In genoemd reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland (Tactus verslavingszorg Zwolle) van 19 augustus 2014 staat het volgende.
Naar aanleiding van de rechtszitting die op 27 mei 2014 plaatsvond, kreeg de reclassering op 13 juni 2014 opnieuw een opdracht om de mogelijkheden te onderzoeken ten aanzien van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Op 31 juli 2014 had de reclassering telefonisch contact met mevrouw Stevens,
behandelcoördinator bij [kliniek]. Duidelijk werd dat [kliniek] het in principe wenselijk vindt dat betrokkene op reguliere wijze gaat resocialiseren. Vanwege
een gebrekkige samenwerking met betrokkene, konden echter tot op heden geen stappen richting resocialisatie gezet worden. Hierdoor is min of meer een impasse ontstaan. Gezien het verloop van het afgelopen jaar zag [kliniek] aanleiding om een nieuwe risicotaxatie te maken op de situatie van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging waarbij de reeds opgestelde voorwaarden van de reclassering zouden gelden. Het volgende wordt beschreven in de risicotaxatie (d.d. 22 juli 2014): "Bij beëindiging van de tbs met dwangverpleging wordt het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag met behulp van de HCR-20 als matig ingeschat. Er is bij betrokkene sprake van beperkt inzicht in zichzelf en zijn problemen. Hij is echter wel van mening dat hij begeleiding nodig zal hebben en houden. Het huidige tbs-traject vindt hij veel te lang duren en hij heeft last van veel onvrede en negativiteit. De verwachting is dat betrokkene zich bij einde tbs enige tijd staande zal weten te houden. Hij heeft positieve levensdoelen waar hij naartoe zou willen werken, zoals samenwonen met zijn vriendin, werken en nooit meer met justitie in aanraking komen. Daarnaast heeft hij in het verleden lange tijd stabiel gefunctioneerd. Er zullen zich echter tegenslagen voordoen, bijvoorbeeld bij het vinden van een baan, binnen zijn financiële situatie, binnen zijn relatie. Deze faalervaringen en teleurstellingen zorgen ervoor dat spanningen toenemen. Betrokkene kan wellicht niet op adequate wijze om hulp vragen en zou kunnen vervallen in alcoholgebruik om de opgelopen spanningen te dempen. Als zijn hulpvragen niet beantwoord worden, zoals in het verleden, is een gewelddadige uitbarsting op den duur niet uit te sluiten. Welke vorm dit precies zal aannemen, is moeilijk in te schatten. Wel wordt ingeschat dat betrokkene niet direct fysiek geweld naar personen zal gebruiken. Er kunnen wel veel (random) slachtoffer vallen, afhankelijk van de situatie, omdat als betrokkene ver genoeg is afgegleden om over te gaan tot een wanhoopsdaad, dit op impulsieve wijze zal gebeuren en hij dan weinig doordacht zal
handelen. In geval van voorwaardelijke beëindiging met verblijf binnen een begeleide
woonvorm wordt het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag met behulp van
de HCR-20 als matig ingeschat. De klinische inschatting is echter dat het risico laag is,
omdat de belangrijkste destabiliserende factoren voldoende onder controle worden gehouden. Betrokkene houdt zich binnen een instelling aan de regels en afspraken,
ondanks dat hij het hier niet altijd mee eens is. Betrokkene heeft tijdens de eerdere
resocialisatie laten zien tijdens onbegeleid vrijheden goed te functioneren en zich aan de
afspraken te kunnen houden. De factoren die hem stress opleveren, namelijk gebrek aan
autonomie, faalervaringen, het relatie met zijn vriendin, opgelopen frustraties en alcohol,
kunnen binnen een begeleide woonvorm voldoende worden gemonitord en opgevangen.
Hulpverleners staan nog dusdanig dichtbij om hem te helpen bij het formuleren of
herkennen van hulpvragen. Ook is betrokkene zich ervan bewust dat hij deze begeleiding
nodig heeft, voor zichzelf en zijn relatie. Om deze reden worden impulsieve gedragingen
met geweld niet verwacht".
Alles in beschouwing nemende ziet [kliniek] een voorwaardelijke beëindiging
van de dwangverpleging als een verantwoord alternatief voor het gewenste reguliere
resocialisatietraject.
Op 6 augustus 2014 vernamen wij via mevrouw Van de Krabben dat betrokkene is
aangemeld bij de sociowoningen ([gebouw]). Dit zijn forensische RIBW-plaatsen
die onderdeel zijn van [kliniek]. Er is tussen 07.00 uur en 23.00 uur
begeleiding aanwezig. Buiten deze tijden om wordt de beveiliging verzocht door [kliniek]
. Via de heer Maters, uitstroomcoördinator bij [kliniek], vernamen wij dat betrokkene per 17 september 2014 kan worden geplaatst. Ook op het gebied van dagbesteding bieden zij mogelijkheden, zo vernamen wij via de heer Vonk, zorg manager van de sociowoningen. Verder hebben wij betrokkene aangemeld bij de forensische polikliniek[instelling]. Via mevrouw Smits, manager patiëntenzaken bij [instelling], vernamen wij dat zij op basis van een eerste screening mogelijkheden zien om betrokkene een behandelaanbod te doen. Hoe dit er concreet uit komt te zien, zal op basis van het intakegesprek nader bepaald moeten worden. Op maandag 29 september 2014 om 12.00 uur staat het intakegesprek gepland bij mevrouw J. van Dijk (locatie: [adres]).
Conclusie: Betrokkene is een 47-jarige man die in oktober 2007 tbs met dwangverpleging opgelegd heeft gekregen in verband met gijzeling, oplichting, flessentrekkerij en diefstal.
Samengevat kunnen het alcoholgebruik, een verhoogd niveau van psychosociale stress
en een inadequate probleem hantering worden gezien als voornaamste delictgerelateerde
factoren. Nadat de dwangverpleging in mei 2011 voorwaardelijk werd beëindigd, vluchtte
betrokkene samen met zijn partner (tevens tbs-gestelde) vrij snel naar het buitenland. In
december 2011 werd besloten tot een hervatting van de dwangverpleging.
Gezien de omstandigheden van het afgelopen jaar en het feit dat de samenwerking tussen [kliniek] en betrokkene naar verwachting niet zal verbeteren, heeft [kliniek] recentelijk een risicotaxatie gemaakt voor de situatie van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging met daarbij de reeds opgestelde voorwaarden van de reclassering. In een dergelijke situatie wordt het risico op gewelddadig gedrag op basis van het instrument als matig en op basis van het klinische oordeel als laag ingeschat. Derhalve concludeert [kliniek] dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een verantwoord alternatief is voor het in wezen gewenste reguliere resocialisatietraject.
Wij adviseren de rechtbank om de tbs met dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.
Hierbij worden in het rapport algemene en bijzondere voorwaarden geadviseerd.