrokkene heeft dagbesteding/ werk en houdt zich aan de afspraken die hieromtrent
gemaakt worden. Bij het verliezen van dagbesteding/ werk zal hij zich inspannen om een
andere dagbesteding/ werk te vinden. Betrokkene zal niet veranderen van dagbesteding/
werk zonder toestemming van de reclassering.
3.
Betrokkene verschaft inzicht in zijn financiële situatie en zal controle hierop door de
reclassering accepteren.
4.
Betrokkene zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik. Hij werkt mee aan
alcohol- en drugscontroles.
5.
Betrokkene werkt mee aan systeem therapie en geeft openheid omtrent zijn
partnerrelatie.
6.
Betrokkene geeft openheid omtrent zijn sociale netwerk.
7.
Betrokkene conformeert zich aan de behandeling zoals deze wordt voorgesteld en
uitgevoerd door de forensische polikliniek [instelling], of soortgelijke instelling.
8.
Betrokkene stelt zich open en begeleidbaar op.
9.
Indien noodzakelijk, wordt betrokkene voor een time-out teruggeplaatst naar [kliniek]
. Deze time-out duurt in ieder geval zolang als nodig is om betrokkene op
verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de omstandigheden voorafgaand
aan de time-out, maar maximaal zeven weken. Deze periode kan eenmaal met zeven
weken worden verlengd. Tijdens de periode van opname zullen partijen in overleg
beslissen of en op welke wijze voortzetting van het traject al of niet mogelijk en haalbaar
is.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2014.